Na die periode werd het rustiger, althans in het in land zelf. Het liet de achttiende- en negentiende-eeuwse revoluties in Europa aan zich voorbijgaan. Geen vreemde invasies, geen veroveringen door vreemde mogendheden. En dus ook geen revolutionaire of door anderen opgelegde modernisering van instellingen, landschap en cultuur. Eeuwenoude landadel met bijhorende eeuwenoude kastelen, kronkelende wegen, quaint little villages, megalithische bouwwerken, archaïsche gebruiken en instellingen, een rijke traditie van volksverhalen en daar tegenover de Britse cultuur van tongue in cheek, practical jokes en soms heel doorwrochte hoaxes. Dat we die onvertaalbare Engelse uitdrukkingen ook in het Nederlands gebruiken, zegt veel.
Anglofielen in hart en nieren Harry De Paepe en Erik De keersmaecker schreven er een boek over: Haunted – Over geesten en spoken in Groot-Brittannië. Bijna 300 bladzijden weten ze te vullen met zeer uiteenlopende informatie over het geloof in spoken en de vele spookverhalen die de ronde doen op het eiland. Als skepticus vraag ik me van bij het begin af: hoe gaan deze twee, op het eerste gezicht, serieuze schrijvers om met zulk een bizar thema? Spoken zijn toch onzin?
Tongue in cheek
Het is me na het lezen van het boek nog steeds niet duidelijk: geloven de auteurs nu écht in spoken, of houden ze zich op de vlakte om het grote publiek van ‘gelovigen’ niet tegen de borst te stuiten? Misschien gebruiken ze die tongue in cheek-stijl die zo typisch is voor de Britten – en dus bij extensie voor de Anglofielen? Maar die intentie blijft dan toch wel erg goed verborgen. Geregeld duiken uitdrukkingen als ‘echt spook’ of ‘echte behekste spiegels bestaan ook’ (p.113) op. Dat in tegenstelling tot de sporadische keren dat ze bedrog bespreken. In de epiloog lees je eerst wat mogelijke rationele verklaringen, maar die worden gevolgd door een soort cataloog van wat geesten zoal kunnen zijn. Daar staan ook enkel paranormale ‘verklaringen’ in.
Je kan het als een omgekeerd detectiveverhaal beschouwen: de skeptische lezer ontwaart voortdurend aanwijzingen die de auteurs missen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dit boek voor skeptici niet leuk zou zijn om te lezen. Al was het maar omwille van de vele alarmbellen die telkens weer afgaan wanneer een overduidelijke naturalistische verklaring gemist wordt. Je kan het als een omgekeerd detectiveverhaal beschouwen: de skeptische lezer ontwaart voortdurend aanwijzingen die de auteurs missen of bewust achterhouden. Je ontdekt ook geregeld foutjes: foute zinsconstructies, vermoedelijk door herschrijven van sommige zinnen, en fout geschreven namen zoals Jones in plaats van James (p.42). De grappigste verschrijving die ik tegenkwam is Society for Physical Research dat dus eigenlijk … for Psychical … had moeten zijn (p.38). Dat heeft zeker een spook op zijn geweten of was het de zetduivel?
En nu ik toch even aan het vitten ben: er wordt ook slordig omgegaan met bepaalde historische feiten. Zo was het enkel Maggie Fox – die met haar zussen aan de oorsprong van het spiritisme lag – die op een bepaald moment toegaf dat zij zelf de klopgeluiden maakte (p. 38). De zoon van Arthur Conan Doyle stierf niet aan de Spaanse griep, wel aan een longontsteking en complicaties van verwondingen opgelopen in de slag aan de Somme (p.37). De populaire hymne Jerusalem bezingt niet het bezoek van Jozef van Arimatea aan Groot-Brittannië, na Jezus’ dood (p.200). En de lichamen van Sir James Crichton en Lady Elisabeth van Frendraught Castle zijn niet verdwenen in een onbekend graf (p. 221).
Het eerste hoofdstuk duikt in de geschiedenis van (het geloof in) spoken en aanverwante in de Britse cultuur. Van Shakespeare, over de spookverhalen van M.R. James en collega’s, naar Dickens, Bram Stoker en Doyle, tot de BBC en popsterren als Adele en Sting. De meeste spoken in dit hoofdstuk zijn literaire figuren, maar er komen hier en daar toch al zogenaamde ‘echte spoken’ aan bod.
Daar steekt een belangrijke onvolkomenheid van het boek al de kop op: er zijn bijna geen bronvermeldingen of eindnoten. Je kan dus nergens achterhalen waar het verhaal vandaan komt. Komt het uit eerste hand? Hebben de auteurs niet te veel vrijheid genomen in het navertellen? Voor het (vermoedelijk) beoogde lezerspubliek van ‘gelovigen’ is dat misschien verdedigbaar. Het maakt het boek enkele tientallen pagina’s lichter en die spokenfans controleren misschien toch geen eindnoten. Wel laat het de serieuze lezer achter met een behoorlijk dosis wantrouwen tegenover de betrouwbaarheid van wat de auteurs schrijven. Ze vermelden wel een ‘selecte bibliografie’, maar die suggereert dat veel verhalen uit zoveelste hand zijn overgeschreven en uit verzamelingen.
Onbetrouwbare vertellers
Het hoofdstuk ‘De wereld der spoken’ begint met wat achtergrond over spokenjagers, spokenclubs en hoe je spoken kan ‘jagen’. Over spokenjagers schreven we al eerder een artikel, terug te vinden op de SKEPP website1. In dit hoofdstuk staat de fundamentele denkfout die spokenjagers maken prachtig verwoord: ‘Alleen wanneer alles onderzocht is en er geen zinnige verklaring overblijft voor wat er gebeurt, kan er sprake zijn van een spook.’
Dan kan er natuurlijk alleen sprake zijn van een nog onbekende oorzaak. Waarom zou het een spook moeten zijn? Het kan evengoed een demon zijn, een multidimensionale alien, een onzichtbare tijdreiziger, een djinn, een plooi in het tijdruimtecontinuüm. Al is het stukken aannemelijker dat het gewoon iets is wat aan de aandacht is ontsnapt. En nog waarschijnlijker klopt er iets niet van het verhaal dat gebaseerd is op de foutgevoelige zintuigen en het feilbare geheugen van getuigen. ‘Spook’ is hier gewoon een synoniem voor ‘we weten het (nog) niet’. ‘We weten het niet dus is het een spook, een UFO, bigfoot, Nessie, demon, etc.’ vul gerust aan met je favoriete, cultureel bepaalde paranormale fenomeen.
De auteurs beschrijven wel een hele rits naturalistische verklaringen voor de vele spookachtige waarnemingen in het land. Zo is het land bezaaid met oude gebouwen en woningen en dus ook met alle problemen die daar onvermijdelijk mee samenhangen. Hellende vloeren, spleten en kieren, al dan niet klemmende deuren en ramen, houten constructies die vocht- en temperatuurgevoelig zijn, vrijwel onzichtbare inwonende dieren (ratten, muizen, vleermuizen, uilen), op oud hout verlekkerde en lawaaierige insecten etc. In zulke huizen zijn rare geurtjes en dito geluiden, onverwachte bewegingen, een plotse tocht of temperatuursval bijna onvermijdelijk. Ook is er weinig straatverlichting in Groot-Brittannië, wat resulteert in psychologische effecten opgewekt door cultuurgebonden ideeën over spookachtige omgevingen.
Het is een land bezaaid met abdijruïnes die in de 16de eeuw afgeschaft of vernield werden en die dikwijls in kasteeldomeinen werden geïntegreerd, met kasteelruïnes van de vele elkaar bevechtende koninkrijkjes in het verleden, en ook met oude kerkhoven die er niet waren afgeschaft door een keizer-koster of Napoleontische administratie. Ze bieden een ideaal decor voor spookverhalen en -ervaringen. De drankzucht van vele Britten kan ook regelmatig de fantasie een handje geholpen hebben. Misschien zijn er wel wat van die verhalen ontstaan uit de noodzaak een spook te verzinnen om zo de toorn van moeder de vrouw bij het thuiskomen wat te temperen.
De wereld der spoken blijkt heel divers te zijn: grijze dames, monniken en klopgeesten, soldaten uit de Engelse burgeroorlog, kwaadaardige rechters, struikrovers en moordenaars, maar ook allerlei dieren, ‘boze blubber’, behekste schilderijen en spiegels. Spoken evolueren ook met de tijd en de technologie. Ze rijden met de auto, liften op verlaten wegen en gebruiken vliegtuigen. Zelfs een DC-3 van onze eigen Sabena, die op 3 maart 1948 neerstortte in Heathrow, leverde een spookverschijning op (p. 125).
Zelfs een DC-3 van onze eigen Sabena, die op 3 maart 1948 neerstortte in Heathrow, leverde een spookverschijning op.
Pareidolie
Er volgen drie hoofdstukken met talloze spookverhalen, bijna allemaal als echte gebeurtenissen gepresenteerd. Eerst komen de adel en de politiek aan bod, dan een bonte verzameling uit het ‘eiland vol spoken’ en tenslotte spoken in pubs. Ik ontdekte maar enkele gevallen waarbij het verhaal expliciet ontkracht werd, toevallig redelijk makkelijk terug te vinden tussen de debunkings op bv. Skeptoid of Snopes. Zo is er Borley Rectory2, het zogenaamd meest behekste huis in de wereld, de als experiment bedachte Ghost of Ratcliffe Wharf3 en The Unlucky Mummy4 van het British Museum. In een variant op dat narratief (wat typisch is voor broodjeaapverhalen) vergaat die mummie ook met de Titanic. Toch ligt die nog steeds in het museum. Het is ook geen mummie, wel een beschilderd, houten sarcofaagdeksel.
Voor de rest lees je geen enkele bedenking over het waarheidsgehalte van de spookverhalen, terwijl de onzindetector van een skepticus voortdurend alarm slaat. Er zijn de vele oude vertellingen die maar uit tweede, derde of tiende hand zijn overgeleverd. De spoken verschijnen bij mist, bij schemering, in slecht verlichte ruimtes, in oude spiegels, in de verte achter een raam. Het zijn allemaal omstandigheden waarin de pareidolie – de neiging van onze hersenen om overal gezichten in te herkennen – overuren draait.
Regelmatig wordt ook vermeld dat een getuige een beweging opmerkte vanuit de ooghoek en zich omdraaide, maar niets zag. Omdat de mens enkel voor zich uitkijkt is een (te) scherp afgestelde bewegingsdetector in onze ooghoeken evolutionair zinvol. Er zijn ook opvallend veel verschijningen bij het inslapen of wakker worden – momenten waarop hypnagogische of hypnopompische hallucinaties optreden en waarbij de persoon dikwijls verlamd is en een angstwekkende verschijning bij of op het bed waarneemt.
Pubers in huis zijn typische omstandigheden die klopgeesten aantrekken die tot niet veel anders in staat lijken dan puberale kattenkwaad uit te halen. Ik moet er geen tekeningetje bij maken. Gelovigen van spookverhalen hebben ook een naïef vertrouwen in het veronderstelde onvermogen van kleine kinderen om met hun rijke fantasie de aandacht te trekken. Ze behandelen zelfs één zulk geval, van de elfjarige Liz in 1760-’62. Haar vader vloog twee jaar de gevangenis in omwille van haar fratsen (p.205).
Paranormale excuustruus
Onderschat ook niet het commerciële aspect van spoken. Toeristen zoeken zogenaamde spooklocaties op, slapen in spookhotels en gaan eten en drinken in de hoop het pubspook tegen te komen. Dat is een sterke motivatie voor eigenaars en uitbaters om spookverhalen in leven te houden, op te smukken of te verzinnen. Wat me telkens opvalt is dat spoken gewoon door de muren lopen, maar dan toch altijd de trap nemen in plaats van door de vloer te zakken. Ze dragen ook altijd kleding, een nogal bizar gegeven voor een verondersteld onstoffelijk wezen. Volgens de schrijvers schijnen ‘spoken niet in staat te zijn om andere spoken waar te nemen’. (p. 158) Elk spook zit dus in een eigen dimensie?
Wat opvalt is dat spoken door muren lopen, maar toch altijd de trap nemen in plaats van door de vloer te zakken.
Het grappigste, maar eigenlijk ook wat zielige verhaal, vond ik dat van Judy Corbett en Peter Welford en hun restauratie van Gwydir Castle in Wales. Judy schreef een heel boek over dit langdurig, duur en moeilijk avontuur Castles in the Air5. De restauratie van het gebouw, die ze grotendeels zelf uitvoerden, bracht heel wat stress met zich mee, ook in hun huwelijksleven. De geest van Lady Margaret Cave zou dit veroorzaakt hebben, zij was de reden waarom het koppel ruzie maakte. Ze dreef er Judy zelfs toe om tweemaal een aanslag te plegen op haar man. Eenmaal duwde ze hem in een put, een andere keer sloeg ze hem met een spade en moest hij naar het ziekenhuis (p. 91). Het was natuurlijk niet Judy zelf die deze dingen deed, het was de geest van Lady Margaret die Judy’s wil overnam. Wel, er zijn elegantere manieren om een huwelijk te redden, lijkt mij, maar de schuld geven aan een spook is minstens creatief te noemen.
Mijn eindoordeel over het boek? Ik heb er gemengde gevoelens bij. Het bevat veel informatie, leest vlot en de schrijvers slagen erin om wat orde te scheppen in de onoverzichtelijke wereld van spookverschijningen. Het zet aan om bij een volgend bezoek aan Groot-Brittannië eens op zoek te gaan naar enkele van die spoken. Maar een echte spokengids is het niet – daarvoor zijn er gespecialiseerde gidsen, ook vermeld in de selectieve bibliografie.
Als skepticus blijf je op je honger zitten, maar het boek is niet voor skeptici geschreven. Onze kritische analyses van de beweringen en verhalen zouden de pret bederven. Dan zou vrijwel niemand dit boek willen lezen. En de paar kritische bemerkingen, weerlegde verhalen, alternatieve verklaringen hier en daar zullen misschien toch wat zand in het raderwerk van paranormaal geloof strooien. Wat skepsis ingelepeld krijgen, zonder dat je het beseft, terwijl je spannende spookverhalen leest … Misschien zijn deze auteurs zo wel effectievere verspreiders van het ‘skeptisch evangelie’ dan wij.
Titel: Haunted
Ondertitel: Over geesten en spoken in Groot-Brittannië
Auteurs: Harry De Paepe en Erik De keersmaecker
Uitgever: Ertsberg 2022)
ISBN 9789464369663, 289 p.
Paul De Belder is burgerlijk ingenieur en voormalig product-specialist voor visuele insprectiesystemen voor de micro-elektronica-industrie bij een hightech spin-off van de KU Leuven.
Cartoon: KWER
Voetnoten
1. https://skepp.be/paranormaal/ghostbusters
2. https://skeptoid.com/episodes/4053
3. https://www.spookyisles.com/ghost-vicar-ratcliff-wharf/
4. https://www.snopes.com/fact-check/mummy-titantic/
5. https://www.penguin.co.uk/books/343260/castles-in-the-air-by-corbett-judy/9780091897314