Mensen die een BDE (bijna-doodervaring) meemaken, rapporteren soms herinneringen zoals het zien van een tunnel, een licht, buiten het lichaam treden, het zien van een levensfilm, enzovoort. Sommige mensen menen dat dit een bewijs is voor het bestaan van een ziel, een hiernamaals, een andere dimensie of nog andere bovennatuurlijke krachten.
Het is aangetoond dat al deze fenomenen ook op een "aardse" manier kunnen opgewekt worden: door drugs, medicijnen, sterke emoties, hyper- en hypoventilatie, elektrisch en magnetisch stimuleren van bepaalde hersendelen, sensoriële deprivatie, enzovoort, zodat er geen behoefte is aan bovennatuurlijke verklaringen.
Van Lommel heeft in The Lancet een studie gepubliceerd van de herinneringen die sommige mensen hadden na een gebeurtenis die dodelijk had kunnen aflopen. Daar is niets mis mee.
Waar we wel problemen mee hebben zijn de conclusies die hij daaraan wil verbinden: (citaat brief 4/7/2002) "dat er tijdens een hartstilstand, tijdens niet functionerende hersenen, tijdens een vlak EEG, een helder bewustzijn wordt ervaren, met helder nadenken, met emoties, met gevoel van zelfidentiteit, met herinneringen tot aan de vroegste jeugd, en soms met de mogelijkheid van waarneming uit een positie buiten en boven ons levensloze lichaam, klopt niet met ons huidig concept dat bewustzijn en herinneringen een product zijn van de hersenen". Hij meent dat er iets moet bestaan buiten het lichaam, dat zonder enig fysisch substraat kan nadenken, beeld en geluid kan opnemen en terug afspelen.
Volgens hem (brief aan Scientific American) is het maar een hypothese dat bewustzijn en herinneringen in het brein opgeslagen worden. Hij beweert aangetoond te hebben dat het brein niet de zetel is van het geheugen (en van het bewustzijn) maar enkel een receptor. De hersenen zijn volgens hem als een soort TV-ontvanger voor informatie die elders opgeslagen is en vandaar wordt uitgezonden.
Een dergelijke bewering zou, als ze waar bevonden werd, een enorme revolutie betekenen in ons wetenschappelijk denken en de fysica zou totaal moeten herschreven worden.
Beweringen die zo sterk in tegenspraak zijn met bijna alles wat we denken te weten, moeten natuurlijk op sterk bewijs steunen voordat we ze kunnen aanvaarden.
Hierover hebben we elkaar enkele brieven geschreven, en tevens zond hij ons zijn klacht tegen een artikel in Scientific American dat zijn stellingen onderuit haalde. Ook in het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging tegen de Kwakzalverij werd er met hem al vinnig gedebatteerd.
Welke zijn de sterke bewijzen die van Lommel gebruikt om zijn bovennatuurlijke stelling te staven, of om de natuurlijke verklaringen te verwerpen?
1. Zuurstoftekort
Volgens hem zijn de bestaande natuurlijke verklaringen voor de BDE-gewaarwordingen te verwerpen, omdat in zijn studie niet iedereen die bijna dood was een BDE kreeg.
Van Lommel:
Als er een fysiologische verklaring voor het ontstaan van BDE zou zijn, zoals zuurstoftekort, dan zouden toch alle patiënten die bewusteloos zijn door een hartstilstand een BDE moeten hebben gehad?
Deze bewering is gewoon nonsens. Net alsof elk mens steeds identiek zou reageren. Als de hersenen lang genoeg zonder zuurstof blijven, zal uiteindelijk iedereen overlijden, daar twijfelt niemand aan. Maar wat er in de hersenen gebeurt in die eerste minuten van zuurstofgebrek voordat de cellen beginnen afsterven kan bij iedereen verschillend zijn. Volgens dezelfde redenering zouden de roze olifantjes van delirium tremens dan ook echt bestaan in een bovennatuurlijke wereld, vermits niet iedere alcoholist die hallucinaties krijgt. Mogelijk is dit de eerste wet van een nieuwe wetenschap, de para-fysiologie: "alle menselijke reacties die niet steeds hetzelfde resultaat geven zijn paranormaal".
2. Van vredig gevoel tot zeer levendige visioenen
Zijn tweede reden om de natuurlijke mechanismen voor BDE te verwerpen is dat die ervaringen niet even indrukwekkend waren als bij de "echte" gevallen:
"These recollections, however, consist of fragmented and random memories unlike the panoramic life-review that can occur in NDE." Ook dit argument is niet overtuigend, want de "echte" gevallen in zijn studie zijn evenmin allemaal panoramische levensfilms. Ze zijn zeer verschillend, gaande van enkel een gevoel van vrede tot zeer levendige visioenen. De elementen van een BDE kwamen ook in zijn studie niet bij elk geval allemaal voor, en daarom gebruiken BDE-onderzoekers een speciaal scoresysteem om de aard en intensiteit ervan vast te leggen.
3. Anekdotisch
Zijn derde argument voor het paranormale is dat zijn patiënten zich gebeurtenissen of uitspraken herinnerden die zich voordeden terwijl ze "klinisch dood" waren, en hun hersenen geen enkele activiteit meer vertoonden. Hij argumenteert dat ze deze waarnemingen dus niet via de hersenen konden doen. Welke controleerbare waarnemingen werden geregistreerd tijdens de studie? Geen enkele. Zijn bewering is niet gestaafd op de resultaten van de studie zelf, maar op het verhaal van één verpleegster (over het verloren kunstgebit) en op een overgenomen getuigenis uit een boek van bestsellerschrijver Sabom.
Vooreerst kunnen we ons afvragen wat de bijdrage is van deze anekdotes aan een onderzoek dat toch pretendeert streng wetenschappelijk te zijn. Ze passen niet in het beschreven protocol van het onderzoek. We weten hoe flexibel getuigenissen kunnen zijn en we kunnen niet uitsluiten dat die gevallen hun informatie op een andere manier verkregen hebben. Er zijn meerdere gevallen bekend van fantastische BDE-verhalen die achteraf helemaal niet zo buitengewoon bleken, zoals het beroemde verhaal van de schoen op de vensterbank. Om die te zien moest je niet uit je lichaam treden en naar buiten zweven; een skeptisch onderzoeker toonde aan dat je die vanaf de straat ook kon zien liggen.
Een andere auteur van BDE-verhalen werd betrapt op onnauwkeurigheden en heeft zich zelfs publiek moeten verontschuldigen voor een verhaal dat gefantaseerd bleek en daarbij ook nog plagiaat was (zie: http://www.cinemind.com/atwater/wid3.html).
Ik zou het niet wagen te beweren dat de verhalen die van Lommel gebruikt niet te goeder trouw waren, maar het lijken me geen voldoende overtuigende argumenten als bewijs dat bewusteloze mensen exacte waarnemingen kunnen doen door buiten hun lichaam te treden, en evenmin om de ganse fysica te herschrijven.
4. Waren zijn gevallen "klinisch dood"?
In het artikel in The Lancet schrijft van Lommel letterlijk dat het EEG (registratie van de elektrische activiteit van de hersenen) meestal plat wordt na 10 seconden hartstilstand: "Also, in cardiac arrest the EEG usually becomes flat in most cases within about 10 sec" (p. 2044). Hij citeert daarvoor als bewijs twee artikels (ref. 29 en 30) van respectievelijk Aminoff en Clute.
Omdat deze bewering me zeer eigenaardig leek, ben ik die artikels gaan opzoeken en tijdens het debat in Leuven wees ik er al op dat hij ze onjuist citeert. Er staat in die artikels niet dat het EEG vlak wordt na 10 seconden. Er staat wel dat er na 10 seconden veranderingen beginnen te komen, dat dan de golven geleidelijk zwakker (Eng.: attenuate) en trager worden. Het probleem lijkt te komen van zijn verkeerd begrijpen van het Engelse "attenuate", wat betekent "verzwakken, verminderen, dempen", maar niet verdwijnen zoals hij dacht en nog steeds blijft beweren. Daar heb ik hem ook in een brief nogmaals op gewezen. In zijn antwoord van 4/7/02 blijft van Lommel toch nog beweren dat "attenuate" wil zeggen het "verdwijnen van de normale activiteit" en dat dit "de fase is die direct vooraf gaat aan het volledig vlak worden". Hij stuurde me nog meer artikels om zijn visie te staven, maar ook daar blijkt nergens uit dat het EEG vlak wordt na 10 seconden, wel dat na hartstilstand veranderingen beginnen op te treden na 10 seconden (of 11 of 6.5 naargelang het artikel) en dat die dan geleidelijk zullen overgaan naar een vlak EEG. Ze weten echter niet hoelang dat duurt. Wel zijn na een hartstilstand van meer dan 10 minuten de vooruitzichten op een herstel van de hersenen meestal niet goed, maar dat geldt voor kamertemperatuur, want er zijn gevallen beschreven die na bijna een uur in ijswater volledig herstelden. Twee artikels maken wel gewag van een uitzonderlijk geval waar het EEG na 10 seconden vlak was geworden, maar dat wordt gerelativeerd omdat men dit apparaat kan instellen op verschillende niveaus van gevoeligheid, en ook de plaatsing van de electroden speelt een rol. Een van de artikels concludeert trouwens uitdrukkelijk dat het EEG geen betrouwbaar instrument is voor dergelijke testen (het ging om mensen die men artificieel een hartstilstand bezorgde om therapeutische redenen).
Dus met klem: het EEG wordt niet plat na 10 seconden. En zelfs al wordt het plat, dan is dat nog geen bewijs voor het staken van alle hersenactiviteit.
Uiteraard zouden zonder snelle interventie de mensen met een hartstilstand uit van Lommels onderzoek overleden zijn en uiteindelijk een vlak EEG hebben, maar zover kwam het niet, toch niet bij hen die het overleefden. Voor zijn paranormale hypothese is het cruciaal dat er geen enkele hersenactiviteit meer was. Mogelijk dat hij daarom zo hardnekkig vasthoudt aan zijn verkeerde lezing van die artikels, maar jammer genoeg voor hem is het niet juist dat zijn patiënten na 10 seconden al een vlak EEG en dus geen hersenactiviteit meer hadden. Er was nog wel hersenactiviteit, zij het gestoord. In zijn studies werden trouwens geen EEG¹s genomen.
5. Steun van grote namen?
Van Lommel gebruikt in zijn brief aan Scientific American een uitspraak van de bekende neurochirurg en Nobelprijswinnaar W. Penfield: "After many years of research he finally reached the conclusion that it is not possible to localize memories inside the brain". Wat betekent dit? Penfield heeft jaren gedacht dat hij de plaats van het geheugen juist kon localiseren in de hersenen (in de temporale kwab), maar heeft later toegegeven dat de zetel van het geheugen zich niet op één bepaalde plaats bevindt, maar verspreid is over het ganse brein. Die uitspraak betekent dus dat het geheugen zich niet op één bepaalde plaats in het brein bevindt. Van Lommel interpreteert dit alsof het erbuiten ligt.
Van Lommel schrijft dat nu afdoende bewezen is dat de natuurlijke verklaringen onderuit gehaald zijn. Uit al het bovenstaande blijkt nog niet dat we ons moeten haasten om de wetten van de fysica te herschrijven.
Nog enkele beschouwingen over het artikel in The Lancet. In mijn correspondentie met van Lommel wees ik hem al op enkele eigenaardigheden in de resultaten daarvan.
Wim Betz:
Voor zijn paranormale hypothese is het cruciaal dat er geen enkele hersenactiviteit meer was. Mogelijk dat van Lommel daarom zo hardnekkig vasthoudt aan zijn verkeerde lezing van die artikels, maar jammer genoeg voor hem is het niet juist dat zijn patiënten na 10 seconden al een vlak EEG en dus geen hersenactiviteit meer hadden. Er was nog wel hersenactiviteit, zij het gestoord. In zijn studies werden trouwens geen EEG's genomen.
In tabel 5 van het artikel ondervraagt hij de BDE- en de niet-BDE-patienten over verschillende aspecten van veranderingen in hun leven. Zij kunnen per item antwoorden volgens een 5-puntenschaal tussen +2 (zeer sterk vermeerderd ) en -2 (sterk verminderd). Hij telt dan alle antwoorden in de groep samen en koppelt daaraan besluiten over de verschillen tussen de twee groepen.
Als alle antwoorden in een groep +2 zouden zijn, dan is de maximale score per groep gelijk aan het aantal patiënten x 2. Het was me opgevallen dat een aantal van de resultaten groter waren dan het dubbel van het aantal deelnemers, wat natuurlijk niet kan, en ik vroeg hem om dit te verklaren. Zijn antwoord was dat door tijdsgebrek en veranderingen aangebracht door de uitgever hij vergeten was te vermelden dat het om percentages ging. Die uitleg is pertinent onjuist en totaal in tegenspraak met de cijfers en zijn eigen conclusies in de tekst. Als er in zijn belangrijkste resultatentabel dergelijke fouten staan, hebben we wel enige aanleiding om aan de validiteit van het ganse onderzoek te twijfelen.
Een andere eigenaardigheid in de resultaten van het onderzoek die me opviel, is het verschil in percentages BDE tussen de verschillende hospitalen. Het gemiddelde aantal BDE's in de studie is 18%, maar in één belangrijk hospitaal (137 patiënten op een totaal van 344) was het maar 8% . Dat maakt dat het in andere hospitalen ver boven de 18% moet geweest zijn. Dat roept toch wel vragen op over mogelijke selectie van de gevallen en/of beïnvloeding. De uitleg die van Lommel me gaf overtuigt niet erg. Hij schrijft dat er mogelijk een relatieve overregistratie is geweest van gevallen in de kleinere hospitalen, of eigenlijk juister, een onderregistratie van mensen die geen BDE hadden. Daarom werd de samenwerking met sommige kleine hospitalen stop gezet, maar de gevallen werden wel opgenomen in de totale cijfers. Het vermoeden van beïnvloeding of selectie is hiermee dus niet weerlegd.
Op mijn vraag naar mogelijke beïnvloeding van de patiënten door leden van de vereniging Merkawah antwoordt hij zeer beslist dat de patiënten niet bezocht werden door de leden van die vereniging, terwijl op het einde van het artikel in The Lancet toch een dankwoord staat aan dezelfde vereniging voor "arranging the interviews". Ik vraag me dan wel af op welke bovennatuurlijke eigenschappen deze vereniging beroep heeft gedaan om gesprekken te regelen met mensen die ze niet kennen of nooit ontmoet hebben.
Voor wie niet zo goed bekend is met het BDE-verenigingsleven, een woordje uitleg waarom die vraag gesteld werd naar mogelijke beïnvloeding door een dergelijke vereniging. Een tiental jaren geleden organiseerde SKEPP een studiedag over BDE aan de universiteit van Gent. Wat opviel was dat er meerdere mensen kwamen getuigen over hun zeer gruwelijke en beangstigende BDE. Zij klaagden dat ze hiervoor door de vereniging voor BDE argwanend bekeken werden en tijdens de regelmatige bijeenkomsten onder druk gezet werden om hun herinnering te veranderen in een positief visioen van liefde, geluk en zaligheid. "Zij hielden ons voor wat we hadden moeten zien", getuigde een dame, die ook het woord sektemethodes gebruikte. Toeval of niet, maar in het onderzoek van van Lommel werd geen enkele negatieve BDE geregistreerd, en zijn vragenlijst (tabel 4) informeert enkel naar positieve veranderingen na een BDE.
Wat betreft de andere opmerkingen van van Lommel in zijn brief van 7/8/03
- Het is bewezen dat alle aspecten van BDE kunstmatig kunnen uitgelokt worden, mogelijk niet allemaal tegelijk, maar bij zijn gevallen doen zich meestal ook niet alle aspecten tegelijk voor. Zijn studie meldt inderdaad dat voorkennis en medicatie statistisch uitgesloten waren als oorzaak, maar wij noemden die enkel in de reeks mogelijke oorzaken die aantonen dat een bovennatuurlijke verklaring overbodig is. Van Lommel schrijft: "our results show that medical factors cannot account for NDE" (p. 2043).
Dit is pertinent onjuist; zuurstoftekort alleen kan alles uitleggen.
- Het klopt dat het niet één derde van de patiënten was dat na twee jaar van categorie (BDE of niet-BDE) veranderde. Het was één zevende (10 van de 72). De essentie van onze opmerking was echter dat een dergelijke herklassering merkwaardig is en een indruk van slordig onderzoek geeft.
- Van Lommels studie verrichtte geen onderzoek naar een eventueel verband met dissociatieve stoornissen, maar meldt wel dat andere studies een verband aantoonden met niet-pathologische vormen van dissociatie. In zijn studie schrijft hij dat BDE-mensen later "more emotionally vulnerable" zijn (hij laat ons in het ongewisse hoe het gemeten werd). Dat wijst erop dat we een vooraf bestaande psychische labiliteit niet kunnen uitsluiten, iets wat had moeten onderzocht worden.
- De groep met hartstilstanden buiten het hospitaal had de diepste BDE's. Een diepe BDE betekent echter dat vele aspecten van BDE aanwezig waren. In die zin kan men het ook als de meeste BDE's interpreteren.
- Van Lommel heeft gelijk: hij schrijft niet dat een nul-EEG synoniem is van hersendood. We hadden i.p.v. "hersendood" beter geschreven "afwezigheid van hersenactiviteit".
Ik laat het aan het oordeel van de lezer of we nu al genoeg argumenten hebben om de fysica te herschrijven. Hoe zal de nieuwe fysica er uit zien volgens van Lommel?
Hij lichtte al een tipje van de sluier op tijdens zijn toespraak op het symposium over BDE in Antwerpen in november 2000.
Van Lommel :
Het bewustzijn en de herinneringen zijn te beschouwen als bewustzijnsvelden, te vergelijken met niet locale kwantummechanische velden, met een universele onderlinge verbondenheid .... deze kwantummechanische waarschijnlijkheidsvelden zijn gebaseerd op electromagnetische velden (fotonen) die ontstaan uit de zeer intensieve, constant wisselende elektrische fenomenen op cellulair niveau in de hersenen, waarschijnlijk in wederzijdse wisselwerking met het persoonsspecifieke DNA.
Omdat in zijn brieven van Lommel mij meermaals vaderlijk zijn mening heeft uitgedrukt dat ik geen wetenschappelijke artikels kan begrijpen en eigenlijk niet goed weet wat wetenschappelijk onderzoek is, waagde ik het natuurlijk niet op mijn eigen oordeel te vertrouwen en heb ik deze uitspraak eens voorgelegd aan wetenschappers waarvan ik meen dat ze wel iets kennen van kwantumfysica. Zij dachten dat ik hen voor de gek hield. Waarschijnlijk waren ze ook niet geleerd genoeg om deze nieuwe wijsheid te begrijpen.
Wie ze al wel begrepen heeft is een hele reeks kwakzalvers, antiwetenschappers en gelovigen in het paranormale. Een search op internet toont heel wat dergelijke websites die zijn artikel dankbaar gebruiken. De vereniging van BDE Merkawah (http://www.merkawah.nl/) doet daar niet voor onder. Daar leren we dat onderzoekers hebben aangetoond dat er zich na een BDE vaak "paranormale capaciteiten hebben ontwikkeld: uittredingen, wonderlijke genezingen, magnetiseren, visioenen, voorspellende invallen en dromen, helderziendheid en telepathie". De leden van Merkawah worden ook immuun gemaakt tegen aanvallen van gezond verstand, want er staat ook nog: " elke interventie die gericht is op een 'ombuigen' van de BDE-inzichten naar de 'common sense', is gedoemd om te mislukken. De bijna-doodervaarder wil/kan de interventie van de medemens pas aanvaarden, wanneer zijn subjectieve beleven dat er een 'Hogere Realiteit' schuilgaat achter het BDE-gegeven, au sérieux wordt genomen." Van Lommel distantieert zich op geen enkele manier van dergelijke interpretaties.
Prof. medicus Willem Betz (VUB), stichtend lid van SKEPP
Addendum
In een tweede versie van zijn artikel verandert van Lommel zijn bewering zoals gemaakt in de Lancet. Hij schrijft nu dat het EEG niet na 10 maar na gemiddeld 15 seconden vlak wordt. Na een vraag hierover van de redactie meldde hij aan het cijfer te willen houden "omdat de recente onderzoeken daar op wijzen".. Hij voegde daar nog aan toe dat de meeste patiënten pas na ongeveer 120 seconden hartstilstand gereanimeerd worden. Omdat het al dan niet verdwijnen van de hersenactiviteit, volgens hem aangetoond door een vlak EEG, een sluitstuk is in het artikel dat zou moeten aantonen dat BDE van buiten het lichaam komen, en omdat volgens mij de medische literatuur helemaal niet aantoont dat er stilstand is van de hersenactiviteit na 10, 15 en zelfs niet na 120 seconden, heb ik het advies van twee professoren neurologie gevraagd, prof. G. Ebinger van de Vrije Universiteit Brussel en prof. L. Crevits van de Universiteit Gent. Beiden menen dat de bewering van van Lommel niet juist is : de hersenactiviteit blijft nog vele minuten na een hartstilstand bestaan.
Overzicht BDE-debat, klik hier.