Het onbestaande complex, waaraan hij dan nog onterecht zijn naam verleende, blijft immers bij een niet gering aantal literatuur- en filmwetenschappers recht overeind ter analyse van zulke uiteenlopende zaken als mannelijke seksualiteit, gezinsrelaties en verhaalstructuren. Niet alleen het oedipuscomplex, trouwens: veel van deze onderzoekers blijven uitgaan van het honderd jaar oude model van de werking van de menselijke geest zoals origineel ontwikkeld door Freud, een model dat de psychologische wetenschappen al lang achter zich lieten. Daardoor missen ze één van de intellectuele revoluties van de voorbije decennia: de toepassing van de evolutiebiologie op de studie van de menselijke cognitie. Die toepassing leert ons bijvoorbeeld dat het bestaan van een ontwikkelingsfase waarin het kind seks wil met de moeder en moordlustige jaloezie koestert tegenover de vader, hoogst onwaarschijnlijk is. Sterker, net het tegenovergestelde valt te verwachten: cognitieve mechanismen voor incestvermijding. Natuurlijke selectie zal een motivatie tot seks met nauwe verwanten immers afstraffen, vanwege de verhoogde kans op geboortedefecten. De evolutie van oedipale verlangens is daarnaast geheel nutteloos, want een kind kan ze niet bevredigen. En zelfs als het dat kon, zouden het contraproductieve verlangens zijn: copulatie voor de aanvang van seksuele rijpheid is zinloos, en het ombrengen van iemand die in je levensonderhoud voorziet, is vanuit overlevingsoogpunt niet zo snugger. Een breinontwerp dat zoveel energie steekt in overbodige operaties, wordt snel weggeselecteerd. Bovendien zijn er overtuigende aanwijzingen dat er in de vroege kindertijd een mechanisme van seksuele aversie tegenover gezinsleden ingeschakeld wordt. Niet op basis van genetische verwantschap, wel van voortdurende nabijheid in de kindertijd, iets wat in de loop van de menselijke evolutie een goeie proxy was voor nauwe verwantschap. De door het brein gehanteerde beslissingsregel lijkt: ontwikkel seksuele desinteresse voor mensen met wie je samen opgroeide, want jullie zijn wellicht directe verwanten. Een hypothese die onder meer ondersteund wordt door historische experimenten zoals het samen grootbrengen van kinderen in Israëlische kibboetsen. Er kwamen geen relaties uit voort.
“Koning Oedipus, die zijn vader Laïus heeft gedood en zijn moeder Iocaste gehuwd, is slechts de wensvervulling van onze kinderjaren”, poneerde Freud. Het verhaal van Sophocles bevestigt echter net de evolutionaire invalshoek. Oedipus valt niet voor de vrouw die hem grootbracht en die hij verkeerdelijk als zijn moeder aanziet. Evenmin wil hij zijn adoptievader, die hij onterecht als zijn biologische vader beschouwt, vermoorden. Oedipus had dus geen oedipuscomplex. De aantrekkingskracht tussen hem en Iocaste is begrijpelijk, aangezien ze elkaar pas ontmoeten als hij al volwassen is. En voor wie nu opwerpt dat Freud dat allemaal zo letterlijk niet meende: in de derde editie van De droomduiding verzet hij zich expliciet tegen een symbolische interpretatie (Boom 1999, p. 317). Toch deed hij enkele juiste observaties. Vader en kind concurreren inderdaad om de moeder: hij wil seks, het kind aandacht. En eens een jongen pubert, worden vader en zoon seksuele rivalen, niet voor de moeder, maar voor andere vrouwen. Jammer toch dat Freud niet meer uit zijn lectuur van Darwin gehaald heeft. En dat de meeste cultuurwetenschappers er niet aan zouden denken evolutionaire literatuur te raadplegen.