Ik had de eer en het genoegen om het slotdebat te leiden, waarover ik hier verslag uitbreng. Het is niet het proefstuk van dit "team van professoren". Vorig jaar hielden ze al een colloquium over het "Orion-mysterie" en dat kon al een groot succes genoemd worden. Toen was ik er zelf niet bij betrokken, evenmin SKEPP, al dient gezegd dat sommige van onze leden (met name Jean Paul Van Bendegem en Walter Van Rensbergen) er wel een uiteenzetting mochten geven.
SKEPP had echter twee jaar tevoren al een symposium omtrent het Orion-mysterie aan de KULeuven, in samenwerking met Egyptologica-Vlaanderen. Tijdens dat evenement konden we overigens een honderdtwintig geïnteresseerden tellen. Groot was mijn verbazing dat onze vereniging niet door de organisatoren van het eerste Pyramiden-in-de-Kosmos project werd uitgenodigd tot samenwerking. Ach, we mogen al blij zijn dat dergelijke studiedagen georganiseerd worden. Het was een leerrijke ervaring de discussie te mogen voorzitten. Een twintigtal studenten in de toegepaste wetenschap uit een tiental verschillende Europese landen zaten rond de tafel met drie "VUB-professoren": H. Sol (ingenieur, had gesproken over architectuur), D. Vanbeveren (astrofysicus, had gesproken over geologie en hemelmechanica), L. Holsbeek (bioloog, had gesproken over exo-biologie). Een wetenschapsfilosoof omringd door ingenieurs en natuurwetenschappers. Blijkbaar meteen ook de enige skepticus ...
Net voor het debat hadden we de beruchte documentaire te zien gekregen waarin Bauval en Hancock het Orion-mysterie uit de doeken doen en meteen ook antwoorden geven op alle vragen omtrent de sfinx op de vlakte van Gizeh. De film die werd vertoond was niet de originele BBC-productie maar de bewerkte versie die door de VRT op antenne gebracht werd. Terwijl de eerste versie bescheiden en voorzichtig genoemd kan worden (Bauval en Gilbert), loopt het in de tweede (Bauval en Hancock) totaal uit de hand: pseudo-wetenschappelijke onzin alom. Of niet? De basishypothese die Bauval verdedigt, is dat de drie grote piramiden van Gizeh (Cheops, Chefren en Mycerinus) zich in grootte en ligging verhouden zoals de drie gordelsterren van het sterrenbeeld Orion in helderheid en plaats. Met de piramiden wilden de Egyptenaren de hemel op aarde creëren. Corroboratie of falsificatie van deze hypothese bestaat er in na te gaan of andere sterren van Orion met piramiden buiten de vlakte van Gizeh wel of niet corresponderen. Volgens Bauval wel, volgens Vanbeveren niet: de ganse hypothese wordt volgens deze laatste gefalsifieerd omdat de relatieve afstanden tussen de piramides niet overeenstemmen met de schijnbare afstanden tussen de sterren in Orion. Worden hier niet al te hoge eisen gesteld aan symboliek?
Dezelfde kritiek wordt gegeven op de hypothese van Bauval dat de schachten van de piramide van Cheops gericht zijn op Sirius en één van de gordelsterren, omdat Sirius vereenzelvigd werd met Isis en Orion met Osiris, en wel zodanig dat eruit afgeleid kan worden dat de Egyptenaren in het derde millenium voor Christus op de hoogte waren van de precessie. Vanbeveren meent opnieuw dat dit bij de haren getrokken is, want "met professionele software" kan aangetoond worden dat de hypothesen van Bauval "geen steek houden". Een autoriteitsargument. Sol en Vanbeveren waren ook ter plekke wezen kijken. Ze hadden er vastgesteld dat je de disproportie van het hoofd en het lichaam niet opmerkte wanneer je net voor de sfinx stond. Volgens hen het bewijs dat er vroeger wellicht gèèn leeuwenkop op het beeld stond zoals Bauval en Hancock beweren. Ik zat erbij en keek ernaar en vroeg me af of het niet allemaal een welles-nietes spelletje is tussen gelovers en ontkenners. Los van het feit dat ik geen geloof hecht aan het verhaal van Bauval en Hancock omtrent de sfinx (er zijn andere goede redenen), vond ik de ontkenning door onze wetenschapsmensen bij tijden erg zwak, zelfs pseudo-wetenschappelijk. Dat geldt zeker ook voor het antwoord van Sol op de vraag welke functie de piramiden uiteindelijk dan wel hadden. Volgens onze ingenieur ging het alleen maar om graven (en verder geen rituele functies).
En zo kom ik tot mijn kritiek op het ganse project van de VUB-medewerkers. Het ongeloof waarmee Bauval te kampen kreeg (zoals hij beschrijft in het boek "Het Orion-Mysterie") was vooral te wijten aan het feit dat hij noch egyptoloog, noch archeoloog was. Ik stelde mijn publiek dan ook de vraag wie ze uiteindelijk geloven: de verguisde pseudo-wetenschappers of de gevestigde VUB-waarden ... waar geen egyptoloog of archeoloog onder te bespeuren valt. Het stilzwijgen werd bewaard. Uiteindelijk zijn het allen amateurs, waarbij de ene groep al te enthousiast is en de andere het kind met het badwater weggooit. Geen skeptische houding dus. Het zijn amateurs die amateurs terechtwijzen.
Dergelijke opleidingen zijn best interessant, maar meer ook niet. Overtuigen doet men er niet echt mee, zo bleek na de afloop van deze zomerschool. De oorzaak lijkt me te liggen in het feit dat eerlijkheid ver te zoeken is. Men heeft er de grootste moeite mee om duidelijk aan te geven wat wel en wat niet aanvaardbaar is vanuit een wetenschappelijk standpunt. Vaagjes zeggen dat er wel iets van aan kan zijn, maar dat het merendeel "bullshit" is (sic) brengt geen zoden aan de dijk, integendeel. Verder is het van belang ook de eigen beperkingen te erkennen en je niet met stelligheid uit te spreken over zaken waarvan je kennis beperkt is. Het gaat er om het vertrouwen te winnen en dat kan alleen maar door adequate informatie te verspreiden. Meer moet dat niet zijn.
Conclusie : amateurs die amateurs aanpakken.
Volg eens een zomercursus egyptologie
Afbeelding