Het is een onwaarschijnlijk klinkend verhaal, dat echter logisch voortvloeide uit het toen dominante mensbeeld binnen de cultuur- en gedragswetenschappen: dat van de mens als een onbeschreven blad bij de geboorte. Menselijk gedrag, dacht men, valt quasi volledig te verklaren in termen van cultuur en socialisatie. Het was de Amerikaanse psycholoog Paul Ekman die eind 1960 als eerste wetenschappelijk aantoonde dat die cultuurtheorie van emoties er flink naast zat. Leden van de Fore, een geïsoleerd levende stam in Nieuw Guinea, bleken perfect in staat tot een correcte interpretatie van gefotografeerde gezichtsexpressies van westerlingen. Waar Ekmans bevindingen aanvankelijk op scepsis stuitten, aanvaarden onderzoekers nu algemeen dat veel emoties universeel en aangeboren zijn. Darwin had het bij het rechte eind: emoties hebben diepe biologische wortels. En sinds een tweetal decennia genieten ze ruime wetenschappelijke belangstelling.
Dat mocht eindelijk wel eens. Binnen de wetenschap en wijsbegeerte zijn emoties en gevoelens er vaak bekaaid vanaf gekomen: ze golden als soft, als stoorzenders, als obstakels voor intelligent handelen. De rede was wat het menselijk handelen kenmerkte, of dat maar beter deed indien we onszelf narigheid wilden besparen. Die visie is ook vandaag nog wijdverspreid en doet, ons, mensen, veel onrecht aan, zo stelt Mark Nelissen in De Brein Machine. We gebruiken onze ratio immers maar in erg beperkte mate: ons gedrag wordt vooral gestuurd door emoties. In dit nieuwe boek laat Nelissen, professor gedragsbiologie aan de Universiteit van Antwerpen, de lezer kennismaken met de laatste wetenschappelijke inzichten in de evolutionaire functie en de biologische grondslag van die vaak gemystificeerde entiteiten. Hij vult meteen ook een hiaat op het gebied van definities op, want de bestaande dekken de lading onvoldoende. En in één ruk door maakt hij komaf met de misvatting dat een wetenschappelijke benadering afbreuk zou doen aan de waarde, de intensiteit en het fascinerende karakter van ons gevoelsleven. Wie verliefd is, ziet die verliefdheid toch niet afnemen door kennis van het evolutionaire nut en de neurochemische basis van die heerlijke kwelling? Onze emoties blijven gewoon hun werk doen, los van alle analyses. Om goeie redenen, trouwens: het zijn biologische systemen die in de loop van de evolutie behouden werden doordat ze de overlevings- en voortplantingskansen van hun eigenaar verhoogden. Dergelijke diep in de hersenen verankerde overlevingsmachines schakel je niet zomaar even uit door een wetenschappelijke ontleding ervan. Er zal dus altijd voer genoeg blijven voor dichters en romantici, betoogt Nelissen.
Hoeveel voer emoties en gevoelens dan weer leveren aan onder meer evolutiebiologen, cognitief psychologen en neurowetenschappers, blijkt uit dit meeslepende boek. Net als in De bril van Darwin (2000) betuigt Nelissen zich hier een meester in het bevattelijk uiteenzetten van soms nogal technische materie. Aan de hand van uit het leven gegrepen voorbeelden toont hij aan hoe essentieel deze mechanismen zijn voor onze overleving en ons sociaal functioneren, en verduidelijkt hij zijn definitie van emoties. Die moeten we beschouwen als dirigenten: stuwende krachten die de coördinatie van tal van gedragsprogramma’s regelen. Een eenvoudig voorbeeld is wat er gebeurt als een slang ons pad zou kruisen. In een fractie van een seconde schakelt het lichaam over naar een toestand die we angst noemen: de zintuigen verscherpen, de prioriteiten veranderen radicaal, de omgeving wordt gescand op ontsnappingsroutes, de gezichtsexpressie verandert, bloed trekt van de spijsverteringsorganen naar de spieren en hersenen, de bijnieren pompen adrenaline de bloedbaan in, en het brein treft een beslissing tot handelen en geeft die door aan het lichaam: wegwezen! Het bewust ervaren gevoel bang te zijn is hierbij maar een klein onderdeel van dat samenspel van programma’s, georkestreerd door een leidinggevende kracht: de emotie angst. Angst behoort, samen met woede, vreugde, verdriet, verbazing en walging, tot de zes basisemoties. Die heten zo omdat ze vrij eenvoudig en evolutionair zeer oud zijn. Ze worden gegenereerd in evolutionair oude hersencentra, zoals de amygdala in het limbisch systeem. Complexe emoties daarentegen, zoals afgunst, schaamte en schuld, zijn evolutionair veel recenter en hangen samen met het feit dat we een zeer sociale diersoort zijn die een uitermate complexe samenleving heeft ontworpen. Onze ver ontwikkelde socialiteit, waarin samenwerking primeert, was niet mogelijk geweest zonder de werking van sociale emoties. Evolutiebiologen hebben het over de contractfunctie van emoties: ze binden ons in het sociale verkeer veel meer dan verstandelijke afspraken dat zouden doen. Een knagend schuldgevoel biedt een grotere garantie op wederkerige samenwerking dan een rationeel afwegen van de voor- en nadelen van wederkerigheid. Wraakzucht leidt tot een sterkere motivatie om degene die jou onrecht heeft aangedaan mores te leren dan rationeel beredeneerde wraak, die misschien even snel weer wordt weggeredeneerd, waardoor je jezelf tot een gemakkelijk slachtoffer maakt. Aangezien de complexe emoties grotendeels aangemaakt en gecontroleerd worden in de neocortex, het modernere hersendeel dat instaat voor denken, praten en andere cognitieve activiteiten, vragen ze een ingewikkelder hersenwerking dan basisemoties, ze worden trager opgeroepen en doven langzamer weer uit. Door hun moderne huisvesting zijn ze ook meer onderhevig aan culturele invloeden. We zien bijgevolg een grotere culturele variatie in de mate waarin ze worden uitgedrukt, verzwakt of benadrukt dan bij de basisemoties.
Emoties, zo maakt dit boek duidelijk, zijn vaak veel krachtiger overlevingswapens dan onze zo hoog ingeschatte ratio. Dat betekent niet dat ze per definitie goede oplossingen zijn. Ze bieden slechts gemiddelde oplossingen voor gemiddelde problemen: omstandigheden die in de loop van de menselijke evolutie steeds terugkeerden, waardoor de reacties erop onderhevig konden worden aan natuurlijke selectie. Vandaag geldt die onvolmaaktheid van emoties meer dan ooit, want onze omgeving verschilt drastisch van het milieu waarin ze ontworpen werden. Mensen zijn bang voor spinnen en slangen terwijl in onze contreien geen dodelijke exemplaren voorkomen, maar niet voor auto’s, die nochtans veel meer doden maken. De oorzaak is eenvoudig: onze prehistorische voorouders kenden geen auto’s, dus kon voor die laatste geen angst evolueren. Honderdduizend jaar geleden was het functioneel om boos te worden op iemand die tegen je aanliep, want die had wellicht slechte bedoelingen. In een hedendaagse winkelstraat zal zo’n botsing toeval zijn, maar toch kunnen we een neiging tot agressie voelen opwellen. Ons emotionele brein reageert nog net als honderdduizend jaar geleden. De overgang naar het moderne leven was immers veel te recent voor de evolutie om er greep op te hebben. Gelukkig staan ons emotionele brein en onze neocortex via ingewikkelde wegen met elkaar in verbinding, zodat we door rationele analyse ongepaste emoties kunnen onderdrukken. Want dat zijn andere grote misverstanden die Nelissen uit de weg wil ruimen: dat alles genetisch bepaald zou zijn, en dat iets goed zou zijn omdat het evolutionair verklaard kan worden. Genetisch determinisme is een mythe, daar zijn alle evolutiebiologen het over eens. Evolutie is daarenboven een amoreel proces. Het kan tot gedragsneigingen leiden die veel leed berokkenen, zoals despotisme en verkrachting. Evolutionaire verklaringen bieden dus zeker geen leidraad voor gewetensvol handelen.
De Brein Machine biedt antwoorden op tal van vragen, waarbij de auteur erop wijst dat sommige daarvan voorlopig maar hypothetisch zijn. Waarom vinden we speeksel niet vies in onze mond maar wel van zodra het eruit is? Waarom blijft geluk niet duren? Wat is de evolutionaire functie van verdriet? Waarom hebben mensen veel geld veil voor een kledingstuk dat door een filmster gedragen is maar voelen ze afkeer voor de trui van een moordenaar? Is het onderdrukken van emoties werkelijk slecht voor je gezondheid? (Antwoord: neen.) We krijgen een fascinerende rondleiding door de zetel van onze emoties: de hersenen, en een inkijkje in de scheikunde van onze gevoelens. Nelissen rondt af met een hoofdstuk over de evolutie van samenwerking, met een focus op het mechanisme dat aan de grondslag ligt van empathie: de spiegelneuronen. Het is een mooie afsluiter van een erg relevant en vaak verrassend boek, dat zich richt op zowel leken als biologen. Uiterst storend dus dat Lannoo de taalminnende medemens al meteen afschrikt door de kanjer van een spellingfout in de titel. De uitgeverij mag haar eigen breinmachine eens oliën.
Mark Nelissen
De Brein Machine. De biologische wortels van emoties en gevoelens. Een darwinistische kijk
288 pag.