Hoe het lichaam onthoudt wat de auteur niet helemaal begrijpt

Afbeelding
DNA

Vriendschap is een mooie zaak. Zo kon ik even geleden rekenen op heel wat vrienden die me het boek "Hoe het lichaam onthoudt wat je zelf vergeten bent" van Tom De Prest tipten. Omdat het fenomeen vrij veel media-aandacht kreeg, vroegen ze zich af wat een ‘neurotherapeut’ eigenlijk is. Zo omschrijft de auteur zichzelf immers. Andere vrienden kenden vermoedelijk het antwoord op die vraag – zoiets bestaat niet – en wilden me op stang jagen. Sloebers.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

De titel van het boek lijkt ook erg sterk lijkt op die van het miljoenen keren verkochte "The Body Keeps The Score" van Bessel van der Kolk. Te weten is dat die wereldwijde bestseller inhoudelijk gezien weinig om – of eerder in – het lijf heeft. Én dat van der Kolk al meermaals in de wetenschappelijk-juridische penarie belandde. Dat prikkelde dan ook bijkomend mijn skeptische interesse. Als goede skepticus moeten je tenslotte verschillende standpunten onder de loep nemen. 

Kinesist De Prest beschrijft in het voorwoord van zijn boek hoe hij zich na een heuse born again ervaring ‘bijschoolde tot neurotherapeut, kinesioloog, manueel therapeut, combinatietherapie (sic), osteopathie en chiropraxie’, en daarnaast ook nog in ‘dry needling (…en…) de impact van voedsel op ons lichaam’. Een mens zou gaan vermoeden dat de auteur zo iemand is die wat tijd nodig heeft om te beslissen welke pizza hij wil bestellen.

De rest van het boek bestaat uit elf hoofdstukken die nogal wat overlap vertonen. We zullen enkele algemene ideeën en concrete claims tegen het licht houden.

Patronen

Net zoals de auteur wijst op automatismes en terugkerende richtsnoeren in ons leven, vallen er ook doorheen het boek nogal wat patronen op.

Zo is er het voortdurende gebruik van retorische vragen. Soms gaat het om beschrijvingen uit het dagelijks leven van de lezer. Allen vallen ze op door hun gebruik van het zogenaamde Barnum of Forer effect. De beschrijvingen zijn redelijk vaag en daardoor in deze context op zowat iedereen van toepassing. Beschrijvende zinnen die met ‘Je…’ beginnen komen dan ook tientallen, misschien wel honderden keren voor in het boek. Zou De Prest zich tijdens zijn lange studies ook in de astrologie hebben verdiept? Alleszins zijn deze retorische en schijnbaar zelfkritische vragen vergeven van een – niet erg originele – kritiek op de consumptiemaatschappij. Met name de sociale media moeten het ontgelden en ook de recente lockdowns komen aan bod. 

Niet geheel onverwacht is dit boek het gevolg van een persoonlijke ervaring waar de auteur sterker uit kwam. ‘Het schrijfproces was therapeutisch.’ Dat kunnen we natuurlijk enkel toejuichen. In welke mate de vruchten van die therapie ook met ons gedeeld moeten worden, kan de lezer zelf beoordelen.

Daarnaast worden hoofdstukken onderbroken door plotselinge citaten die ‘OPVALLEND vormGEGEVEN zijn’. Zo is het tweede citaat dat De Prest uitkiest er eentje van Albert Einstein. Wel jammer dat Einstein die uitspraak in kwestie helemaal nooit heeft gedaan. Ik kan er ook niet aan doen.

Het valt verder op dat de auteur voortdurend anekdotes oprakelt van patiënten met psychische problemen die hij op weg hielp. Uiteraard staat het iedere burger vrij een ander een hart onder de riem te steken. Bij allerlei zorgverleners of vertrouwenspersonen (geestelijken, leraren, etc.) is het natuurlijk zo dat dit soort problemen vaak spontaan naar boven komen. Hoewel de auteur concrete psychiatrische diagnoses en termen als therapie ontwijkt, duiken ze toch soms op. ‘…al die mensen die bij mij komen (…) met een burn out of depressie…’ Men kan zich afvragen wat dit nog met kinesitherapie – of een van de twaalf andere vakgebieden van De Prest – te maken heeft. Nu ja. Beter dat dan een riskante nekmanipulatie, zeker? Anderzijds: het risico op ernstige complicaties is daarbij vrij klein. Iemand met ernstige psychische problemen verkeerd benaderen, is daarentegen snel gebeurd.

Dat we met een zelfhulpboek van een alternatief therapeut te maken hebben, wordt al snel duidelijk door de vele getuigenissen en persoonlijke verhalen. Niet zelden zonder duidelijk punt. Ten slotte heeft de auteur de wat vervelende gewoonte om te pas en te onpas Engelse termen te gebruiken waarvoor normale Nederlandse woorden bestaan. Bijvoorbeeld ‘body-mind connection’. Maar ook zelfbedachte neologismen als ‘neurocircuit’ worden gretig rondgestrooid. 

Het boek is ook doorspekt met matig relevante fysiologische weetjes. Doorgaans op een vrij eenvoudig niveau. Ter herinnering: de fysiologie is de wetenschap die de concrete werking van levende wezens (in gezonde toestand) onderzoekt. Toegepaste biologie en biochemie dus.

Stress

De Prest benadrukt dat stress niet gezond is. Hij gebruikt daarvoor de bekende analogie van ‘voortdurend in  overlevingsmodus zijn’. Als beeldspraak valt daar iets voor te zeggen. De concrete claims die hij daarover doet zijn al wat bedenkelijker. Zo zou er in het lichaam door stress ‘geen energie meer zijn voor het immuunsysteem’ waardoor ‘virussen en bacteriën meer kans hebben zich te ontwikkelen’. Voor iemand die langdurig in extreme stress leeft, zoals een dakloze of gemartelde gevangene, zal dat inderdaad waar zijn. Of iemand met een slechte baas vaker een longontsteking krijgt, durf ik echter betwijfelen. Voor De Prest is stress dé verklaring voor zaken die verkeerd gaan.

Onze gezondheidsproblemen zouden te wijten zijn aan het feit dat we de situatie van onze voorouders ontgroeid zijn. Die konden zich, bijvoorbeeld na de jacht, geregeld lekker ontspannen. Zo hoefden ze niet voortdurend onder stress te staan. Zoals dat bijvoorbeeld met dieren ook gaat. Bij wijze van oefening stelt de auteur ons op het einde van het hoofdstuk dan ook de vraag: ‘al eens een hert of antilope gezien met haaruitval, hartklachten of maagzweren?’ Laten we meteen een poging ondernemen om daarop te antwoorden. Spannend!

1) Herten en antilopen zijn gevoelig voor talloze vormen van haaruitval (‘alopecia’), waaronder die veroorzaakt door stress in brede zin. 

2) Hartziekte door aderverkalking komt bij vrijwel geen enkele andere diersoort dan de mens in relevante mate voor. Al heb ik wel nog nooit aan een hert of antilope gevraagd of ze soms pijn op de borst krijgen bij het trappenlopen. 

3) De claim over de maagzweren heb ik even moeten opzoeken. Blijkbaar krijgen herten wel degelijk af en toe zweren in de lebmaag. Dat is een van hun vier magen. Of dat iets met stress te maken heeft weet ik niet. Of de arme viervoeters hierdoor aan ‘het zuur’ lijden, is me evenmin bekend. Wel weet ik dat inmiddels al bijna een halve eeuw geweten is dat maagzweren niks met stress te maken hebben, wel met chronische ontsteking door de microbe Helicobacter pylori en bepaalde medicijnen.

Ben ik geslaagd?

Neurononsens

Nog eigenaardiger wordt het wanneer De Prest het over de hersenen heeft. Nogal wat specifieke beweringen zijn onjuist. Zo is er de claim dat stress ‘de doorbloeding van de prefrontale kwab tot 70% kan verminderen’. Hoe men zoiets specifiek heeft gemeten, is me niet duidelijk. Bovendien zou een 70% vermindering van de doorbloeding de gezondheid van het hersenweefsel op middellange termijn ernstig in gevaar brengen. Denk maar aan een toegenomen kans op een beroerte. Ook andere beweringen als zouden verbindingen in de hersenen ‘exponentieel’ toenemen na het kortdurend spelen van piano, nemen we best met een gulle portie zout.

Noteren we daarnaast dat de auteur ‘cortex’ (schors) en ‘lob’ verkeerdelijk door elkaar gebruikt. Ook zou de prefrontale kwab instaan voor ‘je denken (harde schijf)’ en ‘passies’. Nu mag het model van de hersenen als een opeenstapeling van aparte functies wat te simplistisch zijn: die claim is ronduit verkeerd. Het geheugen centreert zich rond de ‘hippocampus’ (het ‘zeepaardje’) en de passies moeten we veeleer in de emotionele systemen van de hersenen situeren. Zoals de ‘amygdala’ (amandelkern) en de ‘nucleus accumbens’ (bijliggende kern). De Prest noemt de hersenen overigens enkele keren ‘software’. Niettegenstaande ze doorgaans vrij mals aanvoelen, zou ik toch eerder geneigd zijn ze als hardware te bestempelen.

Gelet op de aandacht die eerder al aan automatismen en gewoontes werd gegeven, behandelt de auteur vervolgens zijn biologische kijk hierop. Enigszins in lijn met de titel van het boek meent hij bijvoorbeeld dat ‘het lichaam’ bepaalde handelingen ‘onthoudt’ en overneemt van de hersenen. Je kunt de handeling daarna wel uitvoeren, maar het is erg moeilijk om dat bewust te doen. Of om de handeling stap per stap te beschrijven. Denk maar aan je veters strikken, joggen of een muziekinstrument spelen. ‘Het lichaam wordt het brein.’

Hoe intrigerend deze zogenaamde ‘motorische programma’s’ ook zijn, het slaat helemaal nergens op te beweren dat ze in het lichaam opgeslagen zijn. We vinden deze programma’s wel degelijk in de hersenen. Met name in prefrontale gebieden en de zogenaamde diepe hersenkernen. Soms kan iemand met de ziekte van Parkinson niet in staat zijn om te wandelen ondanks het feit dat elke afzonderlijke beweging perfect mogelijk is. Er is geen verlamming of pijn die het probleem veroorzaakt. Daardoor kunnen die Parkinsonpatiënten bijvoorbeeld veel beter fietsen dan wandelen. Volwassen patiënten met een teveel aan hersenvocht (wat wel eens ‘waterhoofd’ werd genoemd) kunnen hun voeten soms geen millimeter van de vloer krijgen. In ruglig op een bed kunnen ze daarentegen alle mogelijke beenbewegingen perfect uitvoeren. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Er is geen enkele twijfel dat dit soort symptomen – waarbij dus de normale functies worden verstoord – volledig naar de hersenen terug te brengen zijn.

Ondanks die wetenschap valt het op dat de precieze richting van een eventuele causaliteit in het boek niet altijd duidelijk is. Zijn het bepaalde hersengolven die angst veroorzaken of is het de angst die hersengolven veroorzaakt? De Prest gebruikt beide modellen door elkaar zonder ze verder toe te lichten. Dat maakt het soms nogal verwarrend. Dan maar even een oneliner gebruiken: ‘De moeilijkste weg is slechts dertig centimeter. Van je hart naar je hersenen en omgekeerd.’ Waarvan akte.

Afbeelding
Cartoon

Pseudopsychologie

We komen langzaamaan dichter tot de kern van het boek. Dat is de idee dat lichaam en geest elkaar beïnvloeden. Met name dat concrete gedachten concrete effecten uitoefenen op het lichaam. En in mindere mate omgekeerd.

Zonder enige concrete onderbouwing beweert De Prest dat ‘de hypothalamus via de hypofyse je emoties chemisch maakt door moleculen van emotie (MVE)’. Waar die emoties dan precies vandaan komen of wat ze waren voor de hypothalamus (een gebied ongeveer in het midden van de hersenen) ze ‘chemisch maakte’ is onduidelijk. 

De hypofyse is een klein kliertje onder de hersenen en achter de neusholtes dat een aantal hormonen in de bloedstroom verspreidt. Voor de liefhebbers:

  • groeihormoon (GH)
  • schildklierstimulerend hormoon (TSH)
  • bijnier stimulerend hormoon (ACTH)
  • twee geslachtshormonen (LH & FSH)
  • prolactine (‘melkhormoon’)
  • anti-plashormoon (ADH)
  • het beruchte oxytocine (vaak ‘knuffelhormoon’ genoemd, al zijn de functies veel complexer).  

De hypothalamus stimuleert inderdaad de vrijstelling van deze stoffen uit de hypofyse. Het is nogal evident dat deze stoffen samen een ongelooflijke hoeveelheid effecten op het lichaam uitoefenen. Het klopt dat die zich gedragsmatig of emotioneel kunnen manifesteren, zeker bij een opvallend tekort of teveel. Maar ze benoemen als ‘moleculen van emotie’ is wel erg creatief. En simplistisch. Bovendien doet het geheel een beetje denken aan de theorie van de zeventiende-eeuwse filosoof Descartes. Om de idee van de onsterfelijke ziel te behoeden voor zijn voor zijn verder nogal mechanische kijk op mens en natuur, liet Descartes ziel en lichaam met elkaar in contact komen via de epifyse of pijnappelklier. Dat is een ander kliertje in de hersenen. Ook in de zeventiende eeuw vonden veel geleerden die oplossing voor het lichaam-geestprobleem al niet erg overtuigend. Maar zo dwalen we af.

En waar blijft het lichaam dan? Wel, De Prest beweert dat zijn ‘moleculen van emotie’ ‘overal in het lichaam’ binden op cellen. Waardoor die cellen emoties vasthouden. Niet alleen is dat niet juist, het enige aangeleverde bewijs voor deze bewering is het feit dat De Prest die hormonen net zélf ‘moleculen van emotie’ heeft genoemd. De hierdoor ontstane fysiologische ‘wijsheid van onze cellen’ lijkt alleszins steeds meer te contrasteren met die van de auteur.

De Brugse chiropractor stelt dat een voortdurende stimulatie van de celreceptoren ertoe leidt dat de cel almaar meer receptoren zal aanmaken. Hierdoor ontstaat een soort vicieuze cirkel met steeds meer emotionele gevolgen. Het celmembraan wordt zo steeds meer gespannen en prikkelgevoelig.  Een ongewone bewering, vermits precies het omgekeerde gebeurt. We spreken van zogenaamde down-regulatie van receptoren bij herhaalde of langdurige stimulatie. Helemaal vreemd is het dat De Prest dat mechanisme even verder zelf ook aanhaalt. Dat zou er in zijn interpretatie dan toe leiden dat je bij bijvoorbeeld chronische woede steeds bozer wordt. Dat kan leiden tot blijvende veranderingen in je persoonlijkheid en emoties. Via aanpassingen in het celmembraan. Immers: ‘hoe sterker je celmembraan is, hoe sterker jij bent.’ Ik zal het morgen eens uittesten wanneer ik de vuilniszak niet heb buitengezet. “Sorry schat, m’n celmembranen waren wat slapjes.” 

De Prest legt uit dat na activering van de celreceptoren ‘het DNA een passend eiwit antwoord geeft’. Maar pas op! Wanneer dit teveel gebeurt ‘raakt het gen uitgeput en levert het eiwitten van mindere kwaliteit af’. Ook dat is nieuwe informatie voor me. Hetzelfde patroon zou een rol spelen bij de beruchte dopaminerush die je bijvoorbeeld bij verslaving kunt ervaren. Zij het aan cocaïne of aan TikTok. Ok, maar hoe zit het nu? Meer of minder? Gewenning of overgevoeligheid?

Iets verder schrijft de auteur stellig dat ‘negatieve gedachten cortisol verhogen’. Deze bewering is simplistisch en overdreven. Het gaat immers eerder om een berucht kip-en-eiprobleem. Cortisol, het zogenaamde stresshormoon, heeft talloze functies. Licht verhoogde cortisolwaardes werden systematisch teruggevonden bij mensen met een depressie, maar bijvoorbeeld ook bij de fameuze long covidpatiënten en personen met andere chronische aandoeningen. Een zeer grote overmaat aan cortisol (bijvoorbeeld door een tumor die cortisol aanmaakt of het langdurig gebruik van cortisonen) heet het syndroom van Cushing. Dat kan gepaard gaan met een heel scala aan psychische symptomen. Iets verder beweert De Prest dat ‘cortisol zorgt voor een overschot calcium in de hersenen waardoor er vrije radicalen loskomen.’ Dat is een totaal verkeerde interpretatie van basiswetenschappelijk onderzoek – vooral bij muizen – over de impact van chronische (ernstige) stress en cortisol op bepaalde hersengebieden. Het gesuggereerde idee dat er bij piekeren of kniezen schadelijke stoffen vrijkomen in de hersenen, is van de pot gerukt. 

Ergens anders beweert de auteur ook dat ‘adrenaline in je spieren blijft zitten’ en dat ze daardoor stijf en zuur worden bij stress. Ter nagedachtenis aan mijn recent overleden professor anatomie: kom maar eens terug in augustus.

Kwantumkwak

Het wordt steeds duidelijker dat het verhaal van de schrijver niet waterdicht is. En soms gewoonweg tegenstrijdig. Gelukkig laat ook de oplossing niet lang op zich wachten: kwantumtheorie! Na nogal plotse beschrijvingen van het atoommodel van Bohr en de YouTube-versie van het bekende tweespletenexperiment uit de kwantumfysica komen we tot de tweede kern van De Prests betoog. Wat hij verder verschillende keren expliciteert en herhaalt. ‘Er is geen objectieve realiteit, enkel jouw realiteit.’ Dat de werkelijkheid van de auteur niet de mijne is, was inmiddels wel al duidelijk geworden.

Ook duiken er citaten op van Eckhart Tolle. Dat is zowat de Duitse tegenhanger van Deepak Chopra: kampioen in het uiten van vaagheden en het verkopen van boeken. Iets eerder was ook een weinig toepasbaar citaat van astrofysicus Neil deGrasse Tyson opgedoken. Die laatste zou zich wellicht wat ongemakkelijk voelen in dit gezelschap. Uit het denken van Tolle leert De Prest bijvoorbeeld: ‘Waarop je focust wordt materie. Focus je op rekeningen betalen dan krijg je meer rekeningen…’ Zou onze osteopaat ook  gewoon met uurtje-factuurtje werken?

We hoeven echter niet te vrezen. Na deze betrekkelijk vage ideeën keren we terug naar concrete beweringen. Plots vernemen we dat elke emotie gepaard gaat met een ‘trillingsfrequentie’ die varieert tussen 20 en 700. Er wordt geen eenheid gegeven. 20 en 700 staan overigens respectievelijk voor ‘schaamte’ en ‘verlichting’. Wie trager vibreert wordt sneller ziek ‘omdat je peptiden zich binden door middel van trage vibratie’. Ah, ja. Meer nog: ‘die vibratie zendt je ook uit en bepaalt hoe je leven gaat’. ‘Elon Musk had een glasheldere visie op elektrische wagens en voelde (uitzenden van frequentie) de toekomst…’ Verder leren we ook dat de natuur trilt aan 7,83 Hz, en daarom zouden we rustiger zijn in de natuur. De exegese van de uitspraak ‘Je hebt met alles en iedereen een vibratiematch’ laat ik graag aan de lezer over.

Het hellend vlak, de pot en de ketel

Ik neem me doorgaans voor zo veel mogelijk aspecten van een betoog te analyseren. In de laatste hoofdstukken maakt De Prest het me jammer genoeg wel erg moeilijk. Om niet heel dit magazine vol te schrijven som ik hier even op welke herhaaldelijk ontkrachte beweringen, verkeerd toegepaste theorieën en andere klassiekers uit het genre nog allemaal opduiken. 

Algemeen zal het niemand verrassen dat (niet altijd even) miraculeuze genezingen en onverifieerbare anekdotes het geheel samenbinden.

De lezer wordt voortdurend in het gezicht geslagen met de combinatie van persoonlijke ervaring en het genoemde born again effect: ‘ik was vroeger zelf sceptisch, maar…’. Bijvoorbeeld in verband met een hele reeks massages en manipulatietechnieken, die vervolgens als in een folder of menukaart worden toegelicht.

  • Favoriet voor zelfverklaarde lifestyle-experts: epigenetica. Dat is een reeks bevindingen over aanpassingen aan het genetisch materiaal anders dan de DNA-code zelf. Soms veroorzaakt door omgevingsfactoren. Een typisch voorbeeld is de impact die armoede of honger gedurende vele generaties bij bepaalde inheemse bevolkingsgroepen heeft. Zonder veel bewijs wordt de epigenetica dan gelinkt aan meer banale, alledaagse gewoontes in onze maatschappij.
  • De panaceekrachten van Omega-vetzuren, inclusief verwijzingen naar de oneindig gedebunkte studie over het effect bij kinderen met ADHD. Noteren we dat de auteur aangeeft dat  ‘hij de vetzuren uittest’ en zeker ‘bij kinderen met immuniteitsproblemen’. Pardon? Hoe? Waarom? Met welke machtiging en competentie?
  • Er komt zelfs pseudotaalkunde bij kijken. Een aantal spreekwoorden worden verklaard als zijnde oude volkswijsheden over meditatie, energie en gezondheid. Helaas klopt de uitleg geen enkele keer.
  • In sneltempo worden heel wat ontkrachte of minstens gedateerde neurologische modellen opgerakeld: hartcoherentie, de zogenaamde polyvagaaltheorie en andere vormen van fetisjisme voor de vaguszenuw, het drieledige brein, ongewone verklaringen voor hersengolven, etc. 
  • Het bizarre en niet gerepliceerde experiment van de Japanner Emoto. Die claimde dat rijstwater een gezonde kleur krijgt wanneer je er lief tegen praat, en rot wordt wanneer je het de huid vol scheldt. Noteer dat De Prest hieruit afleidt dat zwangere vrouwen maar beter lief zijn tegen hun foetus. Die bestaat immers voor 80% uit water.

Nu is het bovenstaande nog vrij onnozel. Minder grappig is hoe stuitend de auteur de klassieke, nogal complotterige argumenten jegens ‘de farmacie’ (sic) bovenhaalt. Om vervolgens de hele tijd zélf het gebruik van supplementen aan te raden. Immers: ‘we zijn genoodzaakt supplementen te nemen’. Verwijt hij de klassieke geneeskunde de ‘een-pil-voor-allesmentaliteit’, amper vijf pagina’s (waarvan drie lege) eerder stelt hij zelf dat het gebruik van supplementen ‘onontbeerlijk’ is. Je moet maar durven. 

Helemaal ongelooflijk wordt het wanneer hij een hoofdstuk afsluit met deze zin: ‘Ik geef je graag enkele bedrijven mee in wiens knowhow en wetenschappelijke achtergrond ik het volste vertrouwen heb’, waarna hij vier grote spelers van Big Supplement opnoemt. Stel je voor dat een wetenschapper of arts zoiets zou doen! Noteer daarnaast nog dat De Prest op het einde van zijn boek niet enkel een link naar z’n persoonlijke website plaatst, maar ook naar die van zijn praktijk. Het aanprijzen van gezondheidsdiensten vanuit (geclaimde) bijzondere expertise is nochtans verboden.

Een laatste punt is een stokpaardje van me. Zo stelt de auteur dat ‘de farmacie er alles aan doet’ om je de hele tijd te bombarderen met berichten dat je zelf niets aan je gezondheid kunt doen. En dat er enkel pillen bestaan. Ook de rest van het boek is vergeven van analyses over het vermeend fatalistisch, genetisch bepaald determinisme in ons denken over gezondheid. Iedereen die één uur TV kijkt, naar de radio luistert of een tijdschrift leest, weet dat dit onzin is. Precies het lifestylegeleuter is de munitie waarmee mensen voortdurend bestookt worden. In die mate dat mensen die te maken krijgen met een vreselijke ziekte – wat ik jammer genoeg dagelijks meemaak – zich heel vaak spontaan luidop afvragen wat ze verkeerd gedaan hebben. Dat er nog steeds zoiets als brute pech bestaat, lijken ze te zijn vergeten. Het indirect beschuldigend toontje van dit soort standpunten jegens zieke mensen kan me dan ook erg kwaad maken.

Soit. Gelukkig is De Prest ook zelfkritisch. Zo geeft hij spontaan aan dat heel wat van de behandelingen die hij aanbiedt mogelijk niet effectiever zijn dan een placebo. Maar – zo zegt hij – als dat placebo werkt, wat is dan het probleem? Een bijzonder standpunt dat we hier niet verder zullen ontleden. Over placebo’s en spontane genezingen verklaart hij verder nog: ‘laten we daar gewoon dankbaar voor zijn. Je kan niet alles begrijpen en dat is ook niet nodig.’ Met name dat laatste voorschrift lijkt de auteur ter harte te hebben genomen.

Kalenderwijsheden

Wat waardevol is in dit boek wordt behoorlijk ingepakt. Laat me hier dan ook een poging doen het beste uit honderdvijftig pagina’s samen te vatten in vier woorden: Niet. Te. Hard. Werken. Oef, gelukt! Andere tips en handvaten in het boek overstijgen zelden het niveau van een kalenderwijsheid. 

Niet geplaagd door al te veel kennis van zaken brengt chiropractor De Prest een algemene mix van menselijke fysiologie en de psychologie van het dagelijks leven. De terechte nadruk op psychologische factoren in ziekte en gezondheid wordt doorgetrokken tot onjuiste, haast magische denkbeelden die hoe langer hoe meer bizarre kenmerken vertonen. Een dozijn pseudowetenschappelijke theorieën en standpunten worden aan sneltempo in de theoretische pot gegooid. Uiteindelijk lijkt De Prest min of meer te beweren dat zowat alles – inclusief de werkelijkheid zelf – door onze gedachten gevormd wordt. Én erdoor beïnvloed kan worden. Filosofisch-historisch gesproken is dat een bekend standpunt. De manier waarop het hier wordt vormgegeven zal de meeste hedendaagse ‘idealisten’ vermoedelijk niet erg bekoren.

Het is jammer dat de auteur zijn passie voor zorg verkwist aan kwakzalverij. Laten we hopen dat zijn volgende born again ervaring hem naar de wetenschappelijke methode leidt. En dat hij in tussentijd tenminste begrijpt dat écht zieke mensen ook échte hulp nodig hebben.

Zo. Volgende keer dan toch maar weer een skeptisch boek recenseren?

Wietse Wiels is voorzitter Skepp, arts, neuroloog en onderzoeker

Afbeelding
Boekcover

 

 

Hoe het lichaam onthoudt wat je zelf vergeten bent

Tom De Prest

Borgerhoff & Lamberigts

204p

ISBN 9789463938808