Verklaringen voor het geloof in het paranormale door het werken met goochelaars

Afbeelding

Gebaseerd op de presentatie van en een interview met professor Christine Mohr

Sommigen zeggen dat Egypte de ‘bakermat van de magie’ was. Magie was een bekende kunst in het oude Egypte, maar ook oude Griekse priesters vertrouwden vermoedelijk op uitvinders of schrijvers zoals Heron van Alexandrië die met technische middelen de massa konden misleiden.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Deze uitvinders beschreven het gebruik van stoom of perslucht, tegengewichten en koorden, katrollen en cilinders op draaipunten in geheime kamers van de tempels die alleen toegankelijk waren voor de priesters. Albert Hopkins (1897) verwijst naar het boek Dictionary of Roman and Grecian Antiquities van Anthony Rich uit 1873, die zelf een “perfect geconserveerde tempel” bij Alba vlakbij het Fucino meer zou hebben bezocht. Hij stelde verzonken kamers vast met voor het publiek verborgen toegangsdeuren en holle geleidingen (te vergelijken met een modern buizenstelsel) van de kamer naar het publieke tempelgedeelte. Hopkins verwijst ook naar andere tempels in Syrië en de Ceres tempel in Eleusis te Griekenland. Dit maakt het zeer plausibel dat priesters wel degelijk gebruik maakten van ‘machinerie’. Heron beschreef dergelijke machinerie waarmee priesters een vuur op een klein altaar konden aansteken en zo lucht in een bol verwarmen. Albert Hopkins beschrijft de machine die Heron in een soort droge ‘telegramstijl’ beschrijft met meer proza dat ongeveer als volgt gaat: De expanderende lucht perste het water uit de bol waardoor een emmer werd gevuld die als tegengewicht voor de deuren fungeerde. Als de grote emmer gevuld was met genoeg water om aan de koorden te trekken, zouden de deuren van de tempel of een schrijn ‘wonderbaarlijk’ opengaan. Na het vuur van het kleine altaar te hebben gedoofd, koelde de lucht af en dus ook het volume, wat resulteerde in het tegenovergestelde proces: water stroomde weer uit de emmer in de bol en sloot de deuren omdat deze nu opnieuw zwaarder waren dan de emmer.

Een ander voorbeeld waren lampen die ‘eeuwig’ leken te branden dankzij wieken die niet brandden maar werden gevoed door een voortdurende instroom van bitumen opgeslagen in kanalen onder crypten of tempels. Zeer waarschijnlijk stelden de priesters de ‘fenomenen’ voor alsof het goden waren die deze deuren openden. Dit had waarschijnlijk een grote invloed op ‘gewone’ mensen. Het versterkte hun vertrouwen in de priesters en overtuigde hen dat ze het ware geloof aanhingen.

Ook vandaag nog zijn mensen zowel gefascineerd als bang voor illusies van magiërs of goochelaars. Degenen die ter goeder trouw zijn, komen er rond voor uit dat hun illusies berusten op mechanische en technische trucs of op medewerkers (‘medeplichtigen’) die tussen het publiek plaatsnemen. De meeste goochelaars echter geven andere verklaringen voor hun uitvoering. Zo zeggen ze over paranormale of parapsychologische vaardigheden te beschikken. Mensen beseffen niet dat illusies zoals het laten verdwijnen van een Lear-jet of het Vrijheidsbeeld (1983) soms jaren van voorbereiding vergen, waaronder lobbywerk voor vergunningen. Deze trucs worden soms geproduceerd tegen hoge kosten - denk maar aan de uitvoeringen gemaakt door Robert Houdini of David Copperfield.

Interessant is de vraag hoe het komt dat zoveel mensen geloven dat goochelaars geen trucs noch medeplichtigen gebruiken, maar over paranormale krachten of bijzondere psychologische vaardigheden beschikken. Terwijl de meeste mensen denken dat kinderen meer dan volwassenen geneigd zijn te geloven in bovennatuurlijke wezens of het paranormale, geloven veel volwassenen wel degelijk nog steeds in telepathie, hekserij, precognitie enz. De data zijn verontrustend: tussen 50% (bijv. Duitsland; Knittel en Schetsche, 2012) en 75% (VS, bijv. Rice, 2003; Moore, 2005) van de volwassenen zijn overtuigd van het bestaan van telepathie, spoken, buitenzintuiglijke waarneming enz.

Onderzoekers hebben hiervoor verschillende verklaringen aangedragen, zoals persoonlijkheidskenmerken (intelligentie, openheid, extraversie, schizotypische kenmerken enz.), Theory-of-Mind-redeneringen (ToM of ‘mentaliseren’; dwz intenties toekennen aan andere mensen of ‘agenten’ zoals goden), vooroordelen, onze aangeboren neiging om intentionaliteit te detecteren, enz. Veel van deze verklaringen zijn hypothesen of studies die enkel maar correlaties beschrijven. Christine Mohr en verschillende van haar collega’s gingen op zoek naar een ‘causaal paradigma’ voor ‘de vorming van geloof in magie’.

Tijdens het European Skeptics congres in Gent in augustus 2019, presenteerde Christine Mohr van de Zwitserse universiteit van Lausanne enkele van haar recente bevindingen op basis van onderzoek waarbij ze gebruik maakte van optredens van goochelaars en hun effecten op het publiek. Ik had ook de gelegenheid om haar te interviewen. Wat volgt is een weergave van dit boeiende gesprek.

Wat is uw huidige positie?

Christine Mohr: ‘Ik ben nu hoofd van een psychologie afdeling die onderzoekt hoe we kleuren en emoties ervaren, maar naast het onderzoekswerk geef ik nog steeds les.’

Waar komt uw interesse in het bestuderen van paranormale overtuigingen vandaan?

Christine Mohr: ‘Dat is een lang verhaal, ik koos eerder per toeval voor psychologie, maar ik was bereid om hard te werken en een PhD-supervisor had dit opgemerkt. Hij had een onderzoeksproject naar paranormale overtuigingen of geloof in bovennatuurlijke entiteiten. Ik sprak met enkele volwassenen die in het paranormale geloofden, en deze gesprekken intrigeerden me. Je zou verwachten dat kinderen in bovennatuurlijke fenomenen geloven, maar je verwacht dit niet van volwassenen. Ik raakte geïnteresseerd in mensen die zeiden dat ze een bijna-dood-ervaring of een buitenlichamelijke ervaring hadden. Sommige gesprekken in kroegen waar een goochelaar optrad, verhoogden mijn interesse nog meer, omdat ik merkte dat mensen echt wilden geloven dat de goochelaar paranormale krachten had.

Ik was vooral geïnteresseerd in uw verklaring dat u verder gaat dan correlatieonderzoek, omdat het meeste psychologisch onderzoek alleen maar correlaties beschrijft.

Christine Mohr: ‘Ja, inderdaad en dat is jammer, omdat correlationele studies ons niet vertellen of dergelijke psychologische verwerkingsfouten voorafgaan aan het geloof in magie dan wel het gevolg ervan zijn. Een voorbeeld van zo’n correlationeel onderzoek waaraan ik zelf heb deelgenomen, betrof meer dan 67.000 deelnemers aan vijf onderzoeken in Nederland, de VS en Zwitserland. We vonden sterkere correlaties tussen overtuigingen in bovennatuurlijke ‘agenten’ met cultureel leren dan met individuele kenmerken zoals leeftijd, geslacht en ToM. Met betrekking tot ToM of mentaliseren werd een van de onderzoeken uitgevoerd op een kleinere steekproefgrootte, waarbij mensen met autismespectrumstoornis (ASS) met mensen zonder ASS werden vergeleken. In een Amerikaanse steekproef vonden we geen verschil tussen de twee groepen. Geïnspireerd door het werk van Benassi en Subbotsky en hun collega’s, begonnen we te veronderstellen dat bovennatuurlijke overtuigingen zouden kunnen wijzigen door het observeren van goocheltrucs. Onze eerste studies waren niet zo veelbelovend, totdat we de routines veranderden. We hebben de uitvoeringen ‘sterker’ gemaakt, bijvoorbeeld door overtuigende routines op te nemen waarin een professionele goochelaar ‘contact maakt met een overleden persoon’ van een ‘willekeurig gekozen vrijwilliger van het publiek’, die in feite een medeplichtige was dankzij vervalste briefjes. Die vrijwilliger reageerde alsmaar emotioneler op uitspraken van de goochelaar. Dergelijke optredens gebruiken meer ‘psychische’ routines, en dit lijkt de overtuiging dat men psychische of religieuze zaken waarnam te vergroten.’

Wat is uw methodiek om verder te gaan dan correlaties en om oorzaak en gevolg te onderscheiden?

Christine Mohr: ‘We hebben experimenten opgezet met goochelaars waarbij we de overtuigingen van mensen hebben gemeten voor en na het optreden. Deze aanpak diende om te meten of mensen geloven in paranormale dan wel andere verklaringen. We gebruiken deze meetinstrumenten voor en na een optreden van een goochelaar die ‘gewoon’ bedrog en medeplichtigen in het publiek gebruikt om te zien of de overtuigingen van mensen in enerzijds psychische verklaringen zoals paranormale of bovennatuurlijke krachten of anderzijds religieuze wonderen zijn toegenomen na het optreden van de goochelaar.’

‘Onze hypothese was dat een goocheldemonstratie de centrale gebeurtenis is die ervoor zorgt dat mensen hun overtuigingen veranderen. We hebben onze vragenlijst over mogelijke verklaringen die mensen kunnen geven uitgebreid tot vier mogelijke antwoorden op een 7-punts Likert-schaal: naast de twee verklaringen waarnaar ik al verwees (psychische verklaringen en religieuze wonderen), kunnen mensen ook antwoorden dat de goochelaar een gewone goocheltruc gebruikt of dat hij ‘psychologische vaardigheden’ gebruikt. De laatste verklaring is belangrijk omdat veel goochelaars tegenwoordig pseudo-psychologische verhalen vertellen om aan het publiek uit te leggen hoe ze hun ‘magie’ doen.

Zoals?

Christine Mohr: ‘Als de goochelaar zegt dat hij zogenaamde psychologische vaardigheden gebruikt, zoals cold reading, gedachten lezen, aura’s lezen, micro-expressies in het gezicht observeren, richting van de blik of kleine spierbewegingen observeert, of subtiele suggesties doet om de deelnemers te ‘primen’.

 

Afbeelding

‘Zien is geloven’

Wat hebt u tot nu toe gevonden?

Christine Mohr: ‘Drie bevindingen lijken interessant voor een sceptische lezer: de eerste en meest verrassende zou kunnen zijn dat het helemaal geen effect heeft als goochelaars het publiek vertellen dat wat zij zien eenvoudigweg gebaseerd is op goocheltrucs, en dat deze trucs de bedoeling hebben om cognitieve dissonantie te creëren tussen wat ze geloven dat mogelijk is en wat ze ‘zien’ tijdens de uitvoering. Mensen vooraf waarschuwen lijkt niet te helpen, vooral niet als de pseudo-psychologische verklaring voor het publiek aannemelijk lijkt.’ ‘Een tweede, daarmee samenhangende bevinding, is dat het er eigenlijk niet toe lijkt te doen hoe de voorstelling werd gekaderd: of de artiest nu wordt geïntroduceerd als een goochelaar of als een psycholoog, heeft bijvoorbeeld geen impact. Zien is geloven, zo lijkt het. Een derde relevante bevinding is dat het afhangt van het soort goocheltrucs dat wordt gebruikt of het een invloed heeft op bovennatuurlijke overtuigingen. Hoe ‘psychischer’ een voorstelling is, zoals praten met overleden naaste familieleden, hoe meer mensen geloven in paranormale verklaringen. Ik stond versteld van de uitleg die mensen achteraf gaven tijdens kwalitatieve interviews.

Hoe ecologisch valide is uw aanpak - tot nu toe is alleen onderzoek in klaslokalen uitgevoerd?

Christine Mohr: ‘Natuurlijk is verder onderzoek nodig, maar een geruststellende bevinding is dat we dezelfde effecten vonden zowel in klaslokalen als in laboratoriumomgevingen. Ik erken dat we deze effecten nog niet hebben getest in andere omgevingen dan klaslokalen of universiteitsgebouwen, en het valt nog te bezien of we dezelfde effecten zullen vinden bij mature volwassenen.’

Wat zijn uw toekomstplannen voor het onderzoeken van dit onderwerp?

voorbeeld de goochelaar die vertelt hoe hij de truc uitvoerde en hoe hij het effect bereikte - enig effect heeft. Maar je moet mensen echt bijna laten zien hoe het wordt gedaan. Enkel aan mensen uitleggen dat ze voor de gek zijn gehouden, is niet genoeg. Maar we weten uit ander onderzoek dat valse informatie die later wordt gecorrigeerd zelden volledig effectief was om de antwoorden van mensen te veranderen. Mensen blijven vertrouwen op valse informatie, misschien omdat ‘zien geloven is’ en het hun eerdere overtuigingen zelfs versterkt (nvdr: vooroordeelsbevestiging of confirmation bias).’

Ik ben geïnteresseerd in de voorspellende validiteit van persoonlijkheidskenmerken zoals geconceptualiseerd in het 5-factor (OCEAN) of 6-factor (HEXACO) raamwerk. Hebt u daar informatie over?

Christine Mohr: ‘We hebben geen klassieke instrumenten zoals de NEO-PI-3 of de HEXACO gebruikt, maar we hebben wel instrumenten gebruikt die de cognitieve stijl meten (CSI / MRT). Ik weet wel dat Michael von Elk onderzoek heeft gedaan naar het verband tussen intelligentie en geloof in het bovennatuurlijke. Kort gesteld lijkt het zo dat new age-gelovigen minder intelligent zijn dan niet-gelovigen. Mijn collega’s en ik hebben de PANAS gebruikt, een instrument dat emoties meet. Dat onderzoek is echter nog niet gepubliceerd maar ingediend voor peer review. Interessant is wat mensen antwoorden wanneer hun gevraagd wordt om na een goochelshow over hun emoties te rapporteren. Als ze gemengde gevoelens rapporteren (bijvoorbeeld tegelijkertijd plezier en angst), zijn de effecten het sterkst. Mensen die tegelijkertijd sterke negatieve en sterke positieve emoties rapporteren, tonen een sterke toename van het geloof in paranormale processen. ‘Ik weet van ander onderzoek dat correlaties heeft gevonden tussen sommige karaktertrekken en overtuigingen in het bovennatuurlijke, zoals de neiging tot pareidolia.’

Afbeelding

Voorlopige conclusies van Christine Mohr

  • Disclaimers lijken niet effectief: zelfs als de goochelaar het publiek van tevoren waarschuwt met een disclaimer (bijvoorbeeld “Ik gebruik illusies en conventioneel bedrog”), lijkt dit niet te helpen: zien is geloven voor het publiek en voorafgaande informatie is snel vergeten. Veel eerlijke goochelaars die het publiek waarschuwen, zijn zich misschien niet bewust van deze effecten. Ondanks hun disclaimers versterken hun optredens de paranormale overtuigingen bij een groot deel van hun publiek.
  • Vooral als goochelaars ‘mentalisme’ gebruiken, vinden mensen pseudo-psychologische interpretaties de meest plausibele; deelnemers geloofden bijna twee keer zoveel in implausibele psychologische vaardigheden dan in ‘gewone trucjes’ wanneer we hen om verklaringen voor het gegoochel vroegen.
  • Het voelen van sterke gemengde emoties lijkt tot nu toe de sleutelfactor te zijn voor de toename van het geloof in paranormale verklaringen.
  • Er is geen ontkomen aan de vooroordeelsbevestiging: als je al sterk gelooft in paranormale fenomenen, zal een uitvoering ‘zien-is-geloven’ versterken.
  • Christine Mohr en andere psychologen geloven dat deze studies van mentalisme een licht kunnen werpen op het bredere fenomeen van mensen die nepnieuws geloven. Ze hopen ooit een manier te vinden om valse informatie op een duurzame manier te corrigeren.

Afsluitende bedenkingen

Er zijn enkele belangrijke kwesties die nog steeds om een antwoord vragen. Geloof in het bovennatuurlijke is bijvoorbeeld wijdverbreid over de hele wereld en vinden we terug in alle culturen. Een hypothese is dat er een netwerk in het menselijk brein is dat ons ‘kwetsbaar’ maakt voor dergelijke overtuigingen. We kunnen dan wel nooit de ‘eerste’ persoon identificeren die de memes die viraal gingen in deze culturen, maar we kunnen misschien de netwerken in de hersenen vinden die gevoelig zijn voor dergelijke overtuigingen.

Een andere vraag is of de onderzoeken tot nu toe ecologisch valide zijn: houden de bevindingen stand in andere contexten? De meeste onderzoeken die Christine Mohr en haar collega’s hebben uitgevoerd, waren gebaseerd op WEIRD-onderzoeken met overwegend vrouwelijke deelnemers. WEIRD is de afkorting voor laboratorium- of klaslokaalexperimenten met studenten die voornamelijk westers, hoogopgeleid, intelligent, rijk zijn en in democratische landen wonen. Of deze bevindingen van toepassing zijn op andere populaties zoals ouderen, mensen uit niet-democratische landen, arme mensen,… valt nog te bezien.

De meeste onderzoeksresultaten waren gebaseerd op gegevens waarin vrouwelijke proefpersonen oververtegenwoordigd waren. Tussen 65% en 82% van de deelnemers aan de onderzoeken die ik heb geraadpleegd, waren vrouwelijke studenten psychologie. Dit kan een probleem zijn, omdat sommige onderzoeken aangaven dat (jonge?) vrouwen kwetsbaarder zijn dan mannen, omdat mannen vóór de studie minder traditionele overtuigingen hadden en meer goochelen (d.w.z. bedrog dat eerder technisch van aard is) als uitleg gaven dan psychische verklaringen.12 Ook gebruikten de studies geen RCT - een gerandomiseerde controlegroep. Er waren dus geen controlegroepen (die geen ‘behandeling’ ondergingen, bijvoorbeeld een andere optreden dan dat van een goochelaar observeren) die voor en na werden bevraagd met de vragenlijsten. De methodes zijn dus nog vatbaar voor verbetering.

Bronnen

Hopkins, A.A. (1897). Magic. Stage illusions and scientific diversions, inclusing trick photography. London: Sampson Low, Marston and Company Ltd.

Vertaling naar het Engels van het boek Pneumatica van Heron van Alexandrië: https://web.archive.org/web/20101208040820/http://www.history.rochester…

Gratis e-book van Anthony Rich via Google: https://play.google.com/books/reader?id=Ik4ZAAAAYAAJ&hl=nl&pg=GBS.PA12

Lan, Y., Mohr, C., Hu, X., & Kuhn, G. (2018). Fake science: The impact of pseudo-psychological demonstrations on people’s beliefs in psychological principles. PloS one, 13(11), e0207629.

Lesaffre, L., Kuhn, G., Abu-Akel, A., Rochat, D., & Mohr, C. (2018). Magic performances-When explained in psychic terms by university students. Frontiers in psychology, 9, 2129.

Maij, D. L., van Harreveld, F., Gervais, W., Schrag, Y., Mohr, C., & van Elk, M. (2017). Mentalizing skills do not differentiate believers from non-believers, but credibility enhancing displays do. PloS one, 12(8), e0182764.

Mohr, C., Lesaffre, L., & Kuhn, G. (2019). Magical Potential: Why Magic Performances Should be Used to Explore the Psychological Factors Contributing to Human Belief Formation. Integrative Psychological and Behavioral Science, 53, 126-137.