Het waarom doet SKEPP niets met X-genre is een sterkhouder in onze mailbox. Tijdens een recente discussie over de rol van godsdienst(kritiek) binnen SKEPP en het skepticisme werd verwezen naar de tweede editie van Wonder (de vroegere naam van Skepp Magazine, red.) uit 2002. Daarin behandelden we de kwestie van de historiciteit van Jezus. De discussie over SKEPP en religie in het algemeen zullen we vandaag even laten voor wat ze is. Wat de inhoud betreft, is verwijzen naar een stuk van maar liefst twintig jaar geleden natuurlijk geen schitterend verweer tegen een vraag naar variatie in de thema’s van dit tijdschrift. Bouwend op een andere klassieker uit het vragengenre waar ik zonet naar verwees, fluisterde de aartsengel Gabriel me recentelijk in het … OK, neen, dat is niet waar. Kreeg ik dus het idee om eens met de historisch-kritische loep naar Mohammed, de profeet van de islam, te kijken.
Daarbij benadruk ik dat hier geen sluitende wetenschappelijke waarheden geformuleerd zullen worden. Geschiedenis is geen geneeskunde en zelfs de meest bevooroordeelde of onwaarschijnlijke bewering is niet zo knotsgek als homeopathie. Evenmin zullen we hier de vele miraculeuze claims over de profeet debunken. Gelet op het lezerspubliek van dit tijdschrift lijkt het me veilig om aan te nemen dat ik hier niemand moet overtuigen dat Mohammeds nachtelijke reis – op een vliegend paard met menselijk gezicht – van Mekka naar Jeruzalem en vervolgens naar de hemel en de hel historisch gezien moeilijk hard te maken valt.
De vroegste biografie van de profeet stamt uit het jaar 765, 133 jaar na de dood van de profeet.
Geïnspireerd door de zoektocht naar de historische Jezus richten we ons op enkele kernvragen: Wie was Mohammed eigenlijk? Wat kunnen we over hem weten? De parallel met Jezus dwingt me evenwel om het grootste verschil bloot te leggen. En neen, ik bedoel geen theologisch of persoonlijk verschil. Na enkele voorlopers in de vroege Verlichting is sinds een twee- à drietal eeuwen onwaarschijnlijk veel onderzoek gedaan naar de kwestie van de historische Jezus. Talloze geleerden – aanvankelijk vooral in Duitsland, maar later overal ter wereld – spendeerden een hele carrière aan de kritische analyse van dat vers of die parabel of dat spreekwoord uit het Nieuwe Testament. Nog steeds wordt naarstig verder gewerkt aan bijvoorbeeld de interpretatie van recenter ontdekte manuscripten of tekstuele varianten. Die enorme hoeveelheid onderzoek heeft ertoe geleid dat er een vrij grote consensus bestaat. En dat over religieuze affiliaties heen, trouwens. Behalve de meest radicale fundamentalisten enerzijds of internethelden met eigen theorieën anderzijds zijn bijna alle geleerden het eens over een aantal kernaspecten van de historische Jezus. Pas op: veel punten zijn dat niet. Maar het zijn er tenminste een paar.
Het fundamenteel historisch onderzoek naar de historische Mohammed en het ontstaan van de islam, echter, is amper een halve eeuw oud. Tot in de jaren 70 werden de grote lijnen van het traditionele verhaal door de meeste niet-moslimgeleerden zonder veel vraagstelling aanvaard, met uiteraard hier en daar wel een uitzondering. Sinds die tijd is het bestuderen van de islam er ook niet meteen minder politiek gevoelig op geworden. Dat zorgt ervoor dat er nog bijzonder veel controverse bestaat in het onderzoeksveld en dat bijvoorbeeld de recensies die professoren over elkaars boeken schrijven meer lijken op het spiekbriefje van zo een tv-programma waarin je een bekend persoon zo gruwelijk mogelijk voor schut moet zetten of roasten. Dat maakt het dus– zeker voor leken – erg moeilijk om na te gaan over welke feiten er eensgezindheid bestaat. Laten we ons daarom bedienen van vragen uit het scepticisme-met-een-c: ‘Is dat wel zo? Hoe weten we dat eigenlijk?’
De eerste geschreven referentie naar Mohammed vinden we in Koranverzen aangebracht op de Rotskoepel.
De traditionele versie
Islamitische bronnen, maar evengoed algemene werken voor niet-moslims , geven het ontstaan van de islam en het leven van de profeet meestal op onderstaande manier weer. Op de mirakels na stond deze versie bijvoorbeeld ook in alle geschiedenisboeken en -atlassen die ik op de middelbare school gebruikte.
Mohammed werd geboren in het jaar 570 in Mekka, een relatief welvarende handelsstad op het Arabische schiereiland. Zijn vader overleed voor zijn geboorte, zijn moeder stierf toen hij zes jaar oud was. Hij werd opgevoed door zijn grootvader en later door een oom. Mohammed stond bekend om zijn eerlijkheid. Al op jonge leeftijd werd hij door zijn medeburgers erkend als Al-Amin (de betrouwbare). Het lijkt erop dat hij een koopman was en uit een vooraanstaande familie kwam.
Op de leeftijd van 40 jaar, tijdens een meditatieve periode in een grot, ontving Mohammed zijn eerste openbaring van God via de aartsengel Gabriel. Tijdens de maand ‘ramadan’, overigens. Deze openbaring markeerde het begin van zijn profeetschap en duurde daarna nog ongeveer 23 jaar. Gedurende die tijd ontving Mohammed – in stukken en beetjes – de teksten die later zouden worden verzameld in de Koran, het heilige boek van de islam. Mohammed begon openlijk te prediken over de eenheid van God en de noodzaak van morele rechtvaardigheid en sociale gelijkheid.
Zijn boodschap stuitte echter op weerstand van de machthebbers in Mekka. Die waren bang dat zijn prediking de heidense afgodendienst en pelgrimstochten waaraan zij flink geld verdienden, zou ondermijnen en de sociale orde zou verstoren. Mohammed en zijn aanhangers werden blootgesteld aan vervolging en onderdrukking en uiteindelijk gedwongen om Mekka te verlaten. Ze vestigden zich in 622 in de stad Yathrib (later Medina, wat gewoon Arabisch voor ‘stad’ is). Deze gebeurtenis werd later bekend als de Hidjra, het begin van de islamitische jaarrekening. Voor de liefhebbers: je kunt niet gewoon 622 van een jaartal ‘na Christus’ aftrekken. Doordat de Arabische kalender een maankalender is, komt de lengte van het jaar niet overeen met de onze. Vandaar ook dat de ramadan in onze tijdsrekening elk jaar op een ander tijdstip valt.
In Medina kon Mohammed zijn gemeenschap opbouwen en ontwikkelen. Hij speelde ook een belangrijke rol in het reguleren van sociale en politieke aangelegenheden. Na een periode van intense strijd en conflicten met allerlei tegenstanders, keerde Mohammed in 630 triomfantelijk terug naar Mekka. Hij verwijderde de afgodsbeelden en verkondigde een boodschap van vergeving en genade mits geloof in één God – de God van Abraham – en de profeten en Jezus. Niet lang daarna, in 632, overleed Mohammed in Medina. Hoewel de jonge moslimgemeenschap vrijwel onmiddellijk in diepe twist verzeild raakte (o.a. tussen wat later Soennieten en Sjiieten zouden worden), waaierden de moslims kort nadien uit hun Arabische thuisland en liepen ze de halve bekende wereld onder de voet, gedreven door het geloof in één God en zijn profeet.
… en haar problemen
Eén of andere versie van voorgaand verhaal was de lezer vast bekend. Maar waarop is dat nu gebaseerd?
De vroegste biografie van de profeet stamt uit het jaar 765. Ze is van de hand van een zekere Ibn Ishaq. Hij was leraar aan het hof van de Abbasidische kalief Al-Mansoer. Die laatste vroeg hem om een geschiedkundig werk te produceren ‘van de schepping van Adam tot het heden’. De Abbassiden hadden net de vorige heersende dynastie, de Omajjaden, in een bloedige coup verdreven. Mede door het ondersteunen van kunst en cultuur (o.a. door het stichten van de stad Bagdad) wilde Al-Mansoer zijn heerschappij verankeren. Naast deze sterk politieke achtergrond was de lezer natuurlijk nog iets opgevallen: het jaartal 765. Dat is 133 jaar na de dood van de profeet, zeker vier generaties later.
En er is meer: het werk van Ibn Ishaq is verloren gegaan. We kunnen alleen gebruik maken van een vijftig jaar jongere redactie door *Ibn Hisham* (+833) die via een leerling van Ibn Ishaq genaamd Al-Bakka’i een versie van de biografie bemachtigde. Ibn Hisham was een geleerd man en tenminste zo eerlijk dat hij zijn bewerkingen aan de tekst toegaf. Zo opent hij het werk met de disclaimer dat hij verhalen die niet over Mohammed gaan – wat hij ‘twijfelachtige verhalen en aanstootgevende passages’ noemt – heeft verwijderd. Toch weten we dat Ibn Hisham daarmee niet al zijn persoonlijke ingrepen aangaf. Een nog later werk van Al-Tabari uit 915 dat zich duidelijk op dezelfde brontekst van Ibn Ishaq baseert, komt soms toch tot verschillende resultaten.
Hoewel er traditioneel een ketting van betrouwbare bronnen tussen Ibn Ishaq en de profeet wordt aangeleverd, is daar geen historisch bewijs voor. We moeten dus vaststellen dat de eerste biografische claims over Mohammed meer dan honderd jaar na zijn dood werden verzameld. Ook dat de versies waarover we beschikken nog eens honderd jaar jonger zijn. Gewoon ter illustratie – en met de kanttekening dat ik hier absoluut geen appelen met peren wil vergelijken – kan de lezer die dat wil enkele stukjes bestuderen uit de brieven van Paulus (~50), het evangelie volgens Markus (~70) en het evangelie volgens Johannes (~100). Het is soms haast niet te geloven dat deze auteurs het in hun werk wel degelijk over dezelfde persoon hebben: Yeshua van Nazareth (gekruisigd in 30 of 33).
Andere bronnen
De oudste bron uit de islamitische traditie is de Koran. Hoewel er verschillende verhalen over de initiële samenstelling bestaan – bijvoorbeeld dat de tweede kalief Omar rond 640 beval de tekst op schrift te stellen omdat heel veel gelovigen die de Koran vanbuiten kenden, gesneuveld waren – lijkt het er wel op dat de tekst tegen het einde van de zevende eeuw en zeker in de achtste eeuw zo goed als vastgelegd was. Eén ophefmakend onderzoek heeft zelfs gesuggereerd (met koolstofdatering, de C-14-methode) dat een oud manuscript met Koranverzen teruggaat tot vóór de tijd van de profeet. Die piste laten we hier evenwel voor wat ze is.
Wie het ooit al aandurfde de Koran te lezen, zal me vermoedelijk bijtreden in de uitspraak dat we hier niet met een verhaal te maken hebben. Er zit geen enkele chronologische volgorde in de verschillende hoofdstukken – of soera’s. Grote delen tekst zijn bijzonder moeilijk te begrijpen. Behalve mistige verwijzingen naar vergeten volkeren hebben de meeste verzen ook maar weinig historische inhoud. Tenzij dan in die zin dat heel wat mythologische verhalen uit de joods-christelijke traditie worden hernomen. De naam Mohammed komt amper vier keer voor in de Koran. Ter vergelijking: Jezus en Maria samen bijna 300 keer. Bovendien is Mohammed niet echt een naam: het is een eretitel die ‘de lofwaardige’ betekent. Voor de komst van de profeet heette niemand zo. De stad van de profeet, Mekka, wordt maar één keer – in een nogal duistere passage – genoemd. De term Bakkah komt wel geregeld voor en verwijst duidelijk naar een centraal heiligdom. Voor islamitische schriftgeleerden is dat vanzelfsprekend de Ka’aba en is Bakkah dus een oudere benaming of pars pro toto voor Mekka. Al kun je dat niet uit de Koran zelf opmaken. Bovendien worden de door de Koran aangevallen heidenen ook beschreven als eigenaars van grote veestapels, wijnranken, olijfbomen, etc. Nochtans kun je in de kurkdroge woestijn die zich honderden kilometers rond Mekka uitstrekt, helemaal niet aan landbouw doen.
Mohammed is in de islamitische traditie al gestorven wanneer het heilige land wordt veroverd.
Zijn er dan andere bronnen waarop we ons kunnen baseren? Mogelijk is de leergierige SKEPP’er bekend met het concept hadith. Dat zijn vertellingen over de uitspraken en het dagelijkse doen en laten van de profeet. Ze vormen de basis van de soenna, de morele, maatschappelijke en religieuze normen waaruit ook de islamitische rechtspraak (fikh) voortvloeit. Toch confronteert ook dit ons met een gelijkaardig probleem.
De bekendste en meest gerespecteerde verzameling hadith is die van Bukhari (~850). Deze man en zijn tijdgenoten waren geen idioten: zij hadden goed begrepen dat er een enorme hoeveelheid onbetrouwbare volksverhaaltjes en politiek geïnspireerde pseudovoorspellingen waren ontstaan in de circulerende verhalen over de profeet. Centraal in het kritisch onderzoek van hadith was het onderzoek van de zogenaamde isnad of ‘steun’: de ketting aan vertellers van deze claim over een uitspraak of handeling van de profeet. Een voorbeeld: ‘de vader van Naim zei ons dat Shaiban zei dat, via Yahya, van Abdullah bin Abi Qatada, van zijn vader, dat de profeet – vrede zij met hem – zei … ’ Hoewel de hadithgeleerden deze taak bijzonder ernstig namen en de grote meerderheid van de circulerende hadith als onbetrouwbaar verwierpen, werkten ook zij meer dan 200 jaar na de dood van de profeet. De hadiths bevatten evidente interne tegenstrijdigheden, sommige isnads komen niet met elkaar overeen, er zijn duidelijke gevallen van hineininterpretierung in het licht van destijds actuele politieke events, etc.
Hoewel het kritisch bronnenonderzoek van Bukhari en co wellicht het beste was dat een historicus destijds kon bieden, kunnen we deze methode niet zomaar als wetenschappelijk aanvaarden. Vrijwel alle onderzoek naar (mondelinge) overlevering in verschillende culturen toont aan dat mensen – ook specifiek getrainde barden, wijzen of kopiisten –heel snel een eigen draai geven aan dat soort verhalen. Bewust of onbewust.
De eerste geschreven referentie naar Mohammed vinden we in een aantal Koranverzen – overigens anders verwoord dan in de huidige standaardversie – die zijn aangebracht op de Rotskoepel in Jeruzalem. Hier vinden we eveneens voor de allereerste keer het woord ‘islam’ terug. Dat monument werd in 691 gebouwd en in de negende en elfde eeuw ingrijpend gerenoveerd na aardbevingen. De verzen zeggen helemaal niets over het leven van Mohammed, die enkel wordt genoemd als de (laatste) boodschapper van God. Eén inscriptie of graffito van na 650, die werd gevonden nabij de Tempelberg vermeldt slechts ‘de boodschapper’ zonder die een naam te geven.
Niet-moslim bronnen
De vroegste niet-islamitische referenties naar de veroveraars uit de woestijn zijn te vinden in een aantal manuscripten van Syrische monniken. In de laatantieke en vroegmiddeleeuwse periode was Syrië, naast Constantinopel, het intellectuele en spirituele hart van de christelijke wereld. Het land was bezaaid met kloosters. Kloosters die trouwens later de centrale bron zouden vormen voor de bekende vertaalbeweging van de Abbassiden (einde achtste eeuw en later) en de daaropvolgende gouden tijd van de islamitische filosofie. Maar dat is weer een ander verhaal.
Een aantal van deze Syrische monniken laten berichten na over de roof- en plundertochten van de ‘Arabieren (uit de woestijn / bedoeïenen) van Mohammed’ (Syrisch: tayyāyē d-Mḥmt). Eén monnik vermeldt de datum 4 februari 634 voor een grote veldslag tussen de Romeinen (Byzantijnen) en die Arabieren van Mohammed. Een merkwaardig document is de Doctrina Jacobi, een traktaat dat – met veel controverse – gedateerd werd tussen 630 en 640. Het is een fictieve dialoog geschreven door een christen met een sterk anti-Joods doel. Terloops vermeldt een personage in de dialoog ‘de profeet die aan de Saracenen (Grieks: Σαρακηνοί) is verschenen’ en zijn oorlogstochten in het huidige Israël. Veel meer komen we over die profeet niet te weten. Bovendien is Mohammed in de islamitische traditie al gestorven wanneer het heilige land wordt veroverd. Dat zou trouwens een reden kunnen zijn waarom het eigenaardige verhaal ontstond over de nachtelijke reis die ik eerder aanhaalde: om de profeet toch nog in de heilige stad te krijgen.
Eén van de invloedrijkste personen aller tijden is voorlopig ook één van de meest mysterieuze.
In de jaren 660 krijgen we voor het eerst iets wat lijkt op een beschrijving. De Armeense bisschop Sebeos beschrijft Mohammed als een koopman en Abrahamitische prediker aan het hoofd van de recente veroveraars van het heilige land. Moslims verwijzen daardoor frequent naar deze passage bij Sebeos, ook al zijn heel wat andere zaken die hij over de Arabische veldtochten vertelt hoegenaamd niet te rijmen met de traditionele versie.
Ongeveer in dezelfde periode schrijft een christen in het huidige Iran over de slachtpartijen die aangericht werden door ‘de zonen van Ishmael, wiens leider MHMD was’. Tegen het einde van de zevende eeuw vermeldt de bisschop van Edessa, een zekere Jacob, Mohammed als ‘de eerste koning (Syrisch: malka) der Arabieren’ en Aboe Bakr als de tweede. Veel anders komen we over Mohammed in deze kanttekening niet te weten. En zo zijn er nog een hele verzameling korte vermeldingen met dezelfde insteek.
Samengevat
Dat de verzwakte Romeinse en Perzische rijken in de zevende eeuw verpletterd werden door grotendeels Arabische legers, staat buiten kijf. Al relatief vroeg maken een aantal christelijke auteurs melding van een zekere Mohammed als hun krijgsheer. Een enkele keer bevat hun verslag ook een religieuze toets. Over ongeveer alle andere aspecten van zijn leven wordt – behalve bij de Armeense bisschop Sebeos die vermeldt dat hij een koopman en prediker was – met geen woord gerept. Ook over Mekka, Medina of de lokale heidense cultus is in bronnen uit de periode geen letter terug te vinden.
Dat is natuurlijk niet zo gek: het is nogal logisch dat ‘externe’ verslaggevers minder gedetailleerd te werk kunnen gaan als interne. Alleen moeten we op interne bronnen over de persoon Mohammed meer dan honderd jaar wachten. Het gros van de verhalen over de profeet zijn pas honderden jaren na zijn dood verzameld. In de vroegst beschikbare Arabische teksten – bijvoorbeeld op munten of als graffito op een gebouw – wordt Mohammed amper vernoemd. Als hij al bij naam genoemd wordt, dan is dat quasi uitsluitend als boodschapper van God.
Tot slot
Het is erg waarschijnlijk dat een charismatische leider met de bijnaam Mohammed aan de basis lag van de beweging die zowel de Arabische verovertochten als de islam tot stand bracht. Toch kan de onafhankelijke historicus bijna niets zeggen over zowat elk ander aspect van zijn leven. De zekerheid waarmee zijn traditionele levensverhaal ook in niet-islamitische werken wordt verteld, strookt voor een skepticus dan ook niet met het laattijdig en vooringenomen karakter van de biografieën waarop die versie gebaseerd is.
Een kwart van de huidige wereldbevolking – zowat twee miljard mensen – tracht hun leven vorm te geven volgens het beeld dat ze van Mohammed hebben. Hij is dus één van de invloedrijkste personen aller tijden. En voorlopig ook één van de meest mysterieuze. Verder kritisch onderzoek moet wel tot verrassende inzichten leiden over het leven en de omgeving van het zegel der profeten.
Wietse Wiels is voorzitter van SKEPP. Hij heeft een interesse in de ontstaansgeschiedenis van godsdiensten, met name het christendom.
Bibliografie
Crone, P. (2008), What do we actually know about Mohammed?, opendemocracy.net, online gepubliceerd
Donner, F. (2010), Muhammad and the Believers: At the Origins of Islam, Harvard University Press, Cambridge (Mass.)
Dye , G. & Amir-Moezzi. M-A (eds.) (2019), Le Coran des historiens, les Éditions du Cerf, Parijs.
Holland, T. (2012), In the Shadow of the Sword: The Battle for Global Empire and the End of the Ancient World, Abacus, Londen
Ibn Warraq (ed.) (2000), The Quest for the Historical Muhammad, Prometheus Books, Amherst
Ouardi, H. (2023), Aux Origines de l’Islam – Muhammad et le Califat, Académie Royale de Belgique, Brussel