[Foto: Alexander Kucharsky, Public domain, via Wikimedia Commons]
Parijs, 10 augustus 1789, een hoogtepunt van de Franse Revolutie..
Het volk bestormt het Tuilerieënpaleis. De Franse koning Lodewijk XVI vlucht het paleis uit met zijn vrouw, koningin Marie-Antoinette, zijn zuster Madame Elisabeth, en zijn twee kinderen: Marie-Thérèse, bekend als "Madame Royale", en Louis-Charles. Deze laatste was in 1785 in Versailles geboren, kreeg oorspronkelijk de titel "hertog van Normandië" en was na de dood van een jonger broertje de dauphin (troonopvolger) geworden. Ze worden opgesloten in de toren van de Temple, de vroegere Parijse zetel van de Tempelieren.
Een Nationale Conventie schaft de monarchie af en veroordeelt de ex-koning ter dood. Op 21 januari 1793 wordt hij onthoofd. Frankrijk is nu officieel een republiek, maar voor vrijwel het gehele buitenland en ook voor honderdduizenden opstandelingen in Frankrijk zelf is het zoontje van de onthoofde Lodewijk XVI de wettige koning Lodewijk XVII. Om hem aan de invloed van zijn familie te onttrekken (zijn moeder en zijn tante zullen hetzelfde lot ondergaan als zijn vader), wordt "Louis-Charles Capet" in een apart deel van de Temple onder de hoede geplaatst van het Parijse gemeenteraadslid Antoine Simon. Deze ruwe sansculotte, in een vorig leven schoenlapper, geeft samen met zijn vrouw het "wolfsjong" een "revolutionaire" opvoeding, die vooral bestaat uit het leren van vloeken en republikeinse liederen. Al bij al was zijn behandeling niet al te slecht. Maar begin 1794 neemt Simon ontslag en van dan af is het lot van de jongen niet zo duidelijk: Onder strenge bewaking en zonder veel verzorging blijft hij opgesloten in een verduisterde kamer van de toren. Na de val van Robespierre op 9 Thermidor - 7 juli 1794 - wordt hij opnieuw beter behandeld. De nieuwe machthebbers houden ernstig rekening met het herstel van de monarchie of zijn van plan de jonge gevangene te gebruiken als inzet voor vredesonderhandelingen. Maar intussen is de jongen moreel en fysiek aangetast. Hij wordt door tuberculose gegrepen en overlijdt uiteindelijk op 8 juni 1795 (20 Plairial jaar III) in de Temple. Twee dagen later wordt hij begraven op het naburige kerkhof Sainte-Marguerite. Zijn zuster zal enkele maanden later als enige overlevende gevangene de Temple mogen verlaten.
Nog tijdens zijn leven waren er geruchten dat het koningskind zou zijn ontsnapt en in veiligheid zou zijn gebracht. Na zijn dood nemen de speculaties hierover toe. Het aantal boeken dat sindsdien over het lot van Lodewijk XVII is verschenen, is groter dan het aantal sindsdien verstreken jaren. Steeds opnieuw wordt beweerd dat hij tijdens zijn gevangenschap verwisseld werd met een ander kind. Dat was ofwel het werk van royalistische samenzweerders ofwel van republikeinse leiders die de ex-dauphin op een geheime plaats wilden verbergen. De eerste stelling raakt heel populair door de in 1800 verschenen roman (!) Le cimétière de la Madeleine van Regnault-Walin, die een enorm succes kende. Hoewel het als - goedkope - fictie bedoeld was, heeft het boek latere speculaties en "getuigenissen" merkbaar beïnvloed. Een andere theorie is dat de dubbelganger er was gekomen omdat Lodewijk XVII al veel eerder in de Temple gestorven was.
Het voornaamste bezwaar tegen de "evasionistische" of "survivantistische" speculaties is dat niemand ooit verklaard heeft betrokken te zijn geweest bij een ontvoering of verwisseling, of er getuige van is geweest. In de bijna drie jaar van zijn gevangenschap hebben tientallen bewakers en personeelsleden gedurende min of meer lange tijd in de Temple verbleven en er de jonge gevangene gekend. Daarbij komen nog de revolutionaire commissarissen - over die hele periode zo’n vierhonderd personen - die de jongen voortdurend in het oog hielden. Zoals de Nederlandse historicus J.H. Petrie opmerkt heeft geen enkele van die getuigen aantoonbaar verklaard ervan overtuigd te zijn dat de gevangene niet de zoon van Lodewijk XVI was. Als een aantal daarvan in een komplot betrokken was, dan moet dat aantal erg groot zijn geweest, want hun aanwezigheid in de Temple overlapte elkaar steeds (een echte "cesuur" is er in de bewaking niet geweest, ondanks sommige beweringen). Bij zijn overlijden is het kind door getuigen trouwens uitdrukkelijk herkend. Ook uit de lijkschouwing blijkt niets dat daarmee in tegenspraak zou kunnen zijn. Artsen en oud-bewakers hebben dit alles later bevestigd, soms tientallen jaren nadien, toen ze geen enkele reden (meer) hadden om iets te verbergen.
Alleen de weduwe van Simon (de ex-schoenlapper was als aanhanger van Robespierre onthoofd) heeft later beweerd dat Lodewijk XVII ontsnapt en door iemand anders was vervangen, dat hij nog in leven was, ja zelfs dat hij haar was komen opzoeken. Geloofwaardig is haar verhaal niet. De details van de ontsnapping kende ze alleen maar van horen zeggen, ze zijn nooit door iemand bevestigd, en komen zo uit de roman van Regnault-Warin. Na de gruwelverhalen over Simons opvoedingsmethoden had ze een reputatie op te poetsen.
Het verkeerde skelet
De evasionisten wijzen op de onzekerheid rond het stoffelijk overschot van het kind van de Temple. Toen de broer van Lodewijk XVI in 1814 als koning Lodewijk XVIII naar Frankrijk terugkeerde, liet hij meteen de stoffelijke resten van zijn onthoofde broer opgraven om ze een plechtige herbegrafenis te geven, maar deed hij niet hetzelfde met zijn neefje dat in de Temple was gestorven. Pas in 1816 werd een onderzoek naar het graf ingesteld. Een geplande opgraving op het kerkhof Sainte-Marguerite ging echter op het laatste ogenblik niet door. Voor de evasionisten een bewijs dat de echte Lodewijk XVII daar niet begraven was. In werkelijkheid was er twijfel over de plaats van het graf. Officieel was het lijk in een naamloos massagraf gedumpt, maar verschillende betrokkenen bij de begrafenis beweerden dat ze het later hadden opgegraven om het op een aparte plaats opnieuw ter aarde te bestellen. Die getuigenissen waren niet erg geloofwaardig en spraken elkaar tegen. In totaal werden liefst vijf verschillende graven aangewezen, waarvan een op een ander kerkhof. Lodewijk XVIII verkoos blijkbaar niet het risico te lopen van een stoffelijk overschot op te graven waarover twijfel zou kunnen bestaan.
In 1846 werd bij graafwerken "toevallig" een kist gevonden op de plaats waar volgens sommige getuigenissen het lijk zou zijn herbegraven. Het skelet in de kist werd door een arts onderzocht, een onderzoek dat in 1894 door een team uitgelezen deskundigen werd herhaald. De schedel was doormidden gezaagd, net zoals gebeurd was tijdens de lijkschouwing van 1795, maar het kon duidelijk niet om Lodewijk XVII gaan: de overledene was minstens 16 jaar oud geweest en veel groter van gestalte. Voor de evasionisten het doorslaggevend argument dat het kind dat in de Temple stierf een ander kind was. Maar precies die grote gestalte klopt niet met de gegevens van de autopsie uit 1795 en iedereen in de Temple zou meteen het verschil tussen een kind van 10 en een jongeman van 16/20 jaar hebben gemerkt. De omstandigheden van de opgraving van 1846, in opdracht van de plaatselijke pastoor en zonder officiële toestemming, waren trouwens nogal verdacht. Was de teruggevonden kist een moedwillige vervalsing of ging het om een soort grap? In elk geval is nooit bewezen dat het kind herbegraven werd. Zijn meest waarschijnlijke rustplaats, het massagraf, werd nooit doorzocht en is intussen opgeruimd en overbouwd.
Ontsnappingstheorieën
Royalistische komplotten om de dauphin en de andere leden van de koninklijke familie te bevrijden zijn er zeker geweest. Geen enkel plan lijkt ook maar een kans op slagen te hebben gehad. Geen enkele samenzweerder - voor zover bekend - heeft ooit laten blijken dat hij in zijn voornemen is geslaagd. Als het prinsje ontvoerd of ontsnapt is, waarom is het dan kort daarna niet opgedoken? Als de koning in het royalistische kamp was beland zou dat een geweldig propagandamiddel zijn geweest. Als de republikeinen hem naar een andere plaats hadden overgebracht, hadden ze evenmin redenen om te verbergen dat hij nog in leven was. Tenzij, zoals sommige theorieën veronderstellen, hij kort na zijn verdwijning uit de Temple is gestorven. Hoe dan ook sluit geen enkele van die ontsnappingstheorieën aan bij het relaas van diegenen die later beweerden Lodewijk XVII te zijn.
Tientallen ware Lodewijken
Het aantal personen van wie ooit werd beweerd dat ze Lodewijk XVII zijn geweest is niet precies vast te leggen. Er zijn 43 namen bekend en wellicht zijn tientallen anderen voor het nageslacht vergeten. Ze variëren van een Pruisisch veldmaarschalk in Russische dienst over een travestiet in Versailles tot een episcopaalse dominee in de Verenigde Staten. Er zijn dauphins gesignaleerd op de Azoren en op de Seychellen. Verscheidene onder hen beweerden dat de paus een "teken van de Heilige Geest " op hun bil hadden laten branden en zeker één heeft publiekelijk zijn broek laten zakken om dit bewijsstuk te laten zien. Sommigen waren pretendenten tegen wil en dank, zoals een geleerde monnik die zo goed op de hoogte was van de hele affaire dat het gerucht liep dat hij zelf Lodewijk XVII moest zijn. En iemand heeft ooit getuigd dat hij als kind gedwongen werd tot de rol van opgedoken dauphin te spelen.
Valse "dauphins" die voor hun "rechten" opkwamen hebben in Frankrijk kennisgemaakt met de gevangenis en soms - niet altijd ten onrechte - met het gekkenhuis. De vele Franse regimes die elkaar na de revolutie opvolgden konden deze herrieschoppers missen als kiespijn. Een van de eersten en bekendsten was Jean-Marie Hervagault, een jongeman uit het Normandische Saint-Lô, die in de nadagen van de revolutie meermalen van huis wegliep, op zoek naar zijn naar eigen zeggen zeer hooggeplaatste familie. Na een paar keer te zijn opgesloten werd de jonge vagebond door royalisten "herkend" en pas toen bleek hij te beseffen wie hij was. Hij wist zich te omringen met een groepje aanhangers, om na een hele lijdensweg in een gesticht te overlijden. We weten nu dat Hervagault het natuurlijk kind was van een prins van Monaco. Zijn moeder, een kantkloster, was tijdens haar zwangerschap uitgehuwd aan de kamerknecht van de prins. Hervagault-aanhangers ontkennen dat niet, maar beweren dat de "echte" Hervagault op een bepaald moment werd verwisseld met de "echte" dauphin. Overigens was Hervagault acht jaar ouder dan de dauphin...
In 1815, kort na Hervagaults dood, werd in de Loirestreek een man wegens landloperij gearresteerd met een Amerikaans paspoort op naam van "Charles de Navarre" (de Franse koningen noemden zich ook koning van Navarra). In de gevangenis, waar hij de eerder genoemde roman van Regnault-Warin las, maakte hij bekend Lodewijk XVII te zijn. De regering van Lodewijk XVIII liet hem vervolgen. Hij kreeg een zekere aanhang onder het publiek, maar verspeelde die door zijn brutaal gedrag - hij verscheen dronken voor zijn rechters - en overleed uiteindelijk in een kerker. Het ging om Mathurin Bruneau, een gedeserteerde kanonnier van de Franse marine. Evasionisten wezen op de halsstarrige weigering om naar aanleiding van het proces-Bruneau een onderzoek in te stellen naar het lot van Lodewijk XVII. Lodewijk XVII kan niet in leven zijn omdat hij nu eenmaal overleden is, zo luidde het officiële standpunt.
Iets geraffineerder was een meermaals veroordeelde oplichter die bekend stond als baron de Richemont. Het feit dat zijn echte naam niet met zekerheid kon worden vastgesteld was voor hem het beste argument dat hij alleen kon zijn wie hij beweerde te zijn. Hij liet al snel alle politieke ambities vallen, maar rijke aanhangers, zoals een voormalige hofdame die als kind nog met de hertog van Normandië had gespeeld, zorgden ervoor dat hij de rest van zijn leven een vorstelijk leventje kon leiden. Hij stierf in 1853 en werd begraven als "Louis-Charles de France", maar de overheid liet dit grafopschrift wegnemen.
Zowel Hervagault als Bruneau hebben een relaas van hun ontvoering uit de Temple gegeven, een verhaal dat duidelijk geïnspireerd is door de eerder genoemde roman van Regnault-Warin, aangevuld met veel fantasie (Hervagaults optreden dateert van voor het verschijnen van de roman, zijn relaas vertelde hij pas na de publicatie...). Richemont, aantoonbaar beïnvloed door zijn voorgangers, schreef twee boeken over de ongelooflijke avonturen na zijn ontvoering (een ware Odyssee, hij was zelfs even stamhoofd bij de Amazone-Indianen). Zijn rivaal Naundorff, die zich zowat tegelijk met hem manifesteerde, overtrof hem in bekendheid, maar niet in verbeelding of literair talent.
De Pruisische horlogemaker
In 1825 verschijnt in de Pruisische stad Brandenburg, niet ver van Berlijn, de klokkenmaker Carl Wilhelm Naundorff voor de rechter wegens valsemunterij. Hoewel er uiteindelijk onvoldoende bewijzen voor zijn schuld worden gevonden, lijkt het om een verdacht individu te gaan. Over Naundorff is niets bekend voordat hij in 1810 in Berlijn kwam wonen. Tijdens zijn ondervragingen legt Naundorff verschillende verklaringen over zijn geboorteplaats af, maar nergens vindt de politie iets dat die verklaringen kan bevestigen. In het nauw gedreven beweert hij uiteindelijk een Franse prins te zijn, een Bourbon, die na een reeks ongelooflijke avonturen in Pruisen is beland. Het gerecht is niet onder de indruk - hij kan niet eens de naam "Bourbon" correct schrijven - en veroordeelt hem tot drie jaar gevangenisstraf wegens het afleggen van leugenachtige verklaringen.
Na zijn vrijlating vestigt hij zich in het stadje Crossen aan de Oder. De vroegere zanger in een Luthers kerkkoor is nu katholiek en de kinderen die zijn vrouw hem na zijn vrijlating schenkt (hij is sinds 1818 getrouwd) krijgen namen die herinneren de Franse koninklijke familie, terwijl zijn eerdere kinderen gewone Duitse voornamen dragen. Tegen een plaatselijke ambtenaar, die zich voor hem interesseert, beweert hij de verdwenen hertog van Normandië te zijn. Een plaatselijke ambtenaar meldt dit aan de pers. Het bericht verspreidt zich en wordt door een Franse krant overgenomen. De Franse magistraat François Albouys, een vurig royalist, stuurt Naundorff een brief waarin hij hem uitnodigt naar Frankrijk te komen. Hij bereikt in 1833, na een reis van bijna een jaar, Parijs.
Naundorff heeft geen cent op zak en spreekt nauwelijks Frans (hij zegt zijn moedertaal te zijn vergeten!) en Albouys moet vaststellen dat hij geen enkel concreet bewijs over zijn identiteit kan geven. Hij beweert wel over belangrijke bewijsstukken te beschikken , maar heeft ze ... thuis laten liggen! Als Albouys’ schoonzuster speciaal naar Crossen rijdt om ze te halen, vindt ze niets dan enkele waardeloze papieren. Zijn beschermheer haakt dan ook snel af.
Toch maakt Naundorff indruk in sommige kringen, meer dan de andere "valse dauphins". Hij haalt herinneringen boven die indruk maken. Een aantal voormalige hovelingen zijn onder de indruk van de details die hij over het vroegere hofleven vertelt. Ook zijn uiterlijk doet aan een Bourbon denken. Zijn voorkomen heeft iets koninklijks, heet het. De Julirevolutie van 1830 had de Bourbons uit Frankrijk verdreven en de meer liberale Louis-Philippe op de troon geplaatst. Veel aristocraten en ultraconservatieven gruwen van deze "burgerkoning" en zijn blij de "echte" koning in hun midden te kunnen ontvangen. De charismatische Naundorff krijgt dan ook een kring aanhangers die hem toelaten een luxeleven te lijden. Die aanhang heeft een irrationeel, zelfs een mystiek karakter. Zo wordt hij "herkend" door een in die tijd zeer bekende ziener, een boer bekend als Martin de Gallardon, die beweerde in contact te staan met de aartsengel Gabriël. Er circuleert een verhaaltje dat hij een zieke door aanraking heeft genezen (een gave waarover de Franse koningen traditioneel zouden beschikken).
Naundorff zelf beweert geen politieke rol te willen spelen, maar streeft wel naar de erkenning door zijn vermeende familie, in de eerste plaats door Madame Royale, die met de rest van de familie in ballingschap leeft. Naundorff schrijft zijn "waarde zuster" meermalen dat hij haar meteen van zijn identiteit kan overtuigen als hij haar maar even onder vier ogen kan spreken; maar ze weigert. Ze vreest dat zo’n ontmoeting zal worden geïnterpreteerd als een erkenning. Achteraf is die weigering door de Naundorffisten geïnterpreteerd als een angst om de ware Lodewijk terug te vinden.
In 1836 daagt Naundorff zijn "familie" voor een Franse rechtbank met de eis hem te herkennen. Ditmaal vind de regering van Louis-Philippe het welletjes. Naundorff wordt gearresteerd en kort daarop het land uitgezet. Hij gaat met zijn gezin in Engeland wonen en raakt er compleet in een spirituele dimensie. Hij maakt profetieën en sticht een "katholieke en evangelische kerk". Hij schrijft een onleesbaar boek over de "hemelse leer", waarin hij vertelt dat hij in een droom door Jeanne d’Arc naar het Paradijs is gebracht, een Paradijs dat zich in het centrum van de zon bevindt. Het gevolg van die waanzin is een banvloek van de paus tegen "hij die zich valselijk hertog van Normandië noemt ".
Naundorff houdt zich in Engeland ook bezig met onderzoek naar springstoffen en oorlogstuig, blijkbaar niet zonder succes. Helaas vliegt zijn laboratorium een paar keer in de lucht (door kwaad opzet, zegt hij). Vanwege zijn schaamteloze levenswandel hebben de meeste van zijn aristocratische beschermers intussen afstand van hem genomen. Hij raakt in geldnood en belandt wegens schulden zelfs een tijd in de gevangenis. Begin 1845 reist hij naar Nederland, blijkbaar om van daar uit naar een ander land te reizen. Vreemd genoeg krijgt hij, door tussenkomst van koning Willem II een indrukwekkend contract om als directeur van een nieuw Pyrotechnisch Atelier in Delft nieuwe soorten oorlogsmunitie voor het Nederlandse leger te maken. Hij bezat toen het ontwerp van een nieuw soort granaat, de "bombe Bourbon", die inderdaad later geproduceerd werd. Maar kort daarop wordt hij ziek en hij overlijdt op 10 augustus 1845 in Delft. Zijn overlijden werd in de burgerlijke stand ingeschreven als dat van "Charles Louis de Bourbon, Hertog van Normandië, (Lodewijk de Zeventiende), beter bekend onder de namen van Charles Guillaume Naundorff". Op zijn graf in Delft staat nog steeds het opschrift "Ici repose LOUIS XVII".
Naundorff had een kroostrijk gezin en daardoor worden zijn aanspraken ook vandaag nog door enkele nakomelingen voortgezet. Om louter formele redenen kregen die nakomelingen van de Nederlandse overheid het recht om de familienaam "de Bourbon" te dragen, maar zonder dat daarmee adellijke titels of rechten op de Franse troon werden erkend. Ze hebben tot in 1954 geprocedeerd om erkend te worden door de voormalige Franse koninklijke familie, maar zonder succes. Het huidige hoofd van deze "dynastie" is Naundorffs achterkleinzoon Charles Louis Edmond de Bourbon (geb. 1929). Deze gepensioneerde technicus van een Franse vliegtuigfabriek leidt als Zijne Allerchristelijkste Majesteit Karel XII het "Institut Louis XVII", dat vergadert in een zaaltje van een Parijs restaurant en een eigen tijdschrift uitgeeft. De meeste Franse monarchisten nemen hem niet ernstig, al was het maar omdat "het bloed van Frankrijk zich niet laat vermoeden".
Bewijzen voor Naundorff
Er zijn nooit overtuigende aanwijzingen - laat staan bewijzen - gevonden dat Naundorff Lodewijk XVII zou zijn geweest. Zijn uiterlijke gelijkenis met de Bourbons - op zich een subjectief oordeel - is door anderen tegengesproken. Als verklaring voor die gelijkenis is geopperd dat Naundorff een bastaard van een Franse prins kan zijn geweest. Littekens die de dauphin zou hebben gehad, zijn niet met zekerheid bij Naundorff teruggevonden. De details die hij over het Franse hof kon vertellen waren voor een groot deel in boeken terug te vinden. Sommigen die de hertog van Normandië hadden gekend, herkenden hem, anderen niet en nog anderen heeft Naundorff blijkbaar niet willen ontmoeten. Het relaas dat hij over zijn verleden neerschreef is een totaal ongeloofwaardige opsomming van avonturen, waarin hij voortdurend wordt ontvoerd, bevrijd, opgejaagd, beschermd, bedreigd en geholpen, meestal door onbekenden. De invloed van Regnault-Warin en Richemont is duidelijk merkbaar. Zelfs vurige Naundorffisten namen afstand van het verhaal en de advocaat die de eisen van de familie Naundorff verdedigde, weigerde zelfs dit verhaal als bewijsstuk te gebruiken.
Het ontbreken van harde bewijzen wordt gecompenseerd door een complottheorie: die bewijzen bestaan, maar ze zijn ontvreemd, in beslag genomen of spoorloos verdwenen. Er is sprake van dossiers die verschillende regeringen in hun geheime staatsarchieven bewaren, om de waarheid te verbergen. Naundorff zelf zegt trouwens meermalen te zijn bedreigd: er is zelfs in Parijs een aanslag op hem gepleegd, maar helaas was niemand, behalve Naundorff zelf, daar getuige van. Blijft het feit dat Naundorff zo’n oprechte indruk gaf dat hij voor zijn aanhangers geen bedrieger kon zijn. Dat maakt natuurlijk geen indruk op skeptici. Wellicht was hij niet zozeer een oplichter dan wel een pathologische leugenaar, iemand die zijn eigen verzinsels geloofde. Anderzijds pleit er heel wat tegen Naundorff: zoals we hebben gezien kende hij in 1834 geen Frans en wijst niets erop dat hij voor 1824 ooit iets anders meende te zijn dan een eenvoudige Duitser, zij het met een verborgen verleden. Wat dat verleden precies was, zullen we wellicht nooit weten, maar het is geenszins onwaarschijnlijk dat hij gewoon een voortvluchtige misdadiger of een deserteur is geweest.
Er is ook wetenschappelijk onderzoek verricht om het raadsel op te lossen. In 1950 werd zijn skelet opgegraven en onderzocht door de Leidse patholoog-anatoom Hulst. Het onderzoek leverde weinig concreets op. Hulst meende de leeftijd "omstreeks de zestig jaar" te moeten schatten, hetgeen overeenstemt met de leeftijd die Lodewijk XVII zou hebben gehad.
Interessanter was het onderzoek dat André Castelot, een in Frankrijk zeer populair geschiedschrijver en allesbehalve een Naundorffist, liet verrichten naar het haar van Lodewijk XVII. Hij was in het bezit geraakt van haarlokken die Marie-Antoinette nog in de Temple van haar zoon had afgeknipt. Op zijn verzoek vergeleek prof. Edmond Locard, van het gerechtelijk laboratorium van Lyon, dit haar met een haarlok van Naundorff, ter beschikking gesteld door een vertrouweling van de Naundorff-clan. Locard vond onder de microscoop dat beide stalen haar eenzelfde uiterst zeldzame afwijking vertoonden. Dat gebeurde in 1943. Na de opgraving van Naundorff in 1950 werd een deel van het haar dat in zijn lijkkist was aangetroffen opnieuw onderzocht en bij dàt haar bleek de zeldzame afwijking te ontbreken. Bij nader inzien kon er worden getwijfeld aan de herkomst van de eerste haarlok van Naundorff. Bovendien werd al snel aangetoond dat het hele haaronderzoek (trichyoscopie) van Locard op wetenschappelijk drijfzand was gebouwd. Voor Castelot was het een pijnlijke zaak. Hij had intussen al een boek geschreven met een duidelijke conclusie: Naundorff was wel degelijk Lodewijk XVII. Om zijn bewijs extra kracht te geven bevat dit boek (dat in het Nederlands werd vertaald) ook een analyse van de horoscoop van Lodewijk XVII, het onderzoek van de haren door een pendelaar en enkele "passende" citaten uit de profetieën van Nostradamus. Dat was allemaal gunstig voor de Naundorff-these. Nostradamus zou zelfs het onderzoek van Locard hebben voorspeld!
Het was de eerder vermelde J.H. Petrie die voorstelde om het DNA van Naundorff te vergelijken met dat van bloedverwanten van Lodewijk XVII. Eerder waren op dezelfde wijze al de resten van de vermoorde Russische keizerlijke familie geïdentificeerd. Uiteindelijk was het instituut van prof. Jean-Jacques Cassiman van de Katholieke Universiteit Leuven bereid dit onderzoek te verrichten, geheel op eigen kosten. Het hele onderzoek verliep over een tijdspanne van meer dan vier jaar. Het grootste probleem was het vinden van geschikte stalen DNA. De gemeente Delft gaf geen toestemming het graf van Naundorff opnieuw te openen, maar een bot dat bij de opgraving van 1950 uit de kist was genomen, was wel beschikbaar. Er werd besloten het mitochondrisch DNA te vergelijken. Dat DNA zit niet in de celkern, maar in de mitochondriën. Het wordt daarom alleen via de moeder overgeërfd en behoudens mutaties, ongewijzigd doorgegeven. Naundorffs mitochondrisch DNA werd vergeleken met dat van zusters van Marie-Antoinette en met enkele nog levende afstammelingen in vrouwelijke lijn van Marie-Antoinettes moeder, zoals de ex-koningin van Roemenië. De resultaten werden in maart 1998 bekendgemaakt en waren ondubbelzinnig: Naundorff kan geen kind van Marie-Antoinette zijn geweest.
De reacties laten zich raden. Naundorffs achterkleinzoon Charles de Bourbon trok het hele onderzoek in twijfel: was het onderzochte bot wel degelijk van zijn overgrootvader? Kon er tussen 1950 en nu geen verwisseling van bot hebben plaatsgevonden? (je kan er evengoed aan twijfelen of het skelet dat in Delft onder de naam van Lodewijk XVII begraven ligt wel van Naundorff is...). Deze pretendent heeft zich met succes (!) verzet tegen publicatie van de resultaten in het tijdschrift Nature. En dat terwijl hij Cassiman uitdrukkelijk toestemming had gegeven voor het onderzoek en altijd beweerd had enkel geïnteresseerd te zijn in de waarheid. De gelijkenis met de herrie rond de lijkwade van Turijn is groot.
Cassiman heeft inmiddels het verzoek gekregen om - ditmaal tegen betaling - een soortgelijk onderzoek te verrichten op de resten van een andere vermeende Lodewijk XVII. Het gaat om Pierre Benoit, een naar Argentinië uitgeweken Franse officier, die altijd geheimzinnig deed over zijn afkomst. Merkwaardig genoeg is het DNA van het kind dat in de Temple overleed niet onderzocht. Zijn hart, dat bij de lijkschouwing van 1795 werd verwijderd, bevindt zich nu in de basiliek van Saint-Denis, de oude begraafplaats van de Franse koningen. De plaatselijke overheid heeft evenwel geen toestemming gegeven het op te graven (de Fransen lijken overigens niet zo enthousiast te zijn met onderzoek dat door buitenlanders wordt verricht).
De mythe van de verloren koning
Vanwaar de interesse voor de zaak Lodewijk XVII? Het enorme aantal boeken over dit onderwerp en soortgelijke gevallen (denk aan de zaak Anastasia in Rusland) zegt iets over de populariteit van onkritische geschiedschrijving rond "historische mysteries", zeker als er vorstenhuizen in betrokken zijn. Dat geldt zeker voor Frankrijk, waar een levendige literatuur bestaat over "geschiedenis" die meer op roddels en mythen is gebaseerd dan op feiten. De zaak heeft een bijzondere irrationele aantrekkingskracht. Kritische auteurs over dit onderwerp wijzen op de steeds terugkerende mythe van de "verloren koning". Van veel vorsten die in min of meer duistere omstandigheden verdwenen, wordt geloofd dat ze niet dood zijn en zullen terugkeren om het onrecht te herstellen. Rusland heeft een woelige geschiedenis met valse tsaren gehad: zo waren er rond 1600 liefst drie pretendenten (waarvan één werkelijk geregeerd heeft) die zich uitgaven voor de vroeggestorven tsaar Dimitri en in de achttiende eeuw de rebellenleider Poegatsjov die beweerde de vermoorde Peter III te zijn. Ook van tsaar Alexander I is gezegd dat zijn dood (1825) gefingeerd was en dat hij nog jarenlang onder een valse naam als een monnik leefde. In Portugal had het verdwijnen van koning Sebastiaan tijdens een veldslag (1578) tot gevolg dat het land enkele jaren later bij Spanje werd ingelijfd. Tientallen jaren bleven de Portugezen geloven dat Sebastiaan zou terugkeren om hun land te bevrijden en hier en daar doken er inderdaad valse Sebastiaans op. In Duitsland bestaat de legende dat de middeleeuwse keizer Frederik Barbarossa niet dood is, maar slaapt in de berg Kyffhäuser, waar hij ooit zal opstaan om een nieuw duizendjarig rijk te stichten. Onder de volkeren van Centraal-Azië leeft nog het geloof dat Dzjengis Khan in een onderaards rijk in de Gobiwoestijn leeft en ooit zal verschijnen om opnieuw Azië te verenigen. En meer bepaald in Frankrijk bestaat een legende, die al tot de vroegchristelijke periode terugloopt, van de Grand Monarque die als uitverkorene Gods het christendom zal doen zegevieren. In extreem-conservatieve kringen blijft dit naleven. Het is in die milieus dat de naundorffisten en andere "survivantisten" zich situeren, zoals de historicus Xavier de Roche, die meent dat Lodewijk XVII door de meest occulte krachten (vrijmetselaars e.d.) is ontvoerd maar dat een van hem afstammende Grand Monarque ooit zal verschijnen om de allerchristelijkste monarchie te herstellen...
Bronnen
Het jaar 1995, 200 jaar na het overlijden van het kind van de Temple en 150 jaar na de dood van Naundorff, zorgde voor een nieuwe stroom boeken over dit onderwerp. Ik vermeld er twee, elk met een uitgebreide bibliografie.
- JH. Petrie: Lodewijk XVII - Naundorff. Een mysterie ontrafeld. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 1995. Uiterst gedetailleerd en rijk geïllustreerd proefschrift van de Nederlandse historicus die het initiatief van het DNA-onderzoek nam. Vooral geconcentreerd op Naundorff.
- Philippe Delorme: L’affaire Louis XVII. Tallandier, Parijs, 1995. Minder nauwkeurig en objectief dan Petrie, maar geeft een meer algemeen beeld van de valse dauphins en de waanzinnige theorieën over de affaire.