Stefaan Blancke wint prijs Lucien de Coninck

Afbeelding

Hij schreef een skeptisch boek over creationisme

De Prijs Lucien De Coninck is een tweejaarlijkse prijs die gaat naar een persoon die hoogstaand wetenschappelijk onderzoek combineert met humanistisch en vrijzinnig geïnspireerd maatschappelijk engagement. Dit jaar ging de prijs naar Stefaan Blancke, onder meer voor het Skepp-boek ‘De schepping na Darwin’ dat vorig jaar bij uitgeverij ASP verscheen.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

De prijs ligt geheel in de lijn van het leven en werk van wijlen Lucien De Coninck. Deze hoogleraar die in 1988 overleed, was een eminent bioloog en een nematoloog met internationale faam. Daarnaast was hij als overtuigd vrijzinnig humanist zeer actief op maatschappelijk vlak.

Om zijn streven verder te zetten, richtten vrienden en geestverwanten het Fonds Lucien De Coninck op. Dit fonds reikt een prijs uit aan jonge vorsers op het gebied van de biologische wetenschappen in de ruime zin en van de ethische wetenschappen. Bij de toekenning van de prijs houdt de jury niet alleen rekening met de wetenschappelijke waarde van het werk van de kandidaten, maar ook met de maatschappelijke en de ideologische relevantie.

“Alleen door pseudowetenschap goed te begrijpen kan je haar effectief bestrijden. Met die wijsheid onder de arm trekt Stefaan Blancke al decennialang ten strijde tegen het creationisme in al zijn slinkse gedaanten. Energiek maar toch geduldig, indrukwekkend deskundig maar niet zelfingenomen, zich bewust van het menselijke falen maar altijd hopend op een betere wereld met meer juiste inzichten. Kortom: een winnaar die de spirit van Lucien De Coninck geheel consequent maar toch op een eigentijdse manier uitdraagt.” Zo typeerde Jan Verplaetse, ondervoorzitter van het Fonds en voorzitter van de jury, de laureaat.

De jury bestond uit Jean Paul Van Bendegem, Katrien De Volder, Guy Kleinblatt en Philippe Juliam.

Stefaan Blancke is als filosoof verbonden aan de Central European University Budapest en de Universiteit Gent, waar hij les geeft over de geschiedenis van de wijsbegeerte en de wijsgerige antropologie. In 2011 doctoreerde hij op basis van een multidisciplinaire studie van het creationisme in Europa. Vandaag doet Stefaan Blancke onder meer onderzoek naar de verspreiding van pseudowetenschappen, en dit vanuit een cognitief en evolutionair perspectief. Blancke publiceerde meerdere artikelen in wetenschappelijke tijdschriften waaronder Theoria, Trends in Plant Science, en Journal of the American Academy of Religion en is coredacteur van de bundels Creationism in Europe (Johns Hopkins UP, 2014) en Perspectives on Science and Culture (Purdue UP, 2018).

Voor SKEPP publiceerde hij het informatieve boekje over creationisme ‘De schepping na Darwin’ (ASP, 2017). Dit boekje schetst de evolutie van het creationisme, van de eerste religieuze reacties op Darwins evolutietheorie over het zogenaamd wetenschappelijke creationisme tot intelligent design. Vervolgens biedt het een overzicht van de meest opvallende creationistische activiteiten in Europa en verklaart het waarom creationistische overtuigingen populair blijven, ook al spreekt de wetenschap hen overtuigend tegen.

Stefaan Blancke: “Meer dan 150 jaar na de publicatie van On the origin of species van Charles Darwin blijft het creationisme ontzettend populair. In de Verenigde Staten gelooft bijna de helft van de bevolking dat God de aarde en het leven erop minder dan tienduizend jaar geleden heeft geschapen. Het creationisme is echter geen louter Amerikaans fenomeen: over gans de wereld, van Canada tot Australië, van Zuid-Korea tot Brazilië, steekt het de kop op. Ook in sommige delen van Europa worden creationisten steeds actiever. Niet alleen het wetenschappelijk onderwijs staat daarbij op het spel. Creationisten dromen van een theocratie waarin geen plaats is voor democratische beginselen en rechten."

Afbeelding

Lofrede uitgesproken tijdens de prijsuitreiking door Griet Vandermassen

“Als er in Vlaanderen iemand is die de prijs Lucien De Coninck op het lijf geschreven is, dan is het Stefaan wel. Een wetenschappelijke ingesteldheid, een evolutionair geïnformeerde kijk op de mens, een vrijzinnig-humanistische levenshouding, bescheidenheid, maatschappelijke bewogenheid, een sterk besef van het belang van onderwijs én natuurlijk werk van hoog wetenschappelijk niveau: Stefaan combineert het allemaal moeiteloos. In een academische wereld die steeds meer een bedrijf wordt, is dat niet vanzelfsprekend. Wie vandaag strategisch denkt als academicus, spitst zich maar beter toe op publicaties in vaktijdschriften die vrijwel niemand leest, en houdt zich ver van publicaties voor een breed publiek die vaak veel meer impact hebben. Hij of zij steekt geen tijd in lezingen, want die wegen al evenmin door op een academisch cv. En als je filosoof bent, laat je je al zeker niet informeren door de biologische en cognitieve wetenschappen.

Maar dat is niet de weg die Stefaan gekozen heeft. Hij heeft voor de moeilijke weg gekozen: voor filosofisch onderzoek dat stevig geworteld is in wetenschappelijke inzichten in onze geëvolueerde natuur. Combineer die wetenschappelijke ingesteldheid met de drang om disciplinaire hekjes te slopen en met een breed maatschappelijk engagement en je krijgt… wel, een heel atypische filosoof. Stefaan moet zowat de enige filosoof ter wereld zijn die zowel internationale publicaties heeft in filosofische en wetenschapsfilosofische vaktijdschriften, als in psychologische en pedagogische vaktijdschriften, als in biotechnologische vaktijdschriften. Onder zijn redactie zijn twee Engelstalige boeken verschenen, één over creationisme in Europa en één over wetenschap en cultuur, maar daarnaast is Stefaan ook auteur van toegankelijke werkjes over de evolutietheorie en het creationisme, twee van zijn stokpaardjes. Hij is ook altijd te vinden voor lezingen en voor populariserende artikels.

Stefaan is dan ook niet gewoon. Het is altijd interessant om je je eerste ontmoeting met iemand voor de geest te proberen halen, en ik herinner me mijn eerste ontmoeting met hem nog levendig. Hij liep er atletisch en strak in het vel bij, een gevolg van zijn toenmalige job als postbode. Hij vertelde bevlogen over het onderwerp van zijn masterthesis: het debat over mensapen in de Verlichting, waarbij de centrale vraag luidde of we mensapen als mensen kunnen beschouwen. Doctoreren, dat was Stefaans ambitie. Hij is koppig blijven proberen om een beurs binnen te halen bij het FWO, tot het hem uiteindelijk lukte en hij zijn fietsende, postbezorgende bestaan mocht inruilen voor een sedentair bestaan als academicus.

Het leidde tot een gestaag uitdijende Stefaan. Gelukkig leidde het tot veel meer: Stefaan beet zich vast in de studie van het creationisme in de Lage Landen zoals hij zich had vastgebeten in het verkrijgen van een onderzoeksbeurs. Evolutie en creationisme zouden ankerpunten worden doorheen zijn werk. Waarom zijn mensen zo vatbaar voor creationistische ideeën? Waarom zijn ze zo vatbaar voor andere vormen van irrationaliteit, zoals religie, bijgeloof en pseudowetenschappen zoals homeopathie? Waarom is het zo moeilijk om aan mensen duidelijk te maken wat evolutie door selectie inhoudt, zelfs aan studenten biologie? Waarom stuiten ggo’s op zoveel weerstand, ondanks hun aangetoonde veiligheid voor mens en milieu?

Als manifest onware ideeën zich weten te verspreiden, dan wordt het interessant om te kijken naar de menselijke geest, zo begreep Stefaan. Ons denken en gedrag worden voor een groot deel gestuurd door geëvolueerde intuïties, die hun werk doen zonder dat we dat beseffen. Onze omgang met anderen wordt bijvoorbeeld grotendeels gestuurd door de sociale intuïties waarmee natuurlijke selectie onze soort uitgerust heeft, en waardoor we ons quasi-moeiteloos in het sociale verkeer bewegen. Maar we hebben ook bepaalde intuïties over de wereld: naïeve veronderstellingen over hoe de wereld functioneert, die ons op een verkeerd spoor kunnen zetten. Eén daarvan is psychologisch essentialisme: de intuïtie dat organismen, zoals katten of zebra’s, een onzichtbare essentie hebben die hun ontwikkeling en gedrag bepaalt. Die intuïtie is op zich niet zo gek, maar het idee dat soorten een onveranderlijke kern hebben, strookt natuurlijk niet met het idee van evolutie. Ook onze intuïtie dat de dingen in de wereld een vooropgezet doel of functie hebben, is op zich niet zo gek, maar ze is wel incompatibel met het idee van natuurlijke selectie. Religieuze, doelgerichte verklaringen van de oorsprong van soorten stroken veel meer met onze intuïtieve veronderstellingen dan met wetenschappelijke, contra-intuïtieve verklaringen.

Dat maakt het natuurlijk tot een grote uitdaging om evolutie in de klas te doceren, iets waarover Stefaan zich ook gebogen heeft: hoe kunnen we, vanuit het besef dat we eigenlijk geboren creationisten zijn, het best evolutie aanleren in de klas? En hoe kunnen we het best over genetische manipulatie communiceren naar een breed publiek, wetende dat onze intuïties ook een grote rol spelen in het verzet tegen ggo’s? Als planten een onveranderlijke essentie hebben, gecodeerd in hun soortspecifiek DNA, dan moeten we die twee soorten DNA niet gaan mixen, zo zegt onze intuïtie. En als alles in de natuur een doel heeft, dan moeten we niet voor God gaan spelen door daaraan te morrelen. Bij de weerstand tegen ggo’s speelt daarnaast ook walging een grote rol. Walging dient om ons lichaam te beschermen tegen ziekteverwekkers, en wellicht beschouwen mensen genetische manipulatie als een besmetting van de essentie van een organisme.

Ik kan hier niet alle aspecten van Stefaans werk belichten, omdat hij met zijn evolutionaire invalshoek zo veel wegen inslaat. In hoeverre steunt wetenschap op intuïties, bijvoorbeeld, en in welke mate kunnen we inspelen op bepaalde intuïties om wetenschappelijke inzichten bevattelijker te maken, zowel in het klaslokaal als daarbuiten? Stefaan maakt filosofie praktisch relevant, en dat vind ik een ontzettend grote verdienste.

Jullie zien nu trouwens een Stefaan die terug strak in het pak staat. Ergens moeten er intuïties aan het werk zijn geweest die hem aanmaanden tot meer beweging. Stefaan is dan ook helemaal niet wereldvreemd. Ik vernam dat hij net met een zware technische klus in de weer was toen hij telefoon kreeg van Jan Verplaetse, ondervoorzitter van het Fonds, waarin hem werd gemeld dat hij de prijs Lucien De Coninck in de wacht had gesleept. Stefaan was op dat moment in de living twee wandlampjes aan het installeren. Hij stond zwoegend en zwetend op een ladder, met bebloede vingers, en precies dát moment koos Jan Verplaetse uit om te bellen. Jan had duidelijk bloed geroken.

Stefaan, jij bent een van de weinige mensen die ik ken die blijkbaar echt in de wieg gelegd zijn voor een academisch bestaan. Ik vind jou ook een heel mooi mens. Ik voel me vereerd om jou tot mijn vriendenkring te mogen rekenen. Van harte proficiat.”