Clifford vertelt het bekend geworden verhaal van de eigenaar van een schip, dat een groep mensen naar een ander land zou brengen. Het schip is oud, en de eigenaar betwijfelt zelf of het nog zeewaardig is. Zijn twijfels maakten hem een tijdje ongerust, maar hij zette zich er overheen en het schip voer uit. Hij wenste de migranten het allerbeste en streek het geld van de verzekering op, nadat het schip ergens midden in de oceaan met man en muis vergaan was. Clifford legt uit dat de eigenaar even schuldig was, had het schip zijn bestemming bereikt. Het onethische schuilt in de houding van de eigenaar tegenover de waarheid over de toestand van het schip. Daarover maakte hij zichzelf wat wijs, wat Clifford als een misdaad tegen de mensheid ziet. Hij gaat zelfs verder: ook wie een opvatting louter voor zichzelf houdt, zonder ernaar te handelen, maar die niet met feiten en argumenten onderbouwd is, gedraagt zich ethisch incorrect. Zo'n houding leidt tot lichtgelovigheid. Als steeds meer mensen zich zo gedragen, aldus Clifford, verglijdt de mensheid onvermijdelijk in barbarij. Hoewel hij er niet rechtstreeks naar verwijst, was het voor elke lezer duidelijk dat Clifford het ook over religieus geloof had.
Cliffords positie is behoorlijk extreem, maar ze kan ongetwijfeld op sympathie rekenen bij veel skeptici en tal van wetenschappers en filosofen. Zo resoneert het werk van Bertrand Russell op verschillende plaatsen met de kerngedachte van Clifford. Neem bijvoorbeeld deze uitspraak: "Het lijkt me fundamenteel oneerlijk, en een diep verraad tegenover intellectuele integriteit, om iets te geloven omdat het nuttig is, en niet omdat het waar is." Maar er zijn ook critici. De bekendste intellectueel die rechtstreeks op Cliffords essay reageerde, is ongetwijfeld de Amerikaanse psycholoog en filosoof William James (1842-1910), de broer van de schrijver Henry James. In 1896 publiceerde James een essay als reactie op de tekst van Clifford: The Will to Belief. Hoewel James een wetenschapper was, en een van de founding fathers van de Amerikaanse psychologie, breekt hij toch een lans voor religie en andere vormen van geloof waarvoor geen bewijs is.
James behield zijn hele leven lang een interesse in het paranormale, dacht dat de ziel verder leeft na de dood en woonde vaak seances bij met de beroemdste mediums van zijn tijd. Hij ontmaskerde er meerdere als bedriegers, maar was er toch van overtuigd dat sommigen over echte paranormale vermogens beschikten. Zoals Leonora Piper, een medium uit Boston. James woonde verschillende seances bij met Piper en beweerde dat ze over informatie over hemzelf beschikte die ze niet op een wetenschappelijk verklaarbare manier verkregen had. Wat James niet wist, was dat zijn huishoudhulp bevriend was met een dienstmeisje van Leonora Piper. De bekende Amerikaanse schrijver en skepticus Martin Gardner schreef twee essays over Piper en James. Een daarvan heeft een titel die meteen ook Gardners opinie duidelijk maakt: How Mrs. Piper Bamboozled William James (1996). Gardner toont aan dat James, zoals vele anderen, zich liet misleiden door Pipers kennis en handig gebruik van technieken zoals cold reading en goocheltrucs. Meer kritische onderzoekers die contact hadden met Leonora Piper, kwamen tot de conclusie dat ze over geen enkel onverklaarbaar vermogen beschikte en voortdurend fraude pleegde. Het is begrijpelijk dat William James niet een van de helden is van de skeptische beweging.
Toch bleef een centraal aspect van James' kritiek op Clifford hangen, ook bij velen die kritischer en minder makkelijk om de tuin te leiden zijn dan James zelf: zijn stelling dat opvattingen die niet onderbouwd zijn door bewijzen, toch nuttig en belangrijk kunnen zijn voor wie er geloof aan hecht. We doen er goed aan om aan bepaalde vormen van irrationalisme geloof te hechten, luidt het, want dat kan ons helpen. Clifford, die James' essay niet meer kon lezen, had dit ongetwijfeld absurd gevonden. De Amerikaanse psycholoog Stuart Vyse onderzoekt James' opinie in zijn boeiende nieuwe boek The Uses of Delusion. Why It's Not Always Rational to Be Rational (2022). Vyse publiceerde eerder uitvoerig over bijgeloof en magisch denken. In The Uses of Delusion onderzoekt hij of we baat kunnen hebben bij wensdenken, zelfbedrog, rituelen, religie en allerlei andere naar irrationalisme neigende eigenaardigheden van onze psychologie. Vyse begrijpt als geen ander hoe makkelijk we ten prooi vallen aan allerlei waanideeën. Maar in plaats van te proberen die met wortel en tak uit te roeien, moeten we ons eerst afvragen of er niet ergens een positieve kant aan vastzit. Het feit dat ze zo hardnekkig zijn, wijst er misschien op dat ze door evolutie in ons brein geslopen zijn, net omdat ze op een of andere wijze van belang zijn. Vyse bespreekt meerdere voorbeelden, die op het eerste gezicht niet erg voordelig lijken. Denk aan overmoed of zelfoverschatting.
De nobelprijswinnaar Daniel Kahneman, die beroemd werd door zijn studies van denkfouten die we vrijwel onvermijdelijk maken, zei ooit dat het onze belangrijkste psychologische zwakte is. Zo bijvoorbeeld geeft een vaak geciteerde studie aan dat een meerderheid denkt beter en veiliger een auto te kunnen besturen dan gemiddeld, wat uiteraard mathematisch onmogelijk is.
Het is ook potentieel gevaarlijk, omdat te zelfzekere bestuurders meer risico's nemen. We denken immers te snel controle te hebben over een situatie. Dat brengt ons onder meer tot bijgeloof. Zo denken mensen die met dobbelstenen gooien, dat ze meer invloed hebben op de uitkomst dan diegenen die slechts toekijken. De actie zelf uitoefenen, of domweg om het even wat doen, creëert de illusie van controle. We schatten doorgaans ook onze eigen toekomst te rooskleurig in. Ziektes overkomen andere mensen, zelf komen we niet in financiële problemen en het ongeluk treft anderen. De realiteit is doorgaans anders. Het lijkt duidelijk dat overmoed ons ernstig in de problemen kan brengen. Bankiers gaan investeringen aan vanuit een te optimistisch toekomstbeeld en een te groot vertrouwen in hun economische expertise, wat tot financiële rampen leidt. Regeringsleiders starten een oorlog vanuit de overtuiging dat de klus snel geklaard zal zijn, waarna het conflict jaren aansleept en eindigt in verlies. Velen beginnen met een eigen zaak, terwijl een meerderheid reeds enkele jaren later over kop gaat. Koppels trouwen in de overtuiging levenslang samen te blijven, maar de helft of meer daarvan zal scheiden. In dat verband wijst Vyse op studies die aangeven dat koppels vaak liegen tegen elkaar, en dat zelfs wenselijk vinden. Altijd de waarheid uitspreken is wel eerlijk, maar doorgaans nefast voor de relatie. De grote achttiende-eeuwse filosoof Immanuel Kant beweerde dat liegen altijd onethisch is, wat de context of de gevolgen ook mogen zijn. Hij bleef levenslang vrijgezel.
Hoe kunnen zelfbedrog, waanideeën en overdreven optimisme positief zijn? Een van de voorbeelden die Vyse bespreekt, is zogenaamd depressief realisme. Wie mild depressief is, lijkt over een correcter zelfbeeld te beschikken. In studies waarin psychologen de illusie van controle over een bepaalde taak opwekken, bijvoorbeeld een lamp doen branden, gaan optimistische proefpersonen ervan uit dat ze wel degelijk controle uitoefenen, wat manifest onwaar is. Mild depressieve mensen zien in dat hun controle illusoir is.
Enerzijds is het positief om de realiteit te zien voor wat ze is, maar anderzijds zijn depressieve mensen minder geneigd om voor bepaalde jobs te solliciteren, een gesprek aan te knopen met iemand, een relatie aan te gaan, of om een zaak of een ander project op te starten. De kans op mislukken is dan nihil, maar dat geldt evenzeer voor het welslagen. Wie niet waagt, niet wint, en om iets te wagen is een gezonde dosis optimisme en vertrouwen nodig. Zelfs al schat men de kansen te hoog in of is het zelfbeeld overdreven positief, een uitdaging durven aangaan is vaak – maar niet altijd – beter dan helemaal niets doen vanuit de overtuiging dat het toch niet lukken zal. Bovendien, aldus Vyse, houdt een teveel aan zelfvertrouwen ons ook gaande na het opstarten van een project: ook dat vergroot de kans op slagen. Wie blijft geloven in het welslagen van een huwelijk, blijft erin investeren: zo kan men een zelfvervullende voorspelling realiseren – "Wij zijn voor elkaar geboren"; "wij zijn soul mates"; "wij blijven samen gelukkig tot de dood ons scheidt".
Een ander voorbeeld dat Vyse bespreekt, is het uitvoeren van rituelen en bepaalde vormen van bijgeloof. Als het over zaken gaat die we volstrekt niet kunnen beïnvloeden, dan is een rituele handeling vanzelfsprekend irrationeel. Zo ging de voormalige Amerikaanse president Barack Obama telkens basketballen op de dag van de verkiezingen, wat geen enkel effect kon hebben op het stemgedrag van de kiezers. Maar een tennisspeler die het veld opkomt en een reeks rituelen uitvoert, zoals de bal drie keer met de linkerhand en vijf keer met de rechterhand laten botsen alvorens op te slaan, kan daardoor mogelijke angst onder controle krijgen en zijn stressgevoelens reduceren. Met andere woorden, hoe onredelijk het ritueel ook mag lijken, het kan wel degelijk effectief zijn. Een ander voorbeeld waaraan Vyse aandacht geeft, betreft dromen. Iedereen weet dat dromen vaak een zeer irrationale inhoud hebben. Soms kan je vliegen als een vogel, dan weer heb je een gesprek met je overleden grootvader of zit een sprekende tijger je achterna, alsof dat alles zeer normaal is. Vyse verwijst de oude opvattingen, waarbij dromen een voorspellende waarde hebben of ons iets leren over verdrongen verlangens, naar de prullenmand. Maar hij haalt studies aan die op het mogelijke nut van dromen wijzen, ook al lijken ze zo vaak op nonsensicale wanen. Dromen, ook nachtmerries, zijn miniverhalen die ons helpen om te gaan met mogelijke bedreigingen en met angst.
Tot slot een laatste voorbeeld, de wijze waarop we omgaan met het verlies van een geliefde. Vyse wijst erop dat velen uiteraard beseffen dat iemand die is overleden, wel degelijk niet meer leeft en nooit meer thuis zal komen. Toch blijven nabestaanden doen alsof dat wel nog het geval is. Ze geven de overledene nog een reële plaats in hun bestaan. Hij of zij is als het ware nog aanwezig bij het ontbijt of een uitstapje, en men voert er nog gesprekken mee. Soms horen ze hem of haar letterlijk nog praten. Vyse heeft het over "the living dead"; ze zijn dood, maar ze bestaan in zekere zin nog. Dat klinkt irrationeel, maar het is hoogst waarschijnlijk nuttig voor het rouwproces. Vyse haalt de schrijver Julian Barnes aan, wiens vrouw in 2008 overleed aan een hersentumor. In Levels of Life, het boek waarin Barnes haar ziekte en dood beschrijft, en de manier waarop hij daar mee omging, geeft hij aan dat zijn overtuiging dat zijn vrouw nog aan zijn zijde was, hem ervan weerhield om zelfdoding te plegen: “If I have survived what is now four years of her absence, it is because I have had four years of her presence”.
Het boek van Stuart Vyse bevat veel stof tot nadenken, misschien vooral voor skeptici.
Portret Russell: Bertrand Russell, door Archibald Tuttle, Wikimedia Commons
Portret Clifford: William Clifford, Wikimedia Commons
Verder lezen
Alcock, J.: Belief. What it means to believe and why our convictions are so compelling (Prometheus Books, 2018)
Boudry, M.: Illusies voor gevorderden. Of waarom waarheid altijd beter is (Pelckmans, 2015)
Grimes, D.: The Irrational Ape. Why we fall for disinformation, conspiracy theory and propaganda (Simon & Schuster, 2019)
Novella, S.: The Skeptic's Guide to the Universe (Grand Central Publishing, 2018)
Vyse, S.: Believing in Magic. The Psychology of Superstition (Oxford University Press, 2013)
Vyse, S.: The Uses of Delusion. Why It's Not Always Rational to be Rational (Oxford University Press, 2022)