Kernbommen voor de Ummah

08-09-2010

-

door verscheen in :
3 minuten
Leestijd:
In 2001 werd een collectieve nachtmerrie van internationale veiligheidsdiensten belichaamd door een Pakistaans kernwetenschapper. Apocalyptische visioenen, islamfundamentalisme en paranormaliteit verknopen zich moeiteloos in het bizarre verhaal van Sultan Bashiruddin Mahmood, de man die Al Qaeda van Pakistaanse atoomgeheimen voorzag.

In de nasleep van de Indo-Pakistaanse oorlog van 1971 zag de kersverse burgerregering van Zulfiqar Ali Bhutto het ontwikkelen van kernwapens als een logische zet in de nationale strijd voor zelfbehoud. Na de eerste Indische kernwapentest in 1974 (de zogenaamde 'Smiling Buddha') nam de nucleaire wapenwedloop een heuse vlucht. Het absolute boegbeeld van het Pakistaanse kernwapenprogramma was de onderhand beruchte AQ Khan (Khan kwam in opspraak door zijn betrokkenheid in een netwerk dat Libië, Iran en Noord-Korea van nucleaire knowhow en technologie voorzag). Minder bekend in het buitenland, maar eveneens cruciaal in de ontwikkeling van het Pakistaanse nucleaire potentieel, was Sultan Bashiruddin Mahmood. 

Als briljant ingenieur en specialist in uraniumverrijking maakte Mahmood moeiteloos carrière binnen het Pakistaanse atoomprogramma. Hij was één van de architecten van deze vruchtbare onderneming en kwam later ook aan het hoofd te staan van de kerncentrale van Kahuta, waar het verrijkte uranium voor de eerste Pakistaanse atoomtest geproduceerd werd. Mahmood nam echter geen vrede met een rol als zuivere techneut en toonde zich tevens een voorstander van islamitisch fundamentalisme, met een voorliefde voor het paranormale. In de jaren tachtig voerde hij in zijn essay “Mechanics of Doomsday and Life after Death" aan dat rampen onvermijdelijk waren voor landen die zich overgaven aan moreel verval. Vóór 2002 zouden miljoenen sterven door kernaanvallen, terroristische aanslagen en massale zelfmoord, luidde zijn onheilsvoorspelling. Zijn studie van het paranormale behelsde een los amalgaam van verschijnselen die hij steevast linkte aan zijn geloofsovertuiging, maar ook (pseudo)wetenschappelijk trachtte te kaderen. Eén van zijn markantste theorieën behandelde het verband tussen het voorkomen van zonnevlekken en menselijke historische feiten, zoals de Franse en Russische revoluties, Wereldoorlog II en andere politieke wendes. Ook propageerde hij een geloof in ‘djinni’. Djinni worden in de Koran voorgesteld als onzichtbare geesten, gemaakt van ‘rookloos vuur’, die een aardse samenleving parallel aan die van de mensen vormen. Mahmood aanvaardde niet alleen het objectieve bestaan van deze geesten, maar stelde zelfs het aftappen van de energie van de djinni voor als een toekomstige optie in het bestrijden van energiecrisissen. De mooiste vondst die hij op zijn conto kan schrijven, betreft echter een theologische doorbraak, namelijk het ontwerpen van een sluitende methode voor het berekenen van de temperatuur in de hel.

Mahmoods exotische ideeën lokten vanzelfsprekend reactie uit. Het onbehagen onder collega's en oversten groeide en in 1999 werd hij uiteindelijk tot ontslag gedwongen omwille van zijn verklaring dat de Pakistaanse atoomwapens toebehoorden aan de Umma, de wereldgemeenschap van moslims. In de praktijk betekende dit dat hij een voorstander was van het bevoorraden van andere islamitische staten met verrijkt uranium en zogenaamd weapons grade-plutonium, dat direct voor militaire doeleinden kan ingezet worden. Volgens zijn opvattingen kon dit het ‘einde der tijden’ alleen maar bespoedigen, wat op zijn beurt zou leiden tot het ontstaan van een islamitische wereldheerschappij. Zonder officiële aanspreekpunten bij de Pakistaanse overheid, wendde hij zich dan maar tot de ware voorvechters van een assertief islamfundamentalisme: het terroristensyndicaat Al Qaeda. In augustus 2001, aan de vooravond van de aanslagen van 11 september, werd Mahmood samen met Majeed, een andere Pakistaanse atoomgeleerde, ontvangen in het hoofdkwartier van Osama Bin Laden, toen nog nabij Kaboel. Daar zouden beide wetenschappers Bin Laden en zijn adjudanten onderhouden hebben over de technische details van de ontwikkeling van kernwapens. Volgens openbaar gemaakte CIA-rapporten was er tevens sprake van een kleine hoeveelheid nucleair materiaal dat in de handen van Al Qaeda was beland. Mahmoods oordeel hierover was dat het niet volstond voor een geavanceerd kernwapen, maar dat men er misschien wel een zogenaamde 'vuile bom' mee kon fabriceren. Hoewel de verslagen vaag bleven, volstonden ze klaarblijkelijk om de hoogste echelons van de CIA te alarmeren. Toenmalig president Musharraf werd onder druk gezet om in te grijpen en Mahmood werd gearresteerd in oktober 2001. Hij werd echter niet vervolgd. Sinds zijn vrijlating leeft hij in Islamabad, weliswaar onder strikt toezicht van de Pakistaanse veiligheidsdiensten. Naar de nucleaire capaciteit van Al Qaeda hebben we nog steeds het raden.

Roeland Termote studeert momenteel voor zijn mastergraad in de geneeskunde aan de UGent.

Authors
Roeland Termote
Publicatiedatum
08-09-2010