‘Therapy to go’: kwantiteit over kwaliteit

Afbeelding

Het is een gedurfde zet die de aandacht trekt: 100 technieken uit de psychotherapie in een boek oplijsten, en dat boek dan een titel geven waarmee je dergelijke technieken met een snelle koffie associeert. Komt auteur Sacha Bachim hiermee weg?

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Eerst wil ik aangeven waar ongeveer mijn lat ligt voor zelfhulpboeken als skepticus die werkt als klinisch psycholoog en psychotherapeut. Een logische verwachting is dat de interventie waarop het boek gebaseerd is voldoende wetenschappelijk gevalideerd is. Een extra vereiste kan zijn dat er vervolgens ook onderzocht werd dat de lezers van het boek wel degelijk een positief effect ondervinden, bijvoorbeeld in vergelijking met een controlesituatie. En ja, die zelfhulpboeken bestaan gelukkig! De lat hoog leggen heeft wel een belangrijk nadeel: te weinig degelijke academici zijn geïnteresseerd in popularisering en schrijven bijgevolg weinig of niets voor het brede publiek. Waardoor de markt van zelfhulpboeken niet bepaald gedomineerd wordt door de beste clinici en onderzoekers.

Je kan ook een meer pragmatische insteek volgen, die vertrekt vanuit het idee van ‘toegevoegde waarde’. Het aantal lezers geïnteresseerd in zelfhulpboeken zal waarschijnlijk ongeveer constant zijn, en die markt zal gevuld zijn met behoorlijk wat nutteloze en zelfs schadelijke boeken. Hieruit kan je een gemiddelde effectiviteit van die markt vermoeden. Een andere, wat ‘lagere’ lat zou dus kunnen zijn: alles dat het gemiddelde van de effectiviteit van de zelfhulpboekenmarkt verhoogt, verwelkomen we! Zelfs oude wijn in nieuwe zakken is volgens die visie welkom, als we via die nieuwe zakken een nieuw publiek kunnen bereiken, bijvoorbeeld.

 

100 interventies

Die logica volgend kan ik de lezer geruststellen: ik denk dat dit boek het gemiddelde niveau van de rayon met zelfhulpboeken eerder verhoogt. Hoera! De auteur geeft in de inleiding aan zich voldoende bewust te zijn van de risico’s van een dergelijk boek, maar wilde niettemin 100 psychotherapeutische interventies aan het brede publiek voorstellen. Dat op zich vind ik geen slecht idee. 

Er is al veel grondig onderzoek gedaan naar psychotherapeutische protocollen die bestaan uit meerdere technieken. Zo weten we onder andere welke onderdelen belangrijk en minder belangrijk zijn. Maar het blijft een feit dat het soms onvoorspelbaar is welke techniek dan ineens toch blijkt te werken voor een specifiek individu. Eens bladeren door een catalogus met technieken en er hier en daar eentje proberen dat je aanspreekt, kan normaliter geen kwaad.

En de 100 technieken worden niet zomaar door elkaar gepresenteerd. Het boek heeft een structuur van 20 hoofdstukken met telkens een aantal technieken. In het begin van het boek lijkt de structuur goed overeen te komen met het psychotherapeutische proces. Aan de start wordt nagedacht over waarden en de daarbij behorende doelen van de lezer en hoe deze te formuleren. Vervolgens wordt stilgestaan bij eerder gehanteerde strategieën en de evaluatie daarvan, waarna er nieuwe strategieën bedacht worden. Er volgt ook advies over hoe deze nieuwe strategieën in te plannen, wat een belangrijk punt is. Daarna volgen nog een hele hoop technieken, weliswaar enigszins geordend per thema. Maar het wordt voor de lezer op dat moment toch moeilijk om de rode draad te blijven volgen. 

 

Verwarring

Door de technieken zo kort en bondig te presenteren, schijnen ze elkaar ook te overlappen. Zo beginnen de technieken uit andere scholen van psychotherapie bijvoorbeeld wel erg op elkaar te lijken – zoals focussing (uit de cliëntgerichte psychotherapie) en mindfulness. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, maar men kan zich afvragen wat het voordeel is van ze beiden apart aan bod te laten komen.

Een ander nadeel van het grote aantal besproken technieken is dat het evenwicht zoek raakt tussen welke belangrijk is en welke minder belangrijk. Gelukkig geeft de auteur sommige belangrijke technieken voldoende ruimte. Omdat er nu eenmaal meer cognitieve technieken (gericht op het veranderen van je gedachten) zijn die duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, krijgen ze onbedoeld meer gewicht in het boek dan de technieken die de hoofdrol spelen in evidence based protocollen zoals exposure, gedragsexperimenten en stimuluscontrole (het anders omgaan met uitlokkers, bijvoorbeeld niet lang in bed mogen piekeren bij slaapproblemen). Dat het kroonjuweel van de psychologische interventies – exposure therapie – dan gepresenteerd wordt aan de hand van een verouderde theorie is wat pijnlijk. Had de auteur toch niet beter meer tijd geïnvesteerd in het uitdiepen van de belangrijkste technieken in plaats van het mooie ronde getal 100 te halen?

Ik maak het lijstje kritiek nog even verder af. Ondanks dat 100 technieken op 259 pagina’s enkel lukt als je ze simplificeert, zijn er hier en daar toch enkele op een te complexe manier gepresenteerd. Bijvoorbeeld door het gebruik van overbodige neurologische context of complexe termen zoals daar zijn ‘probability neglect-val’). De vertaling is niet altijd goed en de inhoud soms evenmin aangepast aan de Nederlandstalige context. 

Het taalgebruik is soms ook wat tenenkrommend: ‘Als je je realiseert dat je te veel rookt als je met vrienden uitgaat, laat dan de volgende keer je peuken bewust thuis (nog beter, koop er geen meer en verbiedt alle vrienden om je ze te laten bietsen.’ (p.53).’

 

Skeptische bedenkingen

Er worden wat studies gebruikt die de replicatiecrisis (het probleem dat belangrijke studies niet reproduceerbaar blijken) niet overleefden. Daar kan je als lezer mild voor zijn, want het is nu eenmaal niet evident om de tussenstand bij te houden. Een voorbeeld: de studie over het instuderen en repliceren van woorden zowel onder als boven water. Die zou aantonen dat context voor ophalen van kennis zo belangrijk is dat je ook de woorden die je onderwater leerde best ophaalt onder water (Godden en Baddeley, 1975). 

Maar ook sommige studies waar een skepticus al van in het begin van vermoedde dat het nooit over een al te groot effect zou kunnen gaan, als het al zou bestaan, worden helaas gebruikt. Bijvoorbeeld: het idee dat je dankzij een sterke lichaamshouding ook zelfzekerder wordt: de power pose.

En ja, helemaal achteraan, op de laatste pagina’s van het boek, voegt de auteur ook enkele technieken toe uit de dubieuze pseudowetenschappelijke hoek van de transactionele analyse - het idee dat je wat kan leren uit interpersoonlijke dynamieken aan de hand van het het simplificeren in drie ‘ego-toestanden’: ouder, volwassen en kind.

Laat dat dan uiteindelijk toch de doorslaggevende reden zijn om dit boek niet te lezen. Je hoeft het niet weg te moffelen in de boekenwinkel om andere klanten te beschermen tegen onzin, maar het is ook niet een boek dat ik zou aanraden om te kopen.

 

‘Therapy To Go. Vereenvoudig je leven met 100 technieken uit de psychotherapie’, Sasha Bachim
Scriptum (2022)

Kris Martens is klinisch psycholoog, psychotherapeut in de gedragstherapie en doctor in de psychologie. Hij werkt als stafmedewerker in de geestelijke gezondheid en als vrijgevestigde psycholoog en loopbaanbegeleider.