De naakte Keizers van de Psychoanalyse

Afbeelding

De Immunisatiestrategieën van een Pseudowetenschap

Dit is een uittreksel uit de thesis van Maarten Boudry.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

[1] Inleiding

[1.1]Proloog

In zijn gelauwerde boek Klinische Psychodiagnostiek vanuit de Discourstheorie wil de Lacaniaan Paul Verhaeghe ons doen geloven dat Freud als het kind was uit het sprookje dat de naakte keizer aanwees, en daarmee “de waarheid reveleerde tegen de heersende schijn in”. In dit werk wil ik aantonen dat die naakte keizer niemand minder dan Freud zélf was. Ik zal de stelling verdedigen dat de barokke pruiken en pompeuze kleren waarmee de psychoanalytici Freuds naaktheid wilden verhullen, in het licht van een redelijke kritiek zo doorschijnend zijn als pompwater. Dit vestimentair bedrog, door de Freudianen zorgvuldig rond de Meester gedrapeerd, duid ik aan met de term ‘immunisatiestrategieën’, die ik via Karl Popper aan de Duitse filosoof Hans Albert heb ontleend. 

In zijn essay ‘Freud and the idea of a pseudoscience’ schrijft de filosoof en notoire Freud-criticus Frank Cioffi: “A successful pseudoscience is a great intellectual achievement. Its study is as instructive and worth undertaking as that of a genuine one.”  Met deze studie wil ik één van de merkwaardige eigenschappen van de psychoanalyse belichten – haar immuniserende karakter – die mede haar succes als één van de meest invloedrijke culturele drijfkrachten de 20e eeuw heeft verzilverd. De immunisatiestrategieën waarvan sprake vormen een specifieke categorie van drogargumenten waarmee de proponenten van de psychoanalyse empirische weerleggingen en kritische argumenten in het algemeen ontvluchten of op zich laten afketsen, met de bedoeling om de psychoanalytische doctrine in de praktijk onweerlegbaar maken. Hoewel ik meen dat de verschillende behandelde immunisatiestrategieën onverminderd schering en inslag waren doorheen de voorbije psychoanalytische eeuw, zal ik mijn analyse specifiek toespitsen op de hedendaagse controversen die rond de psychoanalyse woeden. Het materiaal waarmee ik deze immunisatiestrategieën heb geïllustreerd, putte ik voornamelijk uit twee belangrijke bronnen, die ik straks in hoofdstuk [2] kort zal schetsen. Deze twee intellectuele strijdperken, waarin de verzamelde bewijslast tegen de psychoanalyse op de meest integrale en polemische manier voor de voeten van haar verdedigers is geworpen, is bijzonder ontluisterend voor de manier waarop psychoanalytici zich in de nabijheid van critici gedragen. Daar waar mogelijk zal ik ook kort proberen aan te tonen dat ook aartsvader Freud zich aan precies dezelfde immuniserende drogargumenten bezondigde, en dat zijn erfgenamen met andere woorden nog niet bijster veel vooruitgang hebben geboekt . Een aantal pertinente vragen dringen zich op:

[1.2]    Verantwoording

Waarom de pijlen richten op de psychoanalyse?

Zoals ik in de inleiding van deze tekst met Frank Cioffi beaamd heb, is een succesvolle pseudo- wetenschap een grote intellectuele verwezenlijking, en is haar studie als cultureel verschijnsel minstens zo interessant als die van een volwaardige wetenschap. Ik heb specifiek voor de psychoanalyse geopteerd omdat, hoewel er veel pseudo-wetenschappen bestaan die minstens zoveel kritiek verdienen als de psychoanalyse, er omzeggens geen enkele andere te vinden is die in de 20e eeuw een gelijkaardig intellectueel prestige verworven heeft . De psychoanalyse is in die zin niet alleen een paradigmatische pseudo-wetenschap, zoals de argumentatieve doorlichting van haar pleitbezorgers in dit werk zal illustreren, maar ook het schoolvoorbeeld van een pseudo-wetenschappelijk schot in de roos. Het lijdt dan ook geen twijfel dat Freud en zijn intellectuele erfgenamen van een zekere vindingrijkheid hebben getuigd in het uitzoeken van nieuwe vluchtwegen of het verfijnen van oude afweermechanismen.

Naarmate de bewijslast tegen de psychoanalyse de laatste decennia groeide, zijn historici en sociologen afgestapt van de aanname dat de psychoanalyse haar onmiskenbare succes evident aan haar diepe inzichten of haar wetenschappelijke doorbraken heeft te danken. Zoals we straks zullen zien, hebben opeenvolgende nauwgezette kritieken op de psychoanalyse aangetoond dat het bijzonder twijfelachtig is of er ook maar één daadwerkelijk nieuw inzicht is waar de psychoanalyse of haar historici zich op kunnen beroepen om haar succesverhaal te verklaren. Bovendien is het allesbehalve vanzelfsprekend om de vermeende waarheid van een theorie voetstoots aan te nemen als een afdoende verklaring van haar succes, zoals we zullen zien in [5.9].

Het valt uiteraard buiten het bestek van deze tekst om een uitspraak te doen over de verschillende factoren die de snelle opkomst en dominantie van de psychoanalyse in de eerste helft van de vorige eeuw mogelijk maakten, laat staan om ze tegen elkaar af te wegen, maar ik denk wel dat de karakteristieke eigenschap van de psychoanalyse om zich in weerwil van talloze objecties en door middel van soms ingenieuze immunisatiestrategieën te handhaven in intellectuele debatten ongetwijfeld tot dat grote succes heeft bijgedragen. De psychoanalyse heeft zich niet onverdienstelijk getoond in de oplossing van het cruciale probleem dat elke pseudo-wetenschapper zorgen moet baren: “surviving the day on which the prophecy fails”

Waarom geen rechtstreekse kritiek op de theorieën van de psychoanalyse in plaats van een analyse van haar zogenaamde ‘immunisatiestrategieën’?

Het heeft weinig zin om de aanklachten tegen de psychoanalyse nog eens te herhalen. Bovenop de enorme vakliteratuur die de psychoanalyse onder vuur heeft genomen, zijn er ook al verschillende toegankelijke bloemlezingen gepubliceerd die de totaliteit van de kritieken samengevat en gebundeld hebben . Ik wil deze kritieken niet voetstoots aannemen, maar ik gebruik ze wel als uitgangspunt, en om een goede reden: zoals ik zal proberen aan te tonen, zijn er bitter weinig coherente en serieuze pogingen ondernomen om een tegengewicht te bieden voor deze bewijslast, en ligt de bal met andere woorden in het kamp van de psychoanalytici. Zoals onder anderen Han Israëls overtuigend aantoonde, hebben vele psychoanalytici de slechte gewoonte om de bestaande kritieken simpelweg te negeren. Enkel wanneer de aanval in open arena plaatsvindt, en dicht genoeg bij het psychoanalytisch establishment om voelbaar te zijn – zoals in de New York Review of Books, of op de voorpagina van Le Nouvel Observateur – zien de erfgenamen van Freud zich genoodzaakt om in de verdediging te gaan. En wanneer dat gebeurt, zoals we zullen zien, worden de kritieken vlotjes van de hand gedaan met immuniserende drogargumenten. Om de context van de huidige Freud Wars iets scherper te stellen en ook om duidelijk te maken waartegen de psychoanalyse zich precies wil ‘immuniseren’ zal ik straks, alvorens aan de analyse van haar immunisatiestrategieën te beginnen, een summiere samenvatting geven van de uiteenlopende bewijslast die tegen de psychoanalyse geformuleerd is.

Uiteraard is een kritiek op de immunisatiestrategieën van de psychoanalyse ook een kritiek op de psychoanalyse zelf. Verschillende critici hebben dan ook al gewezen op de kromme redeneringen en vluchtwegen waarmee de psychoanalyse potentiële en actuele weerleggingen ontduikt. Een deel van de bewijslast die ik straks zal aanhalen, bestaat dan ook in de manier waarop psychoanalytici met de rest van de bewijslast omgaan. De bedoeling in dit werk is vooral een overzicht en bijbehorende analyse te geven van het arsenaal immunisatiestrategieën dat door hedendaagse psychoanalytici in stelling wordt gebracht om de steeds aanzwellende kritieken het hoofd te bieden.

Het feit dat psychoanalytici deze immunisatiestrategieën gebruiken tast toch de theorie zélf niet aan?

Er is een bijkomende reden waarom de alomtegenwoordigheid van deze immunisatiestrategieën een belangrijke indicatie vormt voor de staat van gezondheid van de psychoanalyse zelf. De wijze waarop de voorstanders van een theorie hun standpunt moeten verdedigen, kan ons volgens mij wel degelijk iets vertellen over de theorie zelf: zij die met de psychoanalytische schuit in zee gaan, moeten roeien met de riemen die de theorie hen biedt. We mogen ervan uitgaan dat, mocht er duidelijke en objectieve evidentie voorhanden zijn voor de psychoanalyse, haar fervente verdedigers er beslist gebruik van zouden maken. Het feit dat ze in de plaats daarvan hun toevlucht nemen tot allerlei immuniserende drogargumenten om de kritiek te ontvluchten, is een teken aan de wand dat de theorie zelf in staat van slechte gezondheid verkeert. Dit punt zal doorheen mijn werk nog duidelijker worden en zal ik in de eindconclusie terug oppikken.

Zijn al deze immunisatiestrategieën uitsluitend in de psychoanalyse terug te vinden?

  1. Sommige van de besproken immunisatiestrategieën zijn op maat gesneden voor de psychoanalyse en hebben we dan ook aan de vindingrijkheid van de Freudianen te danken. Strategieën van dit type zijn vooral relevant voor het beroemde twistpunt van de falsifieerbaarheid, waar ik ook binnen het bestek van dit werk niet omheen kan: maken de immunisatiestrategieën deel uit van de psychoanalytische doctrine, worden ze met andere woorden gedicteerd door de theorie zélf? Of worden ze van buitenaf ingeroepen om het zinkende schip te redden?
  2. Een ander gedeelte van het arsenaal bestaat uit typische drogargumenten die in uiteenlopende domeinen en door diverse pseudo-wetenschappers gebruikt worden om zich tegen weerleggingen in te dekken. Daar waar mogelijk zal ik proberen aan te tonen dat de immunisatiestrategieën waarvan psychoanalytici gebruik maken met hetzelfde gemak van toepassing zijn op andere dubieuze theorieën.

Is het geen ‘bad company’-drogargument om psychoanalytici met dubieuze theorieën te associëren en om daarmee hun onderneming in diskrediet te brengen?

Neen. Door het verband met andere pseudo-wetenschappen te onderstrepen, wil ik enkel het volgende punt maken: als iemand een argument ter verdediging van de psychoanalyse wil aandragen, dan controleert hij beter en passant ook even of het onderhavige argument toevallig niet met hetzelfde gemak kan ingeroepen worden door dergelijke pseudo-wetenschappers. Wanneer dat het geval is, dan staat de psychoanalyticus voor een keuze: óf hij rechtvaardigt gelijk ook de andere kramers op de markt, óf hij laat het argument gewoon vallen.

Een bad company drogargument associeert de ideeën van een opponent met personen of ideologieën waarmee niemand wil geassocieerd worden, met de bedoeling om de discussiepartner te discrediteren. Door de onwenselijke consequenties van een immunisatiestrategie aan te duiden, toon ik enkel aan dat de psychoanalyticus zijn standpunt niet differentieel heeft kunnen onderscheiden van datgene waarvan we hopelijk beiden de onzinnigheid erkennen. In principe staat het de psychoanalyticus vrij om het argument vast te houden en om er de consequenties van te dragen, en die zin brengt hij zichzelf inderdaad in diskrediet: hij heeft niets in handen om zich te wapenen tegen sterrenwichelaars en homeopaten – hij kan net zo goed zelf de sterren gaan lezen.

Mede dankzij het intellectuele prestige van de psychoanalyse, dat heden ten dage zeldzaam is voor een volbloed pseudo-wetenschap, denk ik dat dit een vruchtbare strategie is, in de zin dat we ermee meer psychoanalytici dan bijvoorbeeld astrologen kunnen toe dwingen om een immuniserend argument te laten vallen. Stel dat ik aan een astroloog zou zeggen: “Volgens u is elk astrologisch geval strikt verschillend, en is de astrologie daarom niet vatbaar voor wetenschappelijke bewijsvoering. Ik merk maar even op dat ook homeopaten zich van dit argument bedienen om zichzelf te rechtvaardigen! Wanneer u consequent bent, moet u de homeopathie dan ook maar aanvaarden.” De kans is niet onbestaande dat de astroloog zou antwoorden: “Ha zo? Leve de homeopathie!”