't Is niet eens fout!

Over oncontroleerbare beweringen en pseudodiepzinnigheid
13-11-2020

-

door
5 minuten
Leestijd:
De fysicus en nobelprijslaureaat Wolfgang Pauli (1900-1958) had ongetwijfeld een bijzonder goed functionerend stel hersenen. Toen hij achttien was, een paar maanden na het behalen van zijn middelbareschooldiploma, publiceerde hij een artikel over de relativiteitstheorie van Albert Einstein. Hij doctoreerde op zijn eenentwintigste, over een onderwerp uit de quantumtheorie. Zijn promotor vroeg of hij een bijdrage wou leveren aan een wiskundige encyclopedie, over de relativiteitstheorie. Pauli zette zich met iets te veel enthousiasme aan het werk, waardoor zijn artikel uitgroeide tot een manuscript van 237 pagina's. Einstein vond het een schitterende tekst[1].

Dat het niet zo eenvoudig was om in die tijd Einstein goed te begrijpen, toont de publicatie aan van het boek Hundert Autoren Gegen Einstein (honderd auteurs tegen Einstein), uit 1931. De Duits-Amerikaanse fysicus Manfred Cuntz herlas recent dat merkwaardige boek en schreef er een boeiend artikel over[2]. Het gaat niet letterlijk over honderd auteurs, maar over 28 die een persoonlijke bijdrage leverden en dan nog een kleine honderd anderen die worden aangehaald als tegenstanders van Einstein. Het meest opvallende is uiteraard dat al die auteurs, nochtans overwegend zeer hooggeschoolde intellectuelen, er ernstig naast zaten. Een aantal reacties was gemotiveerd door antisemitisme. Einstein was joods, en een jood die een revolutionaire – en juiste – wetenschappelijke theorie ontwikkeld had, dat kon niet. Er waren er ook die domweg niet begrepen waar de theorie over gaat. Sommigen, de mist in gestuurd door de filosoof Immanuel Kant, hadden fout georiënteerde kritiek op het begrip ruimtetijd. Anderen snapten niet dat de lichtsnelheid constant is, of begrepen niks van de relativiteit van gelijktijdigheid enzovoort. Meerderen merkten op dat Einstein niks van fysica kende en langdurig herschoold moest worden aan een goede universiteit. Manfred Cuntz concludeert dat geen enkele van de auteurs die dachten aan te tonen dat Einstein fout was, een beroep deed op de wetenschappelijke methodes. Hun opinie lag vooraf reeds vast: Einstein móést wel fout zijn; bijgevolg zijn onderzoeksresultaten en relevante feiten onbelangrijk. Daar waar ze toch een poging wagen om te argumenteren, kan men de bekende uitspraak van Wolfgang Pauli – die wel degelijk Einsteins theorie begreep – citeren: 'It is not even wrong', 'Het is niet eens fout'.

Het belang van kwetsbaarheid

Dat lijkt op het eerste gezicht alsof het positief is. Als iets 'niet eens fout' is, is het dan niet juist? Neen. Wat Pauli bedoelde, was dat sommige opvattingen zodanig slecht geformuleerd zijn, dat men niet eens kan uitmaken of ze juist of fout zijn. Daarom zijn ze vanuit wetenschappelijk oogpunt waardeloos. Een theorie waarvan men kan aantonen dat ze fout is, heeft in elk geval het voordeel dat ze op zinvolle wijze vatbaar is voor onderzoek. Dat ze ontkracht werd, is net positief. Dat kon alleen maar omdat ze informatief genoeg was, en zich kwetsbaar opstelde, wat anderen de kans gaf om de mogelijke leemtes te ontdekken. Dat zorgt voor vooruitgang: het is net omdat we in staat zijn de fouten in een theorie te ontdekken, dat we een andere, betere theorie kunnen construeren. Die nieuwe theorie moet in principe even kwetsbaar zijn. Dat betekent niet dat ook zij onderuit móét worden gehaald, maar wel dat moet duidelijk zijn hoe dat methodologisch mogelijk is. Anders geformuleerd: men dient aan te geven welke vaststelling, bijvoorbeeld door een experiment of waarneming, er nodig is om ze op haar beurt af te schieten. Als zo'n vaststelling er niet komt, ondanks ernstige en meerdere pogingen, dan houdt de theorie stand, althans voorlopig. Het is mede dankzij die kwetsbaarheid, dat wil zeggen door de potentiële mogelijkheid tot het ontkrachten van een theorie, dat wetenschap kennis oplevert die meer en meer betrouwbaar wordt.

Het is deze redenering die Wolfgang Pauli naar voren bracht met zijn oneliner. Een fysicus bracht in een artikel ideeën naar voren die niet controleerbaar waren; bijgevolg waren ze volgens Pauli 'not even wrong'. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het veel beter om iets te beweren waarvan men kan aantonen dat het fout is, dan om uitspraken te doen waarvan men niet kan nagaan of ze waar of vals zijn. Een slechte theorie, of een pseudowetenschap, dekt zich zodanig in dat het onmogelijk is om haar eventuele ongelijk aan te tonen. Nu is testbaarheid lang niet het enige criterium om goede wetenschap van pseudowetenschap te onderscheiden, en de manier waarop de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper (1902-1994) dat inzicht naar voren bracht is sterk bekritiseerd. Maar als duidelijk is dat controle en toetsing onmogelijk zijn, dan is en blijft dat een belangrijk waarschuwingssignaal. Daarom ook waren uiteenlopende pseudowetenschappen, van astrologie tot psychoanalyse, van meet af aan terminaal ziek. Wat men ook vaststelt, men kan de 'voorspellingen' of 'diagnoses' een zodanig verdraaide interpretatie geven, dat ze altijd lijken te kloppen. Nog altijd menen talloze mensen dat dit de geldigheid van de theorie aantoont. In werkelijkheid betekent het dat ze steriel is, geen authentieke vooruitgang boekt en geen betrouwbare kennis oplevert.

Pseudodiepzinnigheid

Op vergelijkbare wijze laten we ons vaak misleiden door diepzinnig klinkende teksten, die in werkelijkheid niks zinvols betekenen. Het brein herkent niet alleen patronen, maar creëert die ook. We hebben soms maar weinig, aan elkaar niet gerelateerde, stimuli nodig om betekenis te veronderstellen. Denk bijvoorbeeld aan sterrenbeelden of droomanalyse. Daarom ook lijkt het vaak alsof we pseudowetenschap of postmodernistische nonsens ernstig moeten nemen. In werkelijkheid worden we misleid door terminologische vaagheid, en door de creatieve intelligentie van het eigen brein. Dat wordt mooi geïllustreerd door de 'postmodern essay generator'.

Telkens je de pagina herlaadt, krijg je een nieuw 'essay'. Elke tekst is nonsensicaal, maar parodieert de taal en stijl van diverse postmodernistische auteurs. Ik heb er het raden naar hoeveel mensen zo'n 'essay' hebben gelezen en dachten dat het authentiek was, maar ik zou er mijn voorraadje Westvleteren niet mee willen delen.

Het is ironisch dat ook Wolfgang Pauli het slachtoffer werd van onzin die hij verwarde met diepzinnigheid. Zoals meerdere grondleggers van de quantumtheorie, dacht hij in mystieke teksten verheldering te vinden over het soms verbijsterende en extreem contra-intuïtieve gedrag van subatomaire deeltjes. Hij dacht dat de quantumfysica aantoonde dat het onderscheid tussen subject en object wegviel, en dweepte met de theosofie, een bont allegaartje van opvattingen die men op zijn best als esoterie en pseudofilosofie kan karakteriseren. Alsof dat nog niet erg genoeg was, meende hij zelfs dat buitenzintuiglijke waarneming mogelijk was. Zoals een invloedrijke negentiende-eeuwse filosoof met een grote snor al zei: 'Menschliches, Allzumenschliches'.

Noten:

[1] Pauli, Wolfgang: Relativitätstheorie - https://archive.org/details/EncyklopdieDerMathematischenWissenschaftennfterBandPhysik/page/538/mode/2up

[2] Cuntz, Manfred: 100 Authors against Einstein: A Look in the Rearview Mirror (Skeptical Inquirer, vol. 44, 6, 2020, pp. 48-51).

overgenomen uit externe bron
Publicatiedatum
13-11-2020