Interview: Tim Trachet
Wat is het nut van dit boek?
Het boek is een kritische uiteenzetting over de methodes van de psychoanalyse (haar manier van observeren en redeneren), haar theorieën en haar therapeutische techniek. Er bestaat een grote verscheidenheid “psychoanalyses”: die van Freud, Adler, Jung, Reich, Melanie Klein, Jacques Lacan, Karen Horney enzovoort. De kern werd door Sigmund Freud omschreven: er zou een soort Ander in ons huizen, het Onbewuste; door het Onbewuste te ontbloten, kan je psychische stoornissen behandelen; en die behandeling stuit op “weerstand”. Om het onbewuste te ontcijferen, heb je de hulp van een psychoanalyticus nodig, en dus veel tijd en geld. En om psychoanalyticus te worden, moet je zelf een leeranalyse ondergaan, onder leiding van een erkende psychoanalyticus. In het boek onderzoek ik vooral de freudiaanse versie van de psychoanalyse, nog steeds de meest verspreid.
De geschiedenis van de psychoanalyse toont het gemak waarmee intellectuelen in de armen lopen van pseudowetenschap. Met dit boek wil ik mensen helpen die twijfels hebben over de waarheid van de psychoanalyse. In sommige kringen, vooral in Frankrijk en Franstalig België, durven mensen die twijfels niet uiten, uit angst om te worden weggezet als dom of slachtoffer van “weerstand” te lijken. Het boek kan ook helpen om andere therapievormen te proberen als je lange tijd in de psychoanalyse zit zonder beterschap. Het is belangrijk te weten dat de titel van “psychoanalyticus” nergens ter wereld wettelijk beschermd is. Iedereen kan zichzelf zomaar psychoanalyticus noemen. De meeste psychoanalytici hebben psychologie of psychiatrie gestudeerd, maar niet altijd. En dat wil niet zeggen dat ze zich bezorgd maken over de regels van de wetenschap.
Hebben de meeste mensen een verkeerd idee van de betekenis van Freud vandaag?
Inderdaad. En dat is zo zelfs bij vele psychiaters en psychologen. In 1908 zei Alfred Hoche, professor psychiatrie aan de Universiteit van Freiburg: “De freudiaanse theorie bevat enkele nieuwe en goede elementen. Jammer genoeg is al het goede niet nieuw, en het nieuwe niet goed.” De eerste auteur die op gedetailleerde wijze heeft aangetoond hoe terecht Hoche’s formulering was is Henri Ellenberger, in zijn monumentale oeuvre The Discovery of the Unconscious (1970, 932 p.)
Bijvoorbeeld Wilhelm Griesinger, de Duitse psychiater die het meest representatief was voor het midden van de 20ste eeuw, schreef dat “Het verbergen van de vervulling van verlangens een gemeenschappelijk kenmerk is in de representaties van droom en psychose”. Freud neemt het idee over, maar beweert dat elke droom altijd de hallucinerende bevrediging is van een onderdrukt verlangen. Om nachtmerries te verklaren, moet hij daarom zijn toevlucht nemen tot ingewikkelde verklaringen. In feite dromen we van onze verlangens, maar ook van onze angsten, onze afkeren en onze zorgen. Dromen dienen regelmatig om zich voorbereiden op mogelijke gebeurtenissen. Dé fout van Freud is, net zoals dat vaker het geval is, buitensporige veralgemening.
Veel mensen hebben een verkeerd beeld van wat Freud beweerde. Een typisch voorbeeld is het oedipuscomplex. De populaire versie is: de kleine jongen houdt vooral van zijn moeder en staat vijandig tegenover zijn vader. Freuds originele woorden zijn veel grover: de 4- of 5-jarige jongen wil seks hebben met zijn moeder (körperlich bezitzen) en zijn vader onbewust vermoorden (töten). Weinig mensen weten dat Freud het idee voor deze theorie kreeg uit een brief van zijn vriend Wilhelm Fliess. Die schreef dat zijn jonge zoon een erectie had in het bijzijn van zijn naakte moeder. Toen herinnerde Freud zich dat hij dezelfde ervaring moet hebben meegemaakt, wanner hij ongeveer tweeënhalf jaar was. Hij verbond die herinnering aan het beroemde toneelstuk van Sophocles “Koning Oedipus” en veralgemeende het onmiddellijk tot de hele mensheid! De briefwisseling van Freud toont aan dat deze theorie absoluut niet van klinische waarnemingen kwam.
De integrale publicatie van Freuds brieven aan zijn vriend Wilhelm Fliess was een ramp voor zijn reputatie als integere wetenschapper. Daar lezen we bij voorbeeld dat in 1896, tijdens een voordracht aan de Weense vereniging voor psychiatrie en neurologie, Freud verklaarde dat hij achttien hysterici had genezen dankzij de ontdekking van seksuele ervaringen die ze “in de vroege kinderjaren” ondergingen en hadden helemaal “verdrongen”. Aan het einde van het gesprek zei professor in de psychiatrie Richard von Krafft-Ebing: “Het lijkt op een wetenschappelijk sprookje”. Als we de brieven aan Fliess goed lezen, ontdekken we dat Krafft-Ebing gelijk had. Freud schrijft aan Fliess in de brief dat op zijn voordracht volgt: “Mijn praktijk is leeg, ik heb al weken geen nieuw gezicht gezien, ik ben niet in staat geweest om een nieuwe behandeling te starten en geen van de oude behandelingen is afgrond”. De genezing van de achttien hysterici was duidelijk bluf! Er is een hele reeks leugens van Freud en zijn discipelen die nu goed ontmaskerd zijn.
U bent zelf psychoanalyticus geweest. Is dit een afrekening met uw eigen verleden?
Van 1966 tot 1979 maakte ik deel uit van de Belgische School voor Psychoanalyse, gebaseerd op het model van Lacan. Ik deed een didactische analyse, oefende psychoanalyse en verdedigde in 1972 mijn doctoraatsproefschrift over agressie in de psychoanalyse. Ik ging van onvoorwaardelijke steun toen ik student was (1962) tot een vrij radicale in vraagstelling rond 1979, waarbij ik met veel vragen en twijfels kampte.
Ik vind dat een universiteitshoogleraar de plicht heeft zich onvermoeibaar te informeren en de resultaten van zijn onderzoek periodiek te publiceren. Hij is daarvoor door de Gemeenschap betaald. Aan de andere kant, vanaf het moment dat ik ervan overtuigd ben dat mensen worden misleid, hun tijd verspillen en een risico lopen, voel ik de plicht om te laten weten wat ik heb kunnen leren. Ik wens diegenen helpen die twijfelen, zodat ze het Kantiaanse motto van de Verlichting toepassen: sapere aude, durf zelf te denken, heb de moed om je eigen verstand te gebruiken.
Velen zien in Freud het begin van de moderne psychologie. Klopt dat?
De moderne psychologie, dat bezorgd is met strenge onderzoek, begint in Duitsland in de 19de eeuw. Freud van zijn kant maakt deel uit van de stroming van de psychotherapie die sinds de oudheid wordt beoefend, in het bijzonder door de stoïcijnen, maar die zich vooral vanaf de 18de eeuw ontwikkelde met magnetiseurs, hypnotiseurs en artsen zoals Pierre Janet in Frankrijk, Auguste Forel en Paul Dubois in Zwitserland. Zijn manier van denken is vergelijkbaar met de traditie van de “ontmaskering” psychologie die begint met La Rochefoucauld, Schopenhauer, Nietzsche en andere auteurs, voor wie we voortdurend onze naasten bedriegen en we onszelf bedriegen.
Is het zo dat Freud zichzelf als een serieuze wetenschapper beschouwde? (of zelfs een zeer grote…). Of eerder als een profeet?
Freud was een buitengewoon begaafd man: een uitstekende schrijver (hij kreeg de Goethe-prijs in 1930), een harde werker, een onvermoeibare lezer, een overtuigende organisator. Met die talenten kon hij zijn obsessieve verlangen om beroemd te worden realiseren.
Hij is geen genie van de wetenschap en dat wist hij. Hij schreef aan Fliess op 1 februari 1900: “Ik ben absoluut geen man van wetenschap, een waarnemer, een experimentator, een denker. Ik ben niets anders dan een veroveraar van temperament, een avonturier.”
Hij was helemaal geen methodische en gewetensvolle observator van gedrag. Hij hield zich voornamelijk bezig met theoretiseren en paste zijn paar stellingen toe zonder systematische te toesten. Terecht zei de beroemde seksuoloog Albert Moll in 1909 dat Freud zijn casusgeschiedenis op zijn theorie baseerde in plaats van zijn theorie op klinische observaties. Freud had de verdienste de ontwikkeling van psychologie en psychiatrie te stimuleren, maar van al zijn stellingen kan bijna niets de huidige criteria van wetenschappelijk onderzoek doorstaan.
Is de psychoanalyse na Freud geëvolueerd van kwaad naar erger? Of naar minder erg?
De psychoanalyse op het model van Freud houdt zich vooral bezig met het interpreteren van onbewuste betekenissen. Omdat het onbewuste niet direct wordt begrepen, zijn de verklaringen die ernaar verwijzen maar veronderstellingen. Door dat feit, bedachten Freuds collega’s en discipelen andere interpretaties dan de zijne en een heleboel scholen werden opgericht. Van meerdere Amerikaanse scholen mag men zeggen dat ze minder erg zijn: die analytici tonen meer gezond verstand dan de orthodoxe freudianen. Daarentegen zijn er scholen die nog veel meer waanzin vertellen, bij voorbeeld die van Melanie Klein. De school van Jacques Lacan lijk me echt op kwakzalverij. Zij is vooral gekend voor wat Freud “afgoderij van woorden” (Wortgötzendienst) noemde, iets wat hij verafschuwde. Filip Buekens heeft de moed gehad om grondig aan te tonen hoe zeer het gebabbel van Lacan onzin is (Jacques Lacan. Proevlucht in het luchtledige. Leuven : Acco). De verspreiding van het lacanisme in Frankrijk is een ramp.
Freud wordt vaak in één adem genoemd met Marx en Nietzsche, als de denkers die grote vraagtekens plaatsten bij de burgerlijke waarden van de westerse samenleving?
Marx, Nietzsche en Freud hebben een krachtige bijdrage geleverd aan de verspreiding van de verdenkingsmentaliteit. Wat Freud betreft, is de belangrijkste bewering dat de seksuele drift aan de oorsprong ligt van de hele psychopathologie, de versprekingen, de vriendschap, de liefde, de artistieke producties, etc. In 1908, in het artikel “Die ‘kulturelle’ Sexualmoral und die moderne Nervosität”, breidde hij de stelling uit van zijn vriend Christian von Ehrenfels, volgens welke de huidige seksuele moraal veel problemen, lijden en hypocrisie veroorzaakt. Hij pleitte voor meer seksuele vrijheid. Hij sprak zich echter nooit uit voor een grote seksuele vrijheid, in tegenstelling tot sommige discipelen zoals Wilhelm Reich. Toen hij jong was, wilde Freud indruk maken op de bourgeois. Naarmate hij ouder werd, werd hij in feite een conservatieve burger. Het lot van de arbeidersklasse was zijn minste zorg.
En wat te denken van de invloed van Freud op de kunst?
Freuds theorieën hebben een enorme invloed gehad op verschillende aspecten van de twintigste-eeuwse westerse cultuur. Al in de jaren 1920 inspireerde Freud de grondlegger van het surrealisme, André Breton, die hij in 1921 kort in Wenen ontving. In 1938 kwam Salvador Dali Freud bezoeken, waarna deze aan Stephan Zweig schreef: “Tot die tijd had ik de verleiding om de surrealisten, die mij blijkbaar als patroonheilige kozen, te houden voor totale gekken (zeg vijfennegentig procent, als met absolute alcohol). De jonge Spanjaard, met zijn openhartige fanatieke ogen en zijn onmiskenbare technische beheersing, deed me mijn mening heroverwegen”.
Een aanzienlijk aantal romans en biografieën zijn geïnspireerd door de theorieën van Freud. Psychoanalytici wekken de indruk alles en nog wat te kunnen verklaren, van de creativiteit van kunstenaars tot seriemoorden. Freud had het voorbeeld gegeven met zijn analysen van mensen, zoals Leonardo da Vinci, of van literaire figuren zoals Hamlet.
In de Verenigde Staten is het succes van de psychoanalyse grotendeels te danken aan de cinema. Alfred Hitchcock’s Spellbound-film, uitgebracht in 1945, is een beroemd voorbeeld. Het gaat over een wonderbaarlijke genezing dankzij het oproepen van een herinnering. Een ander treffend voorbeeld is The Secret Passion geregisseerd door John Huston en uitgebracht in 1962. Het presenteert op een gefictionaliseerde manier het leven van Freud tussen 1885 en 1905. Laten we ook wijzen op het succes van de prachtige film van David Cronenberg A Dangerous Method (2011) over de affaire van Jung met een patiënt, Sabina Spielrein, en Jungs tegenstrijdige relatie met Freud.
OVER FREUD - Feiten, illusies en mythes over de psychoanalyse
Bij het grote publiek is de Weense neuroloog Sigmund Freud (1856-1939) tot op heden bekend als een belangrijk wetenschapper, die baanbrekende ontdekkingen deed over de geest en over het menselijk gedrag. De psychoanalyse, de theorie waarvan hij de grondslag legde, beïnvloedde niet enkel de academische psychologie en psychiatrie, maar evenzeer de letterkunde, de filosofie, de filmkritiek en de algemene cultuur. Velen zijn vertrouwd met Freudiaanse begrippen zoals het onderbewuste, verdringing, droomanalyse, Oedipuscomplex, het Über-ich, penisnijd enzovoort. Een ontelbaar aantal mensen was de voorbije honderd jaar in analyse, voor de behandeling van een mentale problematiek of gedragsstoornis.
Ondanks de enorme populariteit van Freuds gedachtegoed, rezen van meet af aan kritische vragen over de wetenschappelijkheid van zijn opvattingen. Zo kon de psychoanalyse niet zinvol getest worden en leiden de vaak zeer langdurige analyses niet tot verbetering . Onderzoek toonde aan dat Freud vaak een loopje met de waarheid nam en zich dogmatisch opstelde over de grondbeginselen van de psychoanalyse, ook al bleken die niet te kloppen.
Jacques Van Rillaer is de ideale gids om ons wegwijs te maken in het Freudiaanse en psychoanalytische kluwen. Zelf ooit psychoanalyticus, maar nam er gaandeweg afstand van. Hij is emeritus hoogleraar psychologie (UC Louvain en Université Saint-Louis - Bruxelles).
Auteur: Jacques Van Rillaer
ISBN: 9789461171283
13 x 21
125p
€ 20