Vlees mijden helpt niet tegen klimaatverandering

Afbeelding

Rol methaan waarschijnlijk minder groot dan gedacht

Er zijn veel redenen te bedenken om geen of minder vlees te eten, maar de ongemakkelijke waarheid is dat klimaatverandering daar niet bij hoort, stelt een aantal buitenlandse hoogleraren. Temeer omdat de rol van methaan waarschijnlijk minder groot is dan gedacht.

Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

We zijn alweer twaalf jaar en een aantal cruciale ‘verbeteringen’ verder, maar nog steeds werpt het FAO-rapport  ‘Livestocks long shadow’ zijn schaduw over de veehouderij en zijn rol in de klimaatverandering. In dat rapport rekenden Henning Steinfeld en zijn mede-auteurs uit dat de veehouderij verantwoordelijk is voor achttien procent van de wereldwijde uitstoot aan broeikasgassen, ruimschoots meer dan de transportsector. De belangrijkste bronnen voor die uitstoot waren (en zijn) het opboeren en flatuleren van methaan (CH4 ) door herkauwers, de vorming van lachgas (N2 O) uit dierlijke mest en de verandering van landgebruik - met name het kappen van oerwouden - voor de teelt van soja en maïs.

Het verschijnen van het FAO-rapport was voor Marianne Thieme van de Nederlandse Partij voor de Dieren aanleiding om te proberen in de voetsporen te treden van Al Gore met zijn film ‘An Inconvenient Truth’. Bij de presentatie van haar film ‘Meat the Truth’ kwam ze voorrijden in een Hummer met als argument dat een vegetariër in een Hummer beter is voor het milieu dan een vleeseter op de fiets.

Appels met peren vergeleken

Thieme had er niet verder naast kunnen zitten. In 2010 al liet de Amerikaanse hoogleraar veeteelt Frank Mitloehner zien dat het FAO-rapport een paar essentiële fouten bevatte. Een ervan was dat ze de ontbossing in zijn geheel hadden toegeschreven aan de veeteelt. Terwijl het bij ontbossing in eerste instantie gaat om hout en in tweede instantie over de productie van plantaardige oliën uit soja en palmolie voor cosmetica en voedingsmiddelen. Het verrekenen daarvan leidde ertoe dat de auteurs zelf het aandeel van de veehouderij in de uitstoot van broeikasgassen verlaagden van achttien naar veertien procent.

De andere fout was dat ze in de analyse van de transportsector een aantal zaken buiten beschouwing hadden gelaten zoals productie en onderhoud van voertuigen en infrastructuur. Terwijl ze in de analyse van de veehouderij wel alle mogelijke factoren hadden meegeteld, inclusief de uitstoot door de fabricage van kunstmest en verandering van landgebruik. Er waren weer eens appels met peren vergeleken, zoals ook de FAO ruiterlijk toegaf. Omdat er van transport nooit zo’n integrale exercitie is gedaan, is het niet mogelijk om de uitstoot van veeteelt een-op-een met die van vervoer te vergelijken. Dat is wel wat in het FAO-rapport gebeurt. Kijken we alleen naar de directe emissies, zo rekent Mitloehner voor, dan is de uitstoot van broeikasgassen door de veehouderij ongeveer vijf procent van het totaal en dat van de transportsector ruim veertien procent, bijna drie keer zoveel.

Minimaal effect klimaatverandering

Die verschillen worden min of meer bevestigd als we kijken naar de feitelijke uitstoot van broeikasgassen per sector op nationaal en Europees niveau. Daarbij neemt de landbouw als totaal (dus inclusief akker- en tuinbouw) rond de negen procent voor zijn rekening, waarvan ongeveer de helft is toe te schrijven aan de veehouderij. Diezelfde gegevens laten zien dat transport van mensen en goederen op vijfentwintig procent zit en dan tellen we niet eens de luchtvaart mee. Mitloehner concludeert dan ook dat de veehouderij ongetwijfeld effecten heeft op het milieu, maar dat klimaatverandering daar niet bij hoort. Als alle Amerikanen zouden ophouden met het eten van vlees dan zou dat de uitstoot van broeikasgassen met 2,6 procent verminderen.

Verblijftijd methaan

Volgens de Belgische VUB-hoogleraar Frederic Leroy moeten we nog een andere factor in rekening brengen als het gaat om de klimaateffecten van de veehouderij en dat is de rol van methaan. In een  twitterdraad laat hij zien dat de broeikasgassen die door de veehouderij worden uitgestoten voor een kleine veertig procent bestaan uit methaan. Het gas komt vrij in de vorm van boeren en winden door fermentatieprocessen in de koeienmaag.

Bij het registreren van broeikasgassen wordt een eenheid (1 Mol) methaan gelijk gesteld aan achtentwintig eenheden CO2 . Daarmee is methaan, gerekend in CO2 -equivalenten verantwoordelijk voor zo’n zestien procent van de totale uitstoot aan broeikasgassen. De veehouderij neemt daar een derde van voor zijn rekening. Volgens Leroy valt wel wat af te dingen op die vergelijking, omdat de verblijftijd van methaan in de atmosfeer veel korter is dan die van CO2 . Voor CO2 is dat meer dan honderd jaar, terwijl methaan binnen tien jaar wordt afgebroken. Als je rekening houdt met het verschil in verblijftijd, dan hoeft de uitstoot van methaan maar met dertig procent te verminderen om eventuele effecten op het klimaat te vermijden. De uitstoot van CO2 moet daarentegen met tachtig en meer procent worden verminderd. Die dertig procent vermindering is volgens Leroy haalbaar zonder de productie van dierlijke eiwitten drastisch te verminderen.

Overschaduwd

Als je kijkt naar de verschillen in uitstoot tussen landen en tussen bedrijven dan is er nog enorm veel reductie mogelijk door een betere voersamenstelling, beter weidebeheer en meer aandacht voor diergezondheid - kortom door beter management. Op termijn biedt ook de fokkerij kansen om de hoeveelheid methaan per koe te verminderen. Een interdisciplinaire aanpak van de melkveesector in Kenia leidde ertoe dat de uitstoot van methaan daalde met zeven tot wel vijfenveertig procent, terwijl tegelijkertijd de productiviteit verbeterde met vier tot tachtig procent. Goed beheer van weiden en graaslanden is ook belangrijk om uitputting van de bodem tegen te gaan en de opslag van koolstof in de bodem te bevorderen. Gras, zeker in combinatie met bomen en stikstofbindende planten, zoals klaver, heeft een enorme potentie om koolstof vast te leggen. Die opslag is eindig, maar vooralsnog kan het verbeteren van het management de uitstoot van broeikasgassen door de veehouderij voor een groot deel compenseren. Het zicht op dit soort oplossingen wordt echter overschaduwd door het idee dat potente broeikasgassen uit de veehouderij een belangrijke bijdrage leveren aan de klimaatverandering. Hoewel het allang is weerlegd, blijft het oude ‘frame’ dat veehouderij slechter scoort dan transport steeds weer opduiken. Terwijl in de afgelopen twaalf jaar het transport met name het vliegverkeer, enorm is toegenomen, en het aantal koeien juist is gedaald.

Nieuw-Zeeland doet het anders

Anders dan in Europa speelt het verschil in verblijftijd tussen methaan (CH4 ) en CO2 een belangrijke rol in de discussie over klimaat in Nieuw-Zeeland. Dankzij de enorme veestapel en het betrekkelijk geringe aantal inwoners is methaan het belangrijkste broeikasgas met meer dan de helft van het totaal aan CO2 -equivalenten. Ook NieuwZeeland wil de uitstoot aan broeikasgassen vergaand reduceren, de vraag is alleen hoe.

Op dit moment zijn er drie opties. De eerste is ‘zero carbon’ voor alle broeikasgassen - inclusief methaan - tegen 2050. Dat is vergelijkbaar met de Europese doelstelling. De tweede is een ‘zero’ uitstoot voor langlevende broeikasgassen zoals CO2 en lachgas (N2 O) en stabiliseren van de methaanuitstoot op een bepaald niveau, zeg dertig procent beneden het huidige. De derde en laatste optie is om alleen de uitstoot van CO2 naar nul terug te brengen en methaan en lachgas buiten beschouwing te laten. Daarmee zou de voor Nieuw-Zeeland zo belangrijke veehouderij buiten beschouwing blijven.

 

Joost van Kasteren is opgeleid als moleculair wetenschapper en beweegt zich al vele jaren als journalist en commentator op het grensvlak van wetenschap, techniek en samenleving.

Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Vork,   een platform over en voor mensen die betrokken zijn bij de voedselketen – www.vork.org (wordt niet meer bijgewertk sins februari 2024).