Vraag
Een belangrijke factor, welke van beslissende invloed is geweest op het wetenschappelijk denken, is de manier waarop de wetenschapper zijn onderzoek doet. De basis van zijn onderzoek wordt gevormd door het verrichten van waarnemingen. Hierbij speurt hij naar wetmatigheden in de natuur. Als resultaat hiervan zal hij trachten modellen op te stellen, welke algemeen geldig zijn. Hierbij volgt de wetenschapper een evolutionair pad, waarbij de werkelijkheid wel steeds dichter wordt benaderd, maar deze mogelijk nooit wordt bereikt. Het primaire doel van dit proces is echter de beheersing van de natuur. Niet het vinden van de waarheid. Dat kan hooguit het secundaire doel zijn, want deze ligt pas aan het einde van het proces, dat in principe oneindig lang kan duren. Elk model of theorie is echter een benadering, welke gebaseerd is op een beperkte hoeveelheid gegevens. Het moet steeds worden aangepast wanneer zich weer nieuwe verschijnselen voordoen. Bij het zoeken naar verklaringen lijkt het er op dat het vaststellen van een goede logische, plausibele en causale verklaring belangrijker is dan het verschijnsel zelf. Immers de wetenschapper is ingehuurd om verschijnselen te verklaren en hanteerbaar te maken. Met onverklaarbare zaken kan hij niet uit de voeten. Wonderen maken hem letterlijk brodeloos. Daar is geen eer aan te behalen.
Aan deze werkmethode is het gevaar verbonden dat de wetenschapper langzamerhand in zijn model, dat hij steeds maar verder perfectioneert, vast groeit. Hij gaat op den duur geloven in de onomstotelijke geldigheid ervan en is dan geneigd een waarneming die hier niet in past als twijfelachtig of zelfs als onjuist te beschouwen. Dat kan zo ver gaan, dat hij zelfs weigert ook maar een blik te werpen op verschijnselen die buiten zijn wetenschappelijke model vallen. Dit omdat hij dan het gevaar loopt een geheel nieuw model te moeten ontwerpen. Een voorbeeld hiervan is de wetenschappelijke afwijzing van een aantal homeopatische geneesmiddelen, waarvan de werking echter duidelijk is aangetoond. In het boek van Ian Pearce "Stress, Kanker, Voeding en Meditatie", wordt een voorbeeld gegeven van een op deze wijze vastgelopen wetenschapper, professor John Tayler, die eens tijdens een college zou hebben gezegd:
"Er zijn drie dingen die ik onmogelijk kan aanvaarden, voorkennis, materialisatie en dematerialisatie, en levitatie, het opheffen van de zwaartekracht. Als het bestaan van één van deze drie bewezen kan worden, zou dat alle aanvaarde natuurwetten omverwerpen. Deze wetten nu zijn ons bijzonder van dienst geweest bij het begrijpen van de stoffelijke wereld en daarom kunnen wij ons domweg niet veroorloven ze omver te laten werpen. Ik zou mij dan ook met hand en tand tegen een dergelijk bewijs verzetten, ook als dat geleverd zou kunnen worden, want als dat zo is, zou ik terug zijn bij af en mijn hele wetenschappelijke overtuiging moeten herzien."
Het zal duidelijk zijn, dat we met een dergelijke hantering van wetenschappelijke modellen niet zo goed in staat zijn belangrijke vorderingen te maken bij het wetenschappelijk- en met name bij het geneeskundig onderzoek. Ik denk hierbij aan de moeizame vorderingen bij het onderzoek van rheuma, hart- en vaatziekten, kanker en aids, maar ook bij de 'eenvoudige' ziektes als griep en verkoudheid. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er andere alternatieve denkbeelden beginnen te ontstaan, welke meer uitzicht bieden. Het zal ook duidelijk zijn dat de officiële wetenschap zich heftig tegen deze nieuwe denkbeelden zal verzetten. Dit omdat ze niet passen in de bestaande modellen en zij opgevat worden als aanvallen op hun gevestigde orde.
Naam en adres bekend
Antwoord SKEPP (door Etienne Vermeersch)
Geachte,
In uw bijdrage over het "wetenschappelijk" denken zitten enkele terechte opmerkingen, maar ook een aantal moeilijk houdbare. Het is inderdaad juist dat de onderzoeker zoveel mogelijk verschijnselen die hij vaststelt, zal proberen onder te brengen in modellen. Meestal gaat het om wetten die zelf kunnen herleid worden tot overkoepelende theorieën. Een eerste keer gaat de auteur uit de bocht als hij beweert dat het primaire doel van dit proces beheersing van de natuur is, en niet het vinden van de waarheid. Dat is historisch onjuist. De ontwikkeling van de wiskunde in de Oudheid had met beheersing van de natuur geen uitstaans; en dat geldt ook in grote mate voor de statica, de hydrostatica en de optica. Wie het axiomatisch opgebouwde werk over hydrostatica van Archimedes bestudeert (peri ochoumenoon), moet vaststellen dat de daar bewezen stellingen, hoe verbluffend ook, nauwelijks iets met eventuele toepassingen te maken hebben. Overigens is de studie van de astronomie tot halfweg de 20ste eeuw helemaal en ook nu nog grotendeels, gericht op het theoretisch kennen, zonder uitzicht op beheersing. Bij het ontstaan van de natuurkunde van Newton en de vernieuwing van de scheikunde bij Lavoisier, kan men hetzelfde vaststellen. Toen Maxwell zijn theorie van de electromagnetische golven ontwikkelde, had hij geen idee van de onvoorstelbaar vele toepassingen die daardoor een verklaring zouden krijgen.
Dat wetenschappers een tendens hebben om zich aan een model waarin ze jarenlang gewerkt hebben, vast te klampen, is inderdaad herhaalde malen vastgesteld: zie Galileï, Lavoisier, enz. Telkens opnieuw is het echter opgevallen dat jongere onderzoekers weinig problemen hebben om oude modellen af te breken; integendeel, ze kunnen er hun naam mee vestigen.
Wat onze auteur niet schijnt te beseffen is het volgende. De tendens om een bestaand model te verdedigen, heeft ook grote voordelen. De wetenschappelijke wereld wordt immers voordurend overspoeld met beweringen over waarnemingen van de meest uiteenlopende aard. Meestal zouden de onderzoekers het grootste deel van hun kostbare tijd verliezen, indien ze die allemaal au sérieux zouden nemen. De tendens om daarbij alles wat niet strookt met het model uit te schakelen biedt daarbij een enorme tijdwinst..
Het is echter onjuist te beweren dat daardoor nieuwe vondsten niet kunnen doordringen. De vrij snelle doorbraak van de relativiteitstheorie en de quantummechanica, in strijd met de Newtoniaanse fysica, heeft dat ontkracht.
Ook in de geneeskunde heeft men herhaaldelijk nieuwe ideeën zien doorbreken. Zo was tot enkele jaren geleden bijna iedereen ervan overtuigd dat maagzweren een zuiver functionele stoornis waren, vooral bevorderd door stress. Nu aanvaardt nagenoeg iedereen dat een bacterie er een wezenlijke rol in speelt en dergelijke voorbeelden zijn legio.
Naast de modellen die op beperkte terreinen worden toegepast, gebruiken de grote wetenschappelijke theorieën echter ook zeer algemene postulaten die samenhangen met enkele absoluut noodzakelijke invariante kenmerken die we aan de natuur moeten toeschrijven om die voor wetenschap toegankelijk te maken. De hypothese bv. dat de natuurwetten niet plots veranderen; dat de universele constanten geen drastische schommelingen ondergaan (bv. dat de lichtsnelheid ofwel constant blijft ofwel slechts onnoemelijk kleine wijzigingen ondergaat) enz. Een van die basispostulaten die tot grote successen in de geschiedenis van de wetenschappen heeft geleid, is het naturalistisch postulaat dat zegt dat de verschijnselen en wetmatigheden op alle kennisdomeinen uiteindelijk, ten eerste gehoorzamen aan de basiswetten van de scheikunde en de natuurkunde, en ten tweede, daarin uiteindelijk hun verklaring zullen vinden. In de wetenschapsgeschiedenis is dat postulaat nooit op één zelfs miniem gebied ontkracht en daarenboven heeft het als leidraad gediend bij alle grote stappen vooruit in de uitbreiding van ons inzicht in de natuur. Een dergelijk postulaat is niet gelijk te stellen met een "model" dat tijdelijk als verklaring moet dienen. Een typische toepassing van dat postulaat in de natuurkunde is de stelling dat een 'perpetuum mobile' niet construeerbaar is. Sinds jaar en dag worden universiteiten over de hele wereld geregeld geconfronteerd met 'studies' die moeten aantonen dat zo'n perpetuum mobile wel geconstrueerd kan worden.
Vaak zijn die bijzonder ingewikkeld. Het zou gewoon idioot zijn al die projecten te bestuderen en daaraan kostbare tijd te verliezen. Dankzij het postulaat kunnen we die gewoon van de tafel vegen. Daar is niets onwetenschappelijks aan: zodra verpletterend bewijsmateriaal voor het bestaan van dat perpetuum mobile zou geleverd zijn, zou men het wel moeten aanvaarden en de hele fysica ombouwen, maar zoiets doet men toch niet voor de eerste de beste bewering. De professor John Tayler, die levitatie, dematerialisatie, materialisatie en voorkennis niet aanvaardt, is helemaal niet vastgelopen: hij gebruikt zijn elementair gezond verstand: het aanvaarden van het bestaan van die fenomenen is strijdig met het naturalistisch postulaat en met dit van de invariantie van de basiswetten van de natuur. Er zijn in de loop van de geschiedenis tienduizenden verhalen opgedoken over fenomenen die met het naturalistisch postulaat in strijd zijn en waar geen redelijk mens rekening mee houdt (kabouters, elfjes, spookverschijningen, vrouwen die zich in een zwarte kat kunnen veranderen, enz. enz. ). De mensen - ook onze auteur - houden daar geen rekening mee omdat ze onbewust het naturalistisch postulaat hanteren. Zonder dat postulaat is de wereld van Harry Potter even waarschijnlijk als die van ons.
Wat de homeopathie betreft, die is zonder meer in strijd met het naturalistisch postulaat. Overigens is dat niet het opkomen van een nieuw model, maar het hardnekkig blijven bestaan van een al eeuwen achterhaald model. Hoewel dat eigenlijk niet hoefde, zijn er toch mensen die hun kostbare tijd besteed hebben aan het testen van deze geneesmethode. Nooit is die op ook maar één terrein systematisch efficiënter gebleken dan een placebobehandeling. Toch blijft men beweren dat de werking is aangetoond: daar ligt het krampachtige vasthouden aan verroeste ideeën. Mag ik er terloops op wijzen dat het verwijzen naar boeken in deze materies niet bewijskrachtig is: het papier is gewillig. Alleen publicaties in internationaal aanvaarde referee-tijdschriften komen hiervoor in aanmerking.
En dan volstaat het nog niet één of een paar artikels te hebben: vooraleer in deze materies een ruime consensus is ontstaan is het verlies van tijd en geld, en op medisch vlak, van mensenlevens, om geloof te hechten aan bakerpraatjes...waarom dan niet onmiddellijk Harry Potter erbij halen: daar is er tenminste "method in the madness".
Etienne Vermeersch