Balthasar Bekker: bestrijder van bijgeloof

Afbeelding

Op 26 december 1680 verscheen een heldere waarneembare komeet aan de hemel. Ze was zichtbaar in de Lage Landen en in andere delen van Europa. De Duitse astronoom Gottfried Kirch nam ze reeds meer dan een maand eerder waar met zijn telescoop, de eerste keer dat iemand daarin slaagde. Ze staat bekend als ‘de grote komeet van 1680’.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Wetenschappers zoals Kirch begrepen dat kometen geen diepere betekenis hebben. Toch ontstond er grote onrust bij de bevolking in de Nederlandse Republiek. Griekse en Romeinse geleerden gaven reeds aan dat een verstoring van de natuurlijke orde, zoals een aardbeving of het opduiken van een komeet, een goddelijke waarschuwing inhield. Als de mensheid te ver van het rechte pad afdwaalt, dan stuurt God een verwittiging. Volgt daar niet snel genoeg een deugdzame reactie op, dan kan men zich aan rampspoed verwachten, zoals een oorlog of een pestepidemie. Zo dook ook in 1664 een komeet op, waarna de pest de inwoners van de Republiek drie jaar lang teisterde.

Andere onbegrijpelijke of merkwaardige natuurverschijnselen interpreteerde men dan weer positief. Zo laat God soms een regenboog verschijnen, als teken voor het verbond dat hij met de mens sloot na de zondvloed. Maar de komeet die vanaf tweede kerstdag 1680 met het blote oog zichtbaar was, kondigde ongetwijfeld slecht nieuws aan. En het werd erger. In 1681 verscheen er nog een komeet, en in 1682 opnieuw. God maande de mens wel erg nadrukkelijk aan om het zondigen te stoppen. 

De Utrechtse streng gereformeerde theoloog Gisbertus Voetius publiceerde er in 1665 een boek over, waaruit moest blijken dat de Bijbel aangaf dat kometen rechtstreeks boodschappen overbrachten van God. Hij verzette zich tegen zijn collega’s die een meer gematigde positie innamen, en daarom de rekkelijken werden genoemd. Voetius behoorde tot de preciezen. De Utrechtse classicus Johannes Graevius en de kerkhistoricus Lodewijk Wolzogen noemden het standpunt van hun collega Voetius ronduit bijgeloof. Zij vonden immers nergens in de Bijbel een verwijzing naar kometen die een straf van God aankondigen. Een komeet getuigde wel van Gods almacht, maar verder bracht ze geen tijding van naderend onheil. 

Afbeelding

Het verschijnen van de grote komeet in 1680 rakelde het dispuut opnieuw op. Ditmaal bemoeide ook Balthasar Bekker (1634-1698) zich ermee. Bekker werd geboren in Mitselwier, een dorpje in Friesland. Zijn vader was een Duitse predikant die zijn geboortestreek was ontvlucht vanwege de godsdienstoorlog die daar gaande was, een periode die wij kennen als de Dertigjarige Oorlog. Balthasar was zijn eerste zoon. Daarna volgden nog zes kinderen. Over Balthasars moeder, Maria Reidtin, weten we niks, behalve haar naam en het jaar dat ze overleed: 1647. Dankzij Bekker senior had Balthasar reeds in zijn jeugd een grondige kennis van de Bijbel. Aan de universiteiten van Groningen en Franeker (een stad in Friesland) studeerde hij filosofie, theologie, wetenschappen en talen zoals Hebreeuws en Grieks. 

Na het behalen van zijn diploma gaf hij een tijdje onderwijs op een Latijnse school in Franeker, zij het zeer tegen zijn zin. In 1657 ontsnapte hij aan het lesgeven. Hij werd predikant in het dorp Oosterlittens. Meer dan twintig jaar later werd hij bevorderd en mocht hij prediken in Amsterdam, de belangrijkste stad van de Republiek. Kort daarna verscheen de grote komeet. De commotie daarover bracht hem in 1683 tot de publicatie van het boek Ondersoek van de Betekeninge der Kometen. Bekker volgde Graevius en Wolzogen: wie kometen als goddelijke waarschuwingen interpreteert, bezondigt zich aan bijgeloof. Angst en onwetendheid waren hiervan de diepere oorzaken. Bekker zag het als zijn taak om zijn toehoorders en lezers beter te informeren en te verlossen van bijgeloof, om hen zo tot het ware geloof te brengen.

 

De invloed van René Descartes

Het standpunt van Graevius, Wolzogen en Bekker kwam niet uit de lucht gevallen. Ze ondergingen al vroeg de invloed van het werk van René Descartes. De Franse filosoof en wiskundige woonde vanaf 1628 in de Nederlandse Republiek. Hij viel het dominante Aristotelische wereldbeeld aan, meer bepaald de christelijke versie die middeleeuwse theologen – in het bijzonder Thomas van Aquino – daarvan maakten. Voor Descartes was niet langer de boekenwijsheid uit de oudheid en de scholastiek de bron van alle kennis, maar het zelfstandige, redelijke denken. Het model daartoe vond hij in de wiskunde, zoals de meetkunde van Euclides. Als de uitgangspunten kloppen en de afleidingen correct gebeuren, dan zijn de conclusies onbetwistbaar juist. De middeleeuwse theologen beweerden van alles en nog wat over de ziel, het hiernamaals, de doeleinden in de natuur en andere metafysische vaagheden. 

Descartes, hoewel zelf een overtuigde katholiek, begreep dat ze aan zelfbedrog en redeneerfouten ten prooi vielen. Geen enkele van hun opvattingen doorstond de toets van de rede. Ook de Aristotelisch-christelijke visie op de werking van de natuur rammelde langs alle kanten, schreef Descartes. Behalve in het menselijk denken en gedrag, vinden we in de natuur geen doeloorzaken of intenties. Het is onzin dat een weggeworpen steen naar de aarde wil terugkeren omdat zijn natuurlijke plaats het centrum van onze planeet is, en rust zijn natuurlijke toestand. Een steen wil helemaal niets. Evenmin heeft hij een natuurlijke positie. Alles wat in de natuur gebeurt, moeten we causaal verklaren. De wetten van de mechanica volstaan. 

Het was in de zeventiende eeuw niet vanzelfsprekend om Descartes’ visie te ondersteunen. Ze stond haaks op meerdere aspecten van het scholastieke, christelijke denken. Bovendien dacht Descartes, zoals Copernicus en Galilei, dat niet de aarde maar de zon centraal in het universum stond. Het heliocentrisme was niet alleen in strijd met een letterlijke lezing van de Bijbel, maar leek ook afbreuk te doen aan de opvatting dat God de mens had geschapen “als beeld van Ons, op Ons gelijkend”. (Genesis 1:26) Als de zon centraal staat en de aarde er slechts rondjes omheen draait zoals de andere planeten, betekent dat geen degradatie van de mens? De mens hoort toch in het centrum van de schepping thuis? 

Dit alles bezorgde het cartesianisme een slechte naam. Het maakt het begrijpelijk dat men in orthodoxe kringen de boeken van Balthasar Bekker met argusogen las. Bekker, hoewel hij calvinist was, liep immers hoog op met de filosofische en wetenschappelijke visies van Descartes. Hij schreef er in 1668 zelfs een boek over: De philosophia Cartesiana. Daarin leek hij de rede een hogere autoriteit te geven dan de Bijbel en het geloof. Tegelijkertijd hield hij zich ook gedeisd. Hij gaf aan dat het zou kunnen dat de aarde bewoog, maar misschien ook niet. De Bijbel geeft ons niet genoeg informatie om hierover tot een definitieve uitspraak te komen. Bekkers tweestrijdigheid was mede ingegeven door voorzichtigheid. 

Wie ketterse uitspraken deed, riskeerde immers een gevangenisstraf, of erger nog, marteling en de dood. Zo publiceerde Adriaen Koerbagh (1633-1669), ook in 1668, een boek met de enigszins misleidende titel Een Bloemhof van allerley lieflijkheyd. Daarin bespreekt hij Nederlandse bastaardwoorden, zoals ‘Bijbel’. Uit zijn uitleg blijkt dat hij de Bijbel als een doodgewoon boek beschouwt, het resultaat van louter mensenwerk, vergelijkbaar met de verhalen over Reynaert de vos en Tijl Uilenspiegel. Hij gaat nog verder: hier en daar staan een paar verstandige zaken in de bijbel, maar het grootste deel ervan is voor ons van nul en generlei waarde. Koerbagh werd opgepakt en in het Rasphuis in Amsterdam opgesloten, waar hij in 1669 overleed. Hij was een medestander van de filosoof en lenzenslijper Spinoza (1632-1677), die in 1670 zijn boek Tractatus theologico-politicus schreef, waarin hij aan Bijbelkritiek deed, aangaf dat zogenaamde wonderen een natuurlijke verklaring hebben, meningen vrij moeten zijn en de democratie de beste staatsvorm is. Ook Spinoza was sterk door Descartes beïnvloed, en schreef, net zoals Bekker, een boek over het werk van de Fransman. 

De Betoverde Wereld werd vertaald en droeg ongetwijfeld bij tot het in vraag stellen van hekserij.

De Betoverde Wereld

Balthasar Bekker distantieerde zich van radicale auteurs zoals Koerbagh en Spinoza. Hij vond dat ze veel te ver gingen in hun Bijbelkritiek. Bekker was en bleef een theoloog en predikant, geen filosoof en al zeker geen vrijdenker. De gelijkstelling door Spinoza van God en de natuur noemde hij “een dwaze misvatting”. Niettemin was het duidelijk dat ook hij de cartesiaanse lijn volgde, wat hem binnen zijn eigen geloofsgemeenschap – de publieke gereformeerde kerk – moeilijkheden opleverde met de preciezen en de orthodoxen. Het weerhield hem niet om in 1691 de eerste twee delen van zijn hoofdwerk te publiceren: De Betoverde Wereld. Later voegde hij daar nog twee delen aan toe. 

Hij bespreekt een hele reeks verhalen over hekserij, mirakels, spoken, tovenarij, het werk van de duivel en allerlei andere bovennatuurlijke ongeloofwaardigheden. Zijn insteek was rationalistisch, maar ook ethisch. Zo las hij een pamflet over een vrouw die in 1689 in de Engelse gemeente Beckington veroordeeld was omwille van hekserij. Hij was bijzonder verontwaardigd over het onrecht dat de vrouw was aangedaan en schreef een contra-pamflet: Engelsch verhaal van ontdekte Tovery wederleid [weerlegd] door Balthasar Bekker, gepubliceerd in 1689. Velen die zijn tekst lazen, bezorgden hem nieuwe informatie over diverse vormen van bijgeloof. De verzameling van al die verhalen, die hij uitvoerig kritisch analyseert, groeide uit tot het omvangrijke boek De Betoverde Wereld.

Bekker was niet de eerste om duivel- en heksenverhalen te ontkrachten of debunken, zoals we dat nu noemen. Anderen gingen hem voor, zoals de Nederlandse arts Johannes Wier (1515-1588) die bijna anderhalve eeuw vóór Bekker het geloof in hekserij betwistte. Meer bepaald zette hij uiteen dat het vijftiende-eeuwse boek Malleus Maleficarum van Heinrich Kramer, een Duitse inquisiteur, nonsensicaal was. 

In het Nederlands werd Kramers werk, een soort handboek om heksen te herkennen, bekend als De Heksenhamer. Het boek kende een grote verspreiding, en sloot goed aan bij het geloof in de duivel zoals dat onder meer door Maarten Luther (1483-1546) werd aangewakkerd. In de Republiek hielden de vervolgingen tegen zogenaamde heksen relatief vroeg op. Het laatste proces vond plaats in 1614 in Woerden. 

In de Duitstalige landen daarentegen, werden vermeende heksen vervolgd tot het einde van de achttiende eeuw. Ook beschuldigingen van toverij of samenwerking met de duivel, waren reeds honderd jaar voor Bekkers Betoverde Wereld min of meer uitgedoofd in de Republiek. Dat Bekker zich toch nog genoodzaakt zag om zijn boek te publiceren, kwam doordat een meerderheid van theologen, ondanks de kritieken van eerdere auteurs, nog steeds schreven en predikten over de macht van de duivel. Bekker ging daar lijnrecht tegen in. Volgens hem had de duivel invloed noch macht. 

Niet alleen sloegen al die verhalen over de duivel nergens op, het was bovendien ook slechte theologie. Hij keerde de zaken om: niet hijzelf had ketterse opvattingen, zoals de orthodoxen beweerden, maar degenen die aan de duivel krachten toedienden die het werk van God zouden bemoeilijken. Net dat deed afbreuk aan Gods almacht. De Betoverde Wereld werd ook vrij snel vertaald in het Duits, Frans en Engels, en droeg ongetwijfeld bij tot het in vraag stellen van hekserij en tovenarij in Europese landen buiten de Republiek. 

Afbeelding

Bart Leeuwenburghs hertaling van Balthasar Bekker

Het is in onze tijd niet eenvoudig om Bekkers De Betoverde Wereld te lezen. Het zeventiende-eeuwse zogenaamde Vroegnieuwnederlands is een hindernis en de langdradigheid van Bekkers uiteenzettingen helpt evenmin. We mogen ons daarom gelukkig prijzen dat de Nederlandse historicus Bart Leeuwenburgh recent een bloemlezing uit De Betoverde Wereld hertaalde naar hedendaags Nederlands. Leeuwenburgh leverde al eerder enkele opmerkelijke en zeer lezenswaardige boeken af, zoals Darwin in domineesland (2009), over de vroege reacties in Nederland op de evolutietheorie, en Het noodlot van een ketter (2013), een biografie van vrijdenker Adriaen Koerbagh. 

Zijn bewerking van De Betoverde Wereld vangt aan met een lange en informatieve inleiding waarin hij Balthasar Bekker in zijn tijd en context plaatst. Een flink deel van Leeuwenburghs selectie uit De Betoverde Wereld gaat over het vermeende kwaad dat de duivel uitricht. Bekker legt uitvoerig uit waar het bijgeloof daaromtrent vandaan komt en vergelijkt de katholieke opvattingen erover met de joodse en islamitische. Hij maakt de interessante opmerking dat men kinderen vaak tot bedaren brengt door te verwijzen naar de duivel of naar boze geesten en merkt op: “Die eerste indrukken laten de diepste sporen na en vormen de duidelijkste herinneringen, die daarna ook het lastigst uit zijn te wissen.” (p. 120) Het verklaart waarom ook volwassen, verstandige mensen nog steeds het volstrekt ongeloofwaardige aanvaarden. 

Bekker was niet de eerste om duivel - en heksenverhalen te debunken.

Bekker meent dat de religieuze “kletspraat” zich ent op het heidense bijgeloof en besluit dat wonderen, orakels, het vagevuur, bezielde spoken en duivelskunsten niet bestaan. Iemand die zich – in het spoor van Descartes – bevrijdt van vooroordelen, komt vanzelf tot deze conclusie. De krachten in de natuur gaan soms ons verstand te boven. Daarom geven we aan volstrekt natuurlijke gebeurtenissen vaak een bovennatuurlijke interpretatie. Bovendien kunnen onze zintuigen ons misleiden, waardoor we normale gebeurtenissen fout waarnemen, wat het bijgeloof voedt. Hij maakt hiervan een uitvoerige, door Descartes geïnspireerde analyse en besluit “dat zeer veel wonderbaarlijke gebeurtenissen waarvoor wij geen verklaring kunnen geven, eigenlijk op een of andere wijze aan de energie, samenvoeging of opsplitsing van de allerfijnste deeltjes [atomen] zijn toe te schrijven”. (p. 146) Alles wat men spokerij of toverij noemt, kunnen we verklaren door inzicht in de werking van atomen. Zoals de in Brugge geboren wetenschapper en ingenieur Simon Stevin (1548-1620) al vóór Bekker aangaf: “Wonder en is gheen Wonder”. Bekker wijdt een heel hoofdstuk aan onze neiging om te snel conclusies te trekken, wat niet helpt om vreemde verschijnselen te herleiden tot wat ze zijn: natuurlijke fenomenen, die de rede doorgaans kan doorgronden. 

Zoals een zeventiende-eeuwse Joe Nickell, de bekende Amerikaanse scepticus, onderzoeker en auteur, bespreekt hij tal van anekdotische getuigenissen. Zo bijvoorbeeld zagen Bekker en zijn vrouw tijdens een avondwandeling langs de Prinsengracht een spookachtige verschijning van een dame in een nachtjapon. Bekker liep in haar richting en stelde vast dat de verschijning een illusie was, veroorzaakt door het maanlicht dat door een luifel van een huis scheen. Stel nu, schrijft hij, dat het fenomeen zich voordeed op een plek die nader onderzoek niet toeliet, dan had “de onwetendheid over deze specifieke omstandigheid mij voortdurend in onzekerheid gelaten, en iemand die goedgelovig is zeer stellig doen geloven dat het was waar het in eerste instantie op leek: een spook”. (p. 166)

Afbeelding

Een pratende papegaai en Ockhams scheermes

Bekker begreep dat buitengewone beweringen buitengewone bewijzen nodig hebben, willen ze geloofwaardig zijn. Hij illustreert dit met een hele reeks voorbeelden, die men vrijwel ongewijzigd in een hedendaags handboek over kritisch denken kan opnemen. 

Of Bekker veel gevoel voor humor had, weet ik niet, maar De Betoverde Wereld staat in elk geval garant voor veel leesplezier. Zo brengt hij het verhaal van de bezeten papegaai, die naar verluidt in Brazilië gesprekken voerde met prins Maurits. De vogel bleek zo intelligent en redelijk dat men meende dat hij door de duivel was bezeten. Het scheermes van Ockham hanterend, bespreekt Bekker de mogelijke alternatieve, eenvoudigere en meer redelijke verklaringen. 

De papegaai zou Braziliaans hebben gesproken, een taal die de prins niet begreep. Er waren twee tolken nodig om wat de vogel zei over te brengen naar de prins, “een Braziliaan die Hollands verstond en een Hollander die Braziliaans sprak”. (p. 179) Dat suggereert dat de vertaling ruis kon bevatten en de tolken meer informatie overbrachten dan wat de papegaai ten berde bracht. 

Verder bespreekt Bekker in detail hoe communicatie tussen mensen en dieren werkt. Dieren bootsen na, wat betekent dat het aannemelijk is dat de papegaai eerder napraat dan zelfstandig en bewust antwoorden op vragen bedenkt. Met andere woorden, het betreft hier een illustratie van wat we tegenwoordig het forer-effect noemen, naar de Amerikaanse psycholoog Bertram Forer. Die liet een groep studenten een tekst lezen die hij samenstelde uit astrologische persoonlijkheidsanalyses. Een grote meerderheid vond de beschrijving zeer accuraat, hoewel ze allen dezelfde tekst onder ogen kregen. Op vergelijkbare wijze kwam de redelijkheid van de antwoorden van de papegaai niet voort uit het inzicht van de vogel zelf, maar uit de creatieve interpretaties van de toehoorders en zogenaamde gesprekspartners. 

Afbeelding

Andere straffe verhalen die Bekker herleidt tot hun ware proportie, gaan over een man die spelden plaste, over kabouters, weerwolven en ‘duivelse witte wijven’ (vrouwen die in onderaardse holen leven en aan waarzeggerij doen), over de rattenvanger van Hamelen, over het gebruik van de wichelroede om waterbronnen, moordenaars en dieven te vinden, over bezeten weeskinderen, over vrouwen die bevallen van een duivelskind, enzovoort. Zoals Bart Leeuwenburgh in een nawoord opmerkt: de titel van Bekkers boek dekt niet helemaal de lading. ‘De Bestrijding van de Betoverde Wereld’ ware beter geweest. We zijn veel dank verschuldigd aan Leeuwenburgh, die het werk van een invloedrijke maar grotendeels vergeten zeventiende-eeuwse kritische denker hertaalde. Hopelijk wordt het voor velen een aangename kennismaking.

 

De betoverde wereld van Balthasar Bekker
Bart Leeuwenburgh
Verschenen bij Boom (2023)

 

Johan Braeckman is redactielid van het ledenblad van SKEPP.

Literatuur

Buitenhuis, J. & Braeckman, J.: 'De onttovering begon in Friesland. Over Balthasar Bekker (Skepter, jaargang 34, nr. 4, 2021)

Leeuwenburgh, B.: De Betoverde Wereld van Balthasar Bekker (Boom, 2023)

 

Voor het boekenprogramma De Gedachtestreep voerde Johan Braeckman een gesprek met Bart Leeuwenburgh over Balthasar Bekker