Ghostbusters

14-05-2008

-

door verscheen in :
11 minuten
Leestijd:
Met Halloween was het blijkbaar komkommertijd op de VRT, in plaats van pompoenentijd. Terzake volgde een clubje spokenjagers uit Gent bij één van hun verkenningstochten in een zogenaamd spookhuis. The Ghosthunters-Gent heette het clubje van drie onderzoekers, die er een hobby van gemaakt hebben om in verlaten of bouwvallige gebouwen te zoeken naar sporen van geesten.

Kastelen of herenhuizen zijn blijkbaar het meest in trek bij spoken, hoe­wel ze een abdijruïne of oude fabriek ook wel leuk vinden. Op hun website staan foto’s en filmpjes van hun verken­ningstochten - veel foto’s van de bouwvallen bij dag, waar­op meestal niets mysterieus te ontdekken valt, in tegenstel­ling tot sommige nachtfoto’s, waarop onze geestenjagers wel tekenen van bijzondere verschijningen menen waar te nemen. Ondertussen werden de Gentse spokenjagers belaagd door entiteiten van vlees en bloed, waaronder een commercieel ingestelde Nederlandse geestenjager (http://www.theghosthunter.nl/) die de naam “The Ghost­hunter” had geregistreerd en onder die naam spokenfilms verkoopt. Ook een Nederlands clubje spokenjagers moest van naam veranderen en beide clubs hebben nu een ge­zamenlijke website .

Geesten zijn in principe natuurlijk onzichtbaar, maar gees­tenjagers beweren dat ze de aanwezigheid van een geest kunnen waarnemen met een aantal technieken. De een­voudigste is: veel foto’s maken en dan gaan zoeken of er niet ergens iets op staat dat lijkt op een gezicht of spook­gestalte. Onze hersenen zijn erg goed in het herkennen van lichamen en in het bijzonder van gezichten, zo goed dat we ze onbewust ook menen te herkennen in willekeu­rige beelden: een wolk, een reflectie in een raam, een paar plooien in een gordijn, de rommel in een bouwvallig huis of een heuvel op Mars. Dit fenomeen wordt pareidolia ge­noemd. Opvallend is dat geestenjagers de spoken nooit zien terwijl ze de foto’s nemen, maar enkel achteraf, als ze hun fantasie kunnen botvieren op ingezoomde exempla­ren van hun foto’s. Vormen geesten alleen een beeld op CCD of film, en niet op ons netvlies?

Nachtfoto’s lenen zich nog beter tot dit soort “zoek het spookgezicht” spel, om verschillende redenen. Het gebruik van een flits kan allerlei dingen doen oplichten, die we zon­der flitsfoto niet zouden opmerken of zouden herkennen als banale voorwerpen. De lus van het fototoestel of het lenskapje kan in beeld komen en spookachtig oplichten in het flitslicht, helemaal uit focus en dus onherkenbaar. Het haar, een hand, een kledingstuk van de fotograaf kun­nen een gelijkaardig effect hebben. Een lichte, onzichtbare nevel of het condenserende vocht in de adem van de fo­tograaf lichten op in het flitslicht en zorgen voor spookef­fecten. Het flitslicht kan ook sterk weerkaatst worden door details die zonder flits niet opvallen, en die gloeiende ogen vormen in een spookachtige verschijning in de hoek van de kamer.

En dan zijn er de “orbs”. Elkeen die met een compacte, di­gitale camera flitsfoto’s heeft gemaakt, heeft al “orbs”, wit­grijze zwevende bollen, gefotografeerd. Hoe meer stof er in de lucht hangt, hoe meer orbs er zijn, en spokenjagers in een bouwvallig huis komen natuurlijk veel stof tegen. Ook waterdruppeltjes of sneeuwvlokken genereren orbs. Maar spokenjagers beweren dat deze vlekken op de aan­wezigheid van spoken duiden. En sommigen gaan in de structuur van die vlekjes op zoek naar … gezichtjes. Die zo­genaamde “orbs” zijn gewoon weerkaatsingen op normaal onzichtbare kleine deeltjes, die dicht bij de lens rondzwe­ven. Ze zijn compleet uit focus en blijven daarom wazig. Ze zijn rond omdat de lensopening rond is. Ze lichten relatief sterk op omdat ze zo dicht bij lens en flits zitten, en omdat bij een compacte camera lens en flits erg dicht bij elkaar staan – het licht wordt daardoor grotendeels rechtstreeks naar de lens gereflecteerd. En eventuele details in de vlek­ken zijn het gevolg van krasjes, foutjes of stof op of in de lens.

Het is opvallend dat dit fenomeen pas is opgedoken toen mensen massaal foto’s begonnen te maken met compacte digitale camera’s. Dit type camera verschilt op een aantal punten van de camera met film, wat een invloed heeft op het opduiken van die orbs. Ze zijn erg compact, zodat de flits nog dichter bij de lens staat. De CCD-sensor is een stuk kleiner dan een negatief, wat moet gecompenseerd worden door een kleinere brandpuntsafstand van de lens, zodat je een grotere scherptediepte krijgt (en stofjes dicht bij de camera beter zichtbaar zijn). Er is over het algemeen geen diafragma, zodat de vlekjes altijd rond zijn. Herinner je de vijfhoekige vlekjes op oudere foto’s, bv. bij opnames tegen de zon – onscherpe objecten nemen de vorm aan van het diafragma. Er is niets mysterieus aan de hand. Dit is een gewoon optisch fenomeen, dat in de hand gewerkt wordt door de eigenschappen van een compacte digitale camera.

Geestenjagers gebruiken ook infraroodcamera’s of -detec­tors. Een plotse, plaatselijke temperatuursdaling zou op de aanwezigheid van een geest wijzen. Onderzoek heeft aangetoond dat op momenten en plaatsen waar mensen zeggen geesten te voelen, er dikwijls een luchtverplaat­sing (tocht) wordt waargenomen – niet zo verwonderlijk in bouwvallige woningen of kastelen. Een nauwelijks merk­baar zuchtje wind kan je kippenvel bezorgen of rillingen, effecten die ook optreden bij angst. Je weet niet waarom dit gebeurt want de wind heb je niet bewust gevoeld, dus moet het wel een spook geweest zijn. Spokenjagers probe­ren om koude plekken te detecteren met behulp van infra­rood thermometers, of bewegende koude “entiteiten” met infrarood bewegingssensoren. Het is eigenlijk nogal bizar dat ze infrarood licht gebruiken om iets dat nauwelijks zichtbaar is te detecteren, zoals een spook. Brandweerlui gebruiken zulke apparaten omdat IR-licht juist beter door­dringt door stof, rook en stoom – je zou er gewoon mee door de geesten heen kijken.

Infrasone geluiden worden ook in verband gebracht met geesten. Zulke geluiden hebben een frequentie lager dan wat onze oren kunnen waarnemen, lager dan ongeveer 20 Hz (trillingen per seconde). Per definitie kunnen we die geluiden natuurlijk niet horen, maar ze kun­nen wel delen van ons lichaam in resonantie brengen. Onze inge­wanden of borstkas beginnen mee te trillen met sommige infrasone frequenties, en dit kan al­lerlei rare gevoelens opwekken van ongemak tot zeeziekte. Diegenen die midden jaren 70 naar films als Earthquake of Midway zijn gaan kijken herinneren zich zeker nog Sen­surround. Met deze speciale geluidsinstallatie werden de trillingen van de aardbeving of de inslaande bommen di­rect opgewekt in de lichamen van het publiek door middel van zeer sterke infrasone geluiden, om zo de ervaring van de toeschouwers intenser te maken. De intensiteit was zo sterk dat een aantal filmzalen structurele schade opliepen en er is zelfs een geval bekend van een man die twee rib­ben brak tijdens de voorstelling.

Bij lagere intensiteiten zijn de effecten niet zo dramatisch, maar ze dragen bij tot een gevoel van ongemak, wat uiter­aard weer door spoken wordt veroorzaakt. Ook zeer lage nog hoorbare frequenties kunnen gelijkaardige effecten teweegbrengen. De gevoeligheid van onze oren neemt sterk af bij lagere frequenties, zodat je die tonen dikwijls meer voelt dan hoort. Bovendien heb je nauwelijks een richtingseffect bij lange golflengtes in gebouwen. 20 Hz komt overeen met 17 m golflengte – bij golflengtes langer dan de afmetingen van een ruimte krijg je eigenlijk geen echte golven meer. Het is meer alsof de hele ruimte trilt. En zonder golven hoor je ook geen verschil meer tussen je twee oren, dus heb je ook geen richtingsgevoel. Het geluid is nauwelijks hoorbaar en het lijkt van overal te ko­men of zelfs van binnen in jezelf. Zulke tonen komen ook regelmatig voor in oudere of bouwvallige gebouwen. In­frasone en lage geluiden kunnen bijvoorbeeld opgewekt worden door ventilatoren. En als er in een bouwval wat ramen ontbreken, dan kan de wind de ruimtes bespelen zoals een fluitist zijn instrument. De aaneengeschakelde ruimtes kunnen makkelijk Helmholtz-resonatoren vormen die onder invloed van de wind lage of infrasone tonen op­wekken. Een Helmholtz-resonator is als een fles waarop je blaast en die een toon produceert – hoe groter de fles hoe lager de toon. Een kamer met een deur en een gang, of met een open haard en schouw is een hele grote fles die een hele lage toon produceert als de wind voorbij de open gang of schouwopening waait.

Als een geestenjager naar elektromagnetische straling zoekt, dan voelt hij zich natuurlijk erg wetenschappelijk. En zijn klanten zullen zeker onder de indruk zijn van de wijzer­tjes en lichtjes op zijn EMF-meter (Electro Magnetic Field). De vraag is natuurlijk waarom je zou aannemen dat een immaterieel wezen zoals een geest een fysisch fenomeen zoals straling zou opwekken. Werken geesten misschien op batterijen? Elektromagnetische velden in een huis wor­den typisch opgewekt door huishoudapparaten, TV, radio, verlichting, elektrische leidingen, enz. Met een EMF-meter in de hand in zulk een wirwar van velden “iets” vinden dat niet normaal is – en “dus” een spook is, dat is een zware opdracht voor een amateur. In een bouwval heb je in principe meer kans, maar een goed uitgeruste spokenjager draagt op zijn expedities een GSM, een walkietalkie, een videocamera, een CCD camera, geluidsapparatuur, een zaklamp, die allemaal zijn meetresultaten zullen storen. Bo­vendien kunnen metalen voorwerpen in een ge­bouw (bv. een archiefkast) kleine bewegingen maken, door trillingen veroorzaakt door de voetstappen van de gees­tenjagers, en zo de meter laten uitslaan.

Om betrouwbare metingen van elektromagnetische stra­ling te verrichten, gebruiken bedrijven hele dure dode ka­mers, die uitgevoerd zijn als een kooi van Faraday, zodat alle storende velden worden geweerd. Anders weet je niet wat je meet. Omgekeerd denken sommige wetenschappers dat elektromagnetische fenomenen onze hersenen zoda­nig kunnen beïnvloeden dat we de indruk krijgen dat er een spook rondwaart. Dat sterke magnetische velden een invloed hebben staat vast. Daar is al heel wat onderzoek mee gedaan, o.a. door Michael Persinger, die vaststelde dat je er paranormale, spirituele of religieuze ervaringen mee kon oproepen. Op basis van deze resultaten gaat hij verder en suggereert hij dat anomalieën in het magnetisch veld van de aarde spookervaringen zouden kunnen veroorza­ken. Er is veel kritiek op Persingers werk op dit domein, ook omdat andere onderzoekers zijn resultaten niet konden re­pliceren. Er is uiteraard een groot verschil tussen de sterke magnetische velden die bij hersenonder­zoek gebruikt worden en variaties in het veel zwakkere magnetisch veld van de aarde.

Er zijn ook spoken­zoekers die met een Geigerteller of een ionendetector rondlopen. Als een spook je Geigertel­ler doet uitslaan, dan is het radioactief be­smet, waarschijnlijk heel ziek en blijf je beter uit de buurt. De weinige commerciële ionendetec­tors worden enkel verkocht via websites van spokenjagers en wellness kwaks, wat een idee geeft hoe zinvol ze zijn. Een ionendetector kan de aanwezigheid van radon detecteren of statische elektrici­teit. Het apparaat gaat dus in bepaalde gevallen iets me­ten, maar je weet weer niet wat je juist meet. Is het een spook of een ophoping van radongas, kwam er een entiteit voorbij of gaat het onweren?

Een erg populair fenomeen dat met geesten in verband wordt gebracht is de EVP of Electronic Voice Phenomenon. Je maakt geluidsopnames van de “stilte” in het spookhuis en thuis ga je die geluidsfragmenten versterken, bewerken en nauwkeurig beluisteren, op zoek naar spokenstemmen. Eender welk fragment dat lijkt op een woord, een stuk van een zin of een “spookachtig” geluid is een EVP. Het doet wat denken aan Backward Masking, de zoektocht naar gehei­me of satanische boodschappen bij het achteruit afspelen van sommige nummers van bv. The Beatles. De menselijke geest is een betekeniszoekend systeem en zal zelfs uit wil­lekeurige, betekenisloze fragmenten proberen een begrij­pelijke boodschap te reconstrueren. We hebben het in het begin van dit artikel al gehad over pareidolia, de visuele versie van dit fenomeen. Je moet er in dit geval ook rekening mee houden dat de opname­apparatuur effectief een nauwelijks hoorbaar gesprek kan opgevan­gen hebben, van voorbijgangers of van collega’s geestenjagers in een andere ruimte van het ge­bouw. Als je zo’n geluidsfragment versterkt, ga je mogelijk fragmen­ten van die gesprekken uit de ruis kunnen oppikken.

Als je wat logisch nadenkt over de vermeende eigenschappen van geesten, dan klopt er toch één en ander niet. Geesten lopen met ge­mak door deuren en muren … maar ze zakken niet door de vloer. En ze nemen de trap om naar een andere verdieping te gaan. Als je door een muur kan lopen, ga je toch gewoon door de vloer naar de volgende verdieping? Ze zijn immaterieel en onzichtbaar, maar ze laten zich foto­graferen en detecteren via infrarode of andere elektromag­netische straling. Je kan ze niet horen, tenzij je een geluids­opname maakt. Het probleem is dat er geen goed model bestaat van de geest of het spook, geen bruikbare definitie. En dat is toch een eerste vereiste bij goed onderzoek. Je moet op zijn minst een idee hebben van de eigenschap­pen van een geest, de manier waarop hij of zij zich mani­festeert in onze fysische werkelijkheid, zodat je gerichte en gecontroleerde waarnemingen kan verrichten. Het model dat de geestenjagers vandaag gebruiken is: “alles wat we raar vinden in onze waarnemingen en metingen wordt veroorzaakt door geesten”. Zulk een model garandeert na­tuurlijk dat je altijd wat vindt maar dat je niet weet wat je gevonden hebt.

Paul De Belder, burgerlijk ingenieur, is productiespecialist voor visuele inspectiesystemen voor de mico-elektronica-industrie bij een high-tech-spin-off van de K.U.Leuven.

Referenties:

“Ghost Hunting Tools of the Trade” - http://skeptoid.com/episodes/4081

“Electronic Voice Phenomenon” – The Skeptic’s Dictionary - http://skepdic.com/evp.html

 

 

Authors
Paul De Belder
Publicatiedatum
14-05-2008
Opgenomen in
New Age