Twintig jaar SKEPP in 2010

Afbeelding

Het was op 9 juni precies 20 jaar geleden dat in Gent de vzw Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudowetenschap en het Paranormale het licht zag. Formeel waren er dertien (jawel!) stichtende leden. In feite ondertekenden die dag slechts twaalf van hen de oprichtingsakte. De dertiende was niet komen opdagen omdat bij hem… de bliksem was ingeslagen.

Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Hoe is het zover gekomen? Als ik uitga van persoonlijke ervaringen, zou ik zeggen dat het de schuld van Wernher von Braun was. Niet omdat de door hem ontwikkelde raket tijdens de oorlog nogal wat slachtoffers zou maken. Wel omdat die raket na de oorlog voor een snelle ontwikkeling van de ruimtevaart zorgde, met als onbetwistbaar hoogtepunt de bemande maanvluchten. Dat leidde tot een ongekend optimisme. Toen in 1969 de eerste mens op de maan landde, voorspelden oerdegelijke deskundigen dat rond 1980 of in elk geval voor het einde van de eeuw de eerste mens op Mars zou landen. Alles leek mogelijk. En aangezien wij binnen afzienbare tijd andere planeten zouden bezoeken, was het voor velen evident dat wij ook af en toe bezoek kregen van buitenaardse wezens. Boeken over ufo’s en buitenaardse beschavingen haalden hoge oplagen. Auteurs als Erich von Däniken braken door met hun boeken over de invloed van buitenaardse wezens op culturen uit het verleden, en we werden overstelpt met tv-series als UFOen The Invaders, om over Star Trek nog maar te zwijgen.

De ruimtevaart wakkerde de belangstelling voor astronomie bij de jeugd ook sterk aan. De in 1944 opgerichte Vereniging Voor Sterrenkunde (VVS) kende een ware toeloop van jeugdige amateur-astronomen, waaronder ondergetekende. Via het ledenblad Heelal kregen ze niet alleen nuttige informatie over sterrenkunde, maar ook enkele waarschuwingen. Hoofdredacteur Jean Meeus wees vaak op het “nieuwe bijgeloof” rond ufo’s en buitenaardse wezens. Eigenlijk bestonden er geen ufo’s; astronomen zagen er in elk geval geen. De meeste ufo’s werden gerapporteerd door onervaren waarnemers die nooit van een bijzon hadden gehoord, nooit een heldere meteoor hadden gezien, geen idee hadden hoe de planeet Venus eruitziet of niet wisten dat de maan erg groot kan lijken als ze laag aan de horizon staat. De boeken van von Däniken en co. stonden vol onzin. Het was bedrog, of in elk geval – het woord viel toen al – pseudowetenschap.

Tegelijk haalde Meeus uit naar een ander soort onzin, de astrologie. Dat astronomen deze op de positie van hemellichamen gebaseerde voorspelkunst volkomen absurd vonden, was niets nieuws. Twee eeuwen eerder al noemde de Franse astronoom-politicus Bailly de astrologie de grootste ziekte die de menselijke rede ooit heeft aangetast. De betrekkelijke marginaliteit waarin de sterrenwichelarij al een hele tijd verkeerde, was tijdens de golden sixties doorbroken dankzij de opkomende alternatieve stromingen. In de loop van de jaren zeventig nam de belangstelling toe, zeker in de media, en begon de commerciële exploitatie door de “alternatieve” sector. Mensen die door wetenschap geboeid waren, begonnen zich meer en meer te storen aan de opkomende flauwekul. Enkele prominente VVS-leden, zoals studieprefect Karel Cuypers (vooral bekend als voorzitter van het Humanistisch Verbond), pater Thomas Pieraerts, directeur van de Volksterrenwacht Mira, en de populaire weerman Armand Pien, deden af en toe uitspraken daarover in de media.

In 1976 publiceerde het Amerikaanse tijschrift The Humanist een stellingname tegen de astrologie door meer dan honderd wetenschappers en filosofen. Meeus zette een kopie daarvan op de cover van Heelal. Kort daarop zou filosoof Paul Kurtz, een van de initiatiefnemers van de stellingname, overgaan tot de oprichting van CSICOP, het huidige Council for Scientific Inquiry.

Datzelfde jaar richtte leraar Jean-Marie Gantois binnen de VVS een werkgroep op die pseudowetenschappen kritisch onder de loep zou nemen. Een aantal jongeren (waaronder ondergetekende) traden meteen toe. De werkgroep Prometheus, zoals ze om duidelijke redenen werd genoemd, zou meer dan tien jaar lang veel studiewerk verrichten en het grote publiek voorlichten via artikelen, brochures, voordrachten en debatten met “pseudo’s” (ook wel eens op televisie). J.M. Gantois werd de grote expert inzake ufo’s (hij zou er met astrofysicus Bert De Loore een boek over schrijven), terwijl Ronny Martens zich in de astrologie verdiepte. In de loop van de jaren 1980 nam de werkgroep steeds meer hooi op zijn vork en boog hij zich over andere pseudowetenschappen dan die welke tot de randdomeinen van de sterrenkunde worden gerekend. Zo hield Ronny Martens voordrachten over parapsychologie en zelfs over creationisme. Hoewel de VVS de werkgroep door dik en dun steunde, werd duidelijk dat de werking ervan het domein van dit astronomische genootschap overschreed. Zo waren er toen al contacten met filosofen Etienne Vermeersch en Jean Paul Van Bendegem.

CSICOP en zijn tijdschrift Skeptical Inquirer waren intussen wereldvermaard. Paul Kurtz en zijn medewerkers bezochten Europa regelmatig, organiseerden er bijeenkomsten en moedigden gelijkgezinden aan om zich te verenigen. Zo ontstond in 1988 de Stichting Skepsis in Nederland, onder leiding van de befaamde astronoom Kees de Jager (astronomen stonden vaak aan de wieg van skeptische bewegingen) en kort daarna de GWUP in Duitsland. België had intussen al een skeptische organisatie, zelfs de oudste ter wereld! Er bestond sinds 1947 al een Belgisch Comité voor de wetenschappelijke navorsing der Paranormaal geachte verschijnselen, bekend als het “Comité Para”. Het was formeel een tweetalige vzw, die na een sluimerend bestaan voortgezet was door vrijwel uitsluitend Franstalige leden, ook weer voornamelijk astronomen.

Met de hulp van de VVS, de Studiekring Vrij Onderzoek van de VUB en de Vereniging ter Bescherming van Persoon en Gezin (de anti-sektenvereniging) werd in maart 1989 de studiedag “Para of Pseudo?” georganiseerd. Dat trok behoorlijk veel volk. Psycholoog-goochelaar Marc Braem gaf er voor het eerst enkele demonstraties over misleiding. De aldus gelegde contacten leidden tot een informele ruimere groep, waarin ook psychologen en artsen actief waren. De komst van artsen zorgde ervoor dat nu ook medische kwesties werden behandeld. Tot hen behoorde Wim Betz, docent huisartsengeneeskunde aan de VUB, die zelf als huisarts getuige was geweest van de nefaste invloed van alternatieve geneeswijzen op wanhopige patiënten. Hij dacht er ernstig aan om naar Nederlands voorbeeld een vereniging tegen de kwakzalverij op te richten. Een groep met alleen skeptische artsen zou echter heel beperkt zijn geweest. Een groep die zich in het algemeen met pseudowetenschappen zou bezighouden, zat er nu wel in.

Hoe moest het nu verder? Eerst werd gedacht om collectief toe te treden tot het Comité Para, waarvan sommigen al lid waren. Het Comité Para meende echter dat er beter een aparte Nederlandstalige vereniging zou komen. De knoop was doorgehakt. Al snel werd de naam SKEPP aanvaard.

Er werden heel precieze doelstellingen in de statuten ingeschreven. Bovendien zou het stemrecht voorbehouden worden aan een beperkt aantal werkende leden, die door de algemene vergadering moesten worden aanvaard. Het was immers niet denkbeeldig dat lieden tot SKEPP zouden toetreden die het doel van de vereniging niet precies begrepen of dat naar hun eigen opvattingen wilden ombuigen. Zo kreeg SKEPP in het begin verzoeken tot samenwerking van tegenstanders van de psychiatrie.

Evolutie

De jonge vereniging besturen was in het begin niet eenvoudig, te meer daar de middelen erg beperkt waren. SKEPP leefde – en leeft in principe nog steeds – alleen maar van ledenbijdragen. Gelukkig blijken heel wat mensen bereid om gul bij te dragen tot een vereniging die, op het tijdschrift en af en toe voordrachten na, haar leden weinig te bieden heeft. De leden begrijpen goed dat SKEPP er in de eerste plaats is om zijn doel te realiseren en dat daarvoor geld nodig is (hoewel men dat ook niet hoeft te overschatten, te meer daar alle werk binnen de vereniging zuiver op vrijwillige basis is).

SKEPP heeft sinds zijn oprichting veel aanhang en bekendheid verworven. Het aantal leden is gestegen tot boven de vijfhonderd. Een groot ledenaantal is echter geen doel op zich. Als het op actieve medewerkers aan komt, hebben wij nog altijd handen tekort. Het ontbreekt ons vooral aan “deskundingen”, mensen die de moed en de competentie hebben om bizarre en omstreden dossiers te bestuderen. Dat komt wellicht doordat het aantal wetenschappers en academici binnen SKEPP lang niet zo sterk is gestegen als het totaal aantal leden. Ook artsen blijven opvallend afwezig, ondanks het belang van hun branche binnen onze activiteiten.

Als we de teksten naast elkaar leggen die SKEPP via tijdschrift en website publiceerde, zien we hoezeer de medische onderwerpen van belang zijn geweest gedurende twintig jaar werking. In de eerste plaats gaat het daarbij over alles omtrent alternatieve geneeswijzen, een onderwerp waarin Wim Betz zich tot een autoriteit heeft opgewerkt. Ook allerlei beweringen over gezondheid, zoals de vermeende gevaren van vaccinatie en gsm-straling, zijn echter niet aan onze aandacht ontsnapt. Veel aandacht gaat ook naar omstreden psychologische praktijken, zoals de psychoanalyse en moderne HR-methoden. De laatste jaren kwam ook het onderwerp creationisme aan bod.

Voor parapsychologie en occultisme is er minder aandacht dan men aanvankelijk had kunnen denken. Het onderzoek naar het paranormale beperkte zich tot enkele tests van helderzienden, astrologen en pendelaars, onder leiding van Marc Braem. De laatste jaren gebeurt dit nog maar zelden. De “paranormaal begaafden” betonen zich niet altijd enthousiast om zich door skeptici te laten testen, ook al kunnen ze, als de test positief uitvalt, een forse geldprijs winnen.

De aanwezigheid van nogal wat filosofen in onze vereniging heeft ten slotte gezorgd voor vrij veel voordrachten en artikelen met wijsgerige beschouwingen, misschien meer dan in andere vergelijkbare verenigingen.

Drie belangrijke instrumenten: website, tijdschrift en skeptische prijzen, hebben de bekendheid van SKEPP doen toenemen. Het tijdschrift Wonder en is gheen Wonder, dat een eenvoudigerSKEPPtische Nieuwsbrief verving, verschijnt nu al tien jaar. De website, www.skepp.be, werd het belangrijkste communicatiemiddel met de buitenwereld. De instelling van de jaarlijkse prijs de Zesde Vijs (ter bekroning van een kritische publicatie met betrekking tot pseudowetenschappen) en de anti-prijs de Skeptische Put (voor een bijzonder onkritische publicatie) had vooral tot doel de aandacht van de media te vergroten. Dat bleek niet zonder succes.

Tot de absolute hoogtepunten op mediagebied behoorde ons optreden rond het wetsontwerp-Colla (1998-1999), dat de erkenning van bepaalde alternatieve geneeswijzen wilde realiseren. Wim Betz zorgde voor zware inhoudelijke kritiek op dat ontwerp. Een aanval van minister Colla op vermeende vooringenomenheid van de wetenschappers tegenover zijn wetsontwerp werd gepareerd met de open brief “De wetenschap volgens minister Colla”. Dit leidde tot een bitsig tv-debat met de minister. Dit alles heeft er mee toe bijgedragen dat de in de wet voorziene procedure voor erkenning zodanig verstrengd werd dat er meer dan tien jaar na haar goedkeuring nog altijd geen erkenning is. Dit was wellicht ons “finest hour”, samen met de “collectieve zelfmoordactie” waarbij SKEPP-leden en sympathisanten voor de camera massaal homeopathische geneesmiddelen innamen – uiteraard zonder het minste gevolg. Het evenement werd het eerste item van het tv-journaal.

Vanaf het prille begin had SKEPP goede betrekkingen met verwante verenigingen in het buitenland. Regelmatig kwamen bekende buitenlandse geestesverwanten spreken, waaronder James Randi, Paul Kurtz en Joe Nickell uit de Verenigde Staten, wijlen Robert Morris en (op deze viering van 20 jaar SKEPP) Michael Heap uit Groot-Brittannië, wijlen Basva Premanand uit India, Amardeo Sarma uit Duitsland, Henri Broch uit Frankrijk en vanzelfsprekend onze Nederlandse collega’s Kees de Jager, Rob Nanninga en Jan Willem Nienhuys. We namen vanaf het prille begin deel aan alle Europese Skeptische Congressen. SKEPP heeft trouwens zelf twee keer zo’n congres georganiseerd (Oostende 1994 en Brussel 2005) en stond aan de wieg van de Europese Raad van Skeptische Organisaties (ECSO).

Wat hebben wij bereikt?

Hoe staan de zaken na twintig jaar? De ufologie, die in de jaren tachtig achteruit ging, kende merkwaardig genoeg vlak voor de oprichting van SKEPP een plotse heropleving, en nog wel door de “Belgische ufogolf” van de winter 1989-1990. Daarna nam de belangstelling voor het onderwerp geleidelijk weer af, tot de Brusselse vereniging SOBEPS, die voor een groot deel verantwoordelijk was voor de ufogolf, zelf de handdoek in de ring gooide. Tegenwoordig lijkt de ufologie op sterven na dood. De meest serieuze ufologen zijn ondertussen al lang overtuigde skeptici.

Wat astrologie en andere voorspelkunsten betreft, is de situatie minder rooskleurig. Sinds 1990 hebben commerciële activiteiten van astrologen, helderzienden en andere waarzeggers zich kunnen uitbreiden, dankzij nieuwe middelen als commerciële televisie, internet en zelfs sms. Wie googlet op “astrologie” krijgt vandaag 6,7 miljoen hits. Skeptici moeten dweilen met de kraan open. Misschien kunnen we hopen dat door onze acties, zoals het verschijnen in 1995 van een boek onder heel wat media-aandacht 1, de astrologie niet meer ernstig wordt genomen in intellectuele en academische middens. Het is ooit anders geweest…

Ongeveer hetzelfde geldt voor alternatieve geneeswijzen. We maken ons geen illusies over de aantrekkingkracht daarvan op het grote publiek. Wellicht neemt die nog steeds toe. We mogen echter veronderstellen dat, door onze aandacht voor de onzin en gevaren van alterneuterij (een aandacht die door de pers is overgenomen), het voor sommigen gênanter is geworden om er op een positieve manier over te spreken. SKEPP is ook af en toe discreet tussengekomen opdat ernstige media, zoals de openbare omroep, zouden stoppen met kritiekloos aandacht te besteden aan dat soort onzin. Vaak met gunstig gevolg.

Alleen al het feit dat we bestaan is positief: de mensen kennen ons, onze website wordt druk geraadpleegd. Journalisten weten waar ze moeten zijn voor een kritische reactie op een of ander vreemd nieuwsje. Studenten verzoeken ons om hulp bij het maken van een eindwerk. Slachtoffers van charlatans vragen ons, soms wanhopig, om raad.

Kortom, we kunnen over SKEPP zeggen wat Voltaire over God zei: als hij niet bestond, zou men hem moeten uitvinden. Terwijl we eigenlijk hopen dat we hem zo snel mogelijk weer kunnen afschaffen, als blijkt dat hij niet meer nodig is. Dat zal helaas niet snel gebeuren, wellicht zelfs nooit. Zolang de samenleving schade ondervindt van flauwekul en bedrog, zullen er mensen nodig zijn om dat aan de kaak te stellen. Er is nog veel werk aan de winkel.

Tim Trachet is journalist en stichtend lid/erevoorzitter van SKEPP.

Voetnoot

  • Ronny Martens & Tim Trachet, Astrologie, zin of onzin? Antwerpen: Hadewijch, 1995.