Het motief
Hoe ontstaat zo’n absurde theorie eigenlijk? Welk motief kon de Amerikaanse regering hebben om zo’n grootschalig complot op poten te zetten? 1969 is natuurlijk de periode van de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de toenmalige Sovjet-Unie. De Amerikaanse president John F. Kennedy had in 1961 aangekondigd nog voor het einde van het decennium een man op de maan te willen brengen, dus de druk was in elk geval enorm. De Sovjet-Unie was er reeds in geslaagd als eerste een satelliet in een baan om de aarde en een mens in de ruimte te brengen.
Om in de ruimterace haar aansluiting niet te verliezen, en om tegenover de tegenstander geen gezichtsverlies te lijden, was een succesvolle maanlanding voor de NASA dus van cruciaal belang.
De Verenigde Staten konden zich eenvoudigweg geen mislukking permitteren. De technologie was echter nog lang niet betrouwbaar genoeg om een succesvolle maanlanding te garanderen. Daarom trokken ze de kaart van de zekerheid en vervalsten ze de maanlanding. Bovendien kon men met de missie naar de maan ook de publieke aandacht enigszins afleiden van de gecontesteerde oorlog in Vietnam. Dat is tenminste wat de aanhangers van de complottheorie beweren.
De theorie van de vervalste maanlanding werd vooral populair door het in 1976 verschenen boek van Bill Kaysing: We never went to the moon. America’s Thirty Billion Dollar Swindle. Maar welke “bewijzen” hebben de complottheoretici voor hun beweringen ?
De “bewijzen”
Het is in dit artikel jammer genoeg niet mogelijk om in te gaan op alle bewijzen die voor een valse maanlanding zijn aangedragen. Ik beperk me in wat volgt dus tot de belangrijkste en de meest bekende argumenten.
De meeste beweringen van de complottheoretici steunen op het foto- en filmmateriaal van de maanmissies. Op deze foto’s en films menen zij onweerlegbare aanwijzingen voor een in scène gezette maanlanding te zien.
Een treffend voorbeeld is de afwezigheid van sterren aan de hemel: bekijkt men de foto’s die de Apollo-astronauten tijdens hun missies gemaakt hebben, dan zijn daar nooit sterren op te zien. Dat wordt geïnterpreteerd als bewijs dat de foto’s niet op de maan, maar in een filmstudio zijn genomen.
Natuurlijk vormen de afwezige sterren helemaal geen bewijs voor een vervalste maanlanding. Al is het vrij makkelijk om met het blote oog sterren aan de hemel te zien, toch is het een heel ander pak mouwen om deze ook op film vast te leggen. De door de zon beschenen maanoppervlakte en de astronauten in hun witte pakken zijn zeer heldere objecten, de sterren aan de hemel daarentegen schijnen maar zwak. Men kan met een fotocamera natuurlijk opteren voor een langere belichtingstijd om ook het zwakke schijnsel van de sterren vast te leggen. De astronauten en het maanoppervlak zouden dan echter overbelicht geweest zijn. De andere optie is een kortere belichtingstijd – dan zijn de Apollo-astronauten bij hun werk op de maan goed te herkennen, maar niet de sterren aan de hemel. Het spreekt voor zich dat men toentertijd niet in de eerste plaats geïnteresseerd was in astronomische opnames van de sterrenhemel. Die kon men ook van op de aarde maken. Vandaar dat de camera’s van de astronauten op een korte belichtingstijd waren ingesteld en je dus geen sterren kan zien op de opnames. Dat kan iedereen trouwens zelf makkelijk nagaan: je maakt gewoon eens een kort belichte foto van de nachtelijke sterrenhemel. Het feit dat de aarde een dampkring heeft en de maan niet, doet in dit geval weinig ter zake: onze atmosfeer is sterk transparant voor licht. Op je foto zal – evenmin als bij de foto’s van de Apollo-missies – geen enkele ster te zien zijn.
Naast het ontbreken van sterren halen de complottheoretici ook schijnbaar onverklaarbare schaduwpatronen op de Apollobeelden aan als bewijzen voor een in scène gezette maanlanding. Op veel foto’s zijn schaduwen te zien die niet parallel lopen. Dit zou moeten aantonen dat de scène niet door de zon belicht werd, maar door het licht van verschillende studiospots. Wat de aanhangers van de complottheorie hierbij over het hoofd zien, is dat dergelijke zaken altijd afhangen van het perspectief. Net zoals spoorwegrails de indruk geven aan de horizon in één punt samen te komen, zo kunnen ook gelijklopende schaduwlijnen de indruk wekken niet parallel te lopen. Daarbij komt nog dat het maanoppervlak alles behalve egaal is. Ook door oneffenheden op het terrein kan het schaduwbeeld vervormd worden. Zo geloven aanhangers van de complottheorie op één van de meest bekende maanfoto’s onmogelijke schaduwen te zien. Neil Armstrong nam een foto van Buzz Aldrin waarin diens schaduw in een andere richting lijkt te lopen dan de schaduw van Armstrong die weerspiegeld wordt in de helm van Aldrin. Dat heeft echter niets te maken met studiospots, maar gewoon met het feit dat de helm van Aldrin bolrond is, waardoor de weerspiegelde schaduwlijn verbogen wordt. Mochten de scènes op de maan daadwerkelijk door meerdere schijnwerpers belicht zijn, dan zou elk object op de set gewoon meerdere schaduwen afwerpen.
Ook de scène waarin Armstrong op de maan de Amerikaanse vlag opstelt, is wereldberoemd. Bij aanhangers van de samenzweringstheorie wordt dit fragment steeds opnieuw aangehaald als doorslaggevend argument. De vlag lijkt immers te wapperen! Hoe is dat mogelijk, zonder atmosfeer op de maan? In een vacuüm kan een vlag niet wapperen, dus moeten de opnames wel in een studio op aarde gemaakt zijn. Natuurlijk is het helemaal niet zo dat de vlag “wappert”. Wanneer Armstrong de vlaggenmast in de maanvlakte plant, worden de trillingen van deze handeling doorgegeven aan de vlag, waardoor die mee beweegt. Net doordat er op de maan geen luchtweerstand bestaat, wordt het “wapperen” van de vlag niet afgeremd en trilt deze nog lang na. Zo ontstaat de indruk van een vlag die lijkt te wapperen. Later opgenomen beelden van de Apollomissie tonen ook heel duidelijk aan dat de vlag na deze aanvankelijke beweging niet meer van vorm verandert. En mocht de scène werkelijk in een studio of ergens in open lucht zijn opgezet, dan zou de wind die de vlag deed bewegen ook het stof op de grond doen opstuiven. Daarvan is op de beelden alvast niets te merken.
Naast de fotografische en filmische afwijkingen leiden ook misverstanden op natuurkundig gebied tot makkelijk te ontkrachten beweringen van de complottheoretici. Zo schrijven ze bijvoorbeeld dat onder de landingsmodule eigenlijk een grote krater te zien zou moeten zijn. Bij het naderen van het maanoppervlak zou de uitstoot van de raketmotor het stof ver weg moeten hebben geblazen. Geen spoor daarvan echter op de beelden. Hier getuigen de samenzweringstheoretici echter van weinig inzicht in de specifieke fysische omstandigheden op de maan, die afwijken van wat onze aardse intuïties ons vertellen.Bij het onderzoek van natuurkundige effecten op de maan moet men er zich steeds van bewust zijn dat de geijkte scenario’s daar niet verlopen zoals op aarde.
Zou de maanlander in een aardse woestijn landen, dan zou men inderdaad een grotere krater aantreffen. De uitstoot van de raketmotor zou het zand dan zijwaarts wegblazen en tegelijkertijd de lucht in de omgeving van de lander in beweging brengen. Deze bijkomende luchtverplaatsing zou op zijn beurt nog meer zand wegblazen waardoor een krater zou ontstaan rondom de lander. Op de maan is er echter geen lucht; daar is alleen de uitstoot van de raketmotor actief om het maanstof (dat trouwens niet vergelijkbaar is met aards stof of zand) weg te blazen. Er is geen omgevingslucht die in beweging gebracht kan worden: alleen het stof recht onder de raketmotor zal weggeblazen worden. Daarbij komt dan nog de relatief beperkte kracht van de uitlaat van de raketmotor van de lander. Op het einde van de landingsprocedure moest er niet meer met volle kracht geremd worden; bovendien werd die kracht over een groter oppervlak verdeeld. Bij de landing was de druk die uitgeoefend werd op een vierkante centimeter maanbodem kleiner dan die van de schoenen van de astronauten bij een maanwandeling.
De samenzweringstheoretici beweren ook dat het in het algemeen onmogelijk is om in een ruimtecapsule levend bij de maan aan te komen. Geen mens zou de reis door de zogenaamde Van Allengordels kunnen doorstaan. De Van Allengordels zijn in 1958 ontdekte gebieden met een verhoogde straling die de aarde omgeven. Ze ontstaan door geladen deeltjes die door de zon continu uitgestuurd en vervolgens door het magneetveld van de aarde opgevangen worden. Er is een binnenste kleinere gordel met sterke straling en een buitenste meer uitgestrekte zone met minder sterke straling. Deze stralingsgordels kunnen inderdaad gevaarlijk zijn; elektronische apparatuur die onbeschermd aan deze straling blootgesteld wordt, laat het zeer snel afweten. Daarom moeten alle ruimtesondes en satellieten die deze zones doorkruisen speciaal afgeschermd worden. Gewone vluchten van de spaceshuttle – bijvoorbeeld naar het Internationale Ruimtestation ISS – doorkruisen deze gordels trouwens niet. Wil men daarentegen naar de maan reizen, dan kan men de Van Allengordels niet ontwijken. De technici van de NASA waren natuurlijk op de hoogte van het bestaan van de Van Allengordels. Alle instrumenten evenals de capsule werden vanzelfsprekend afgeschermd en de baan naar de maan werd zo gekozen dat de astronauten slechts een korte tijd doorbrachten in de binnenste gordel met de sterkste straling. Tijdens de 90 minuten durende doortocht werden de astronauten blootgesteld aan een stralingsdosis van 4,3 millisievert. Dat is slechts het dubbele van de jaarlijkse natuurlijke stralingsdosis in Europa. Op andere plaatsen op aarde kunnen echter natuurlijke stralingsdosissen tot 20 millisievert voorkomen; slechts vanaf een dosis van 500 millisievert kunnen er ziekteverschijnselen optreden. De doortocht door de Van Allengordels was dan ook geen hindernis voor de astronauten op hun weg naar de maan.
De waarheid
De “bewijzen” van de complottheoretici kunnen met wat logica en natuurkunde zeer vlug weerlegd worden. Net zoals bij de hierboven aangehaalde voorbeelden kan men ook andere, hier niet vermelde argumenten, snel tot in het absurde doortrekken. Zelfs de idee zelf van een vervalste maanlanding is bij nadere beschouwing absurd. Zelfs als complot blijft een bemande maanlanding een gigantische onderneming. Honderden betrokkenen moeten ervan op de hoogte zijn en het spel meespelen – geheimhouding lijkt hier nauwelijks mogelijk. De gebeurtenis werd wereldwijd door miljoenen gevolgd, die allemaal met succes moesten misleid worden. Ook de grote tegenstander in de Koude Oorlog, de toenmalige Sovjet-Unie, mocht niet twijfelen aan de echtheid van de maanlanding. De USSR zou er zeker niet voor teruggeschrokken zijn om ook maar de kleinste inconsistentie openbaar te maken. En tenslotte: als de Verenigde Staten inderdaad tot een dergelijk grootschalige misleiding besloten hadden, dan zou het extreem onwaarschijnlijk zijn dat er daarbij zo’n eenvoudige fouten zouden ingeslopen zijn als de samenzweringstheoretici beweren. Als men met veel moeite in een filmstudio een maanlanding ensceneert en daar vervalste foto’s van publiek maakt, dan zal men zeker niet vergeten om bijvoorbeeld de zogezegd ontbrekende sterren aan de hemel toe te voegen.
De maan is duidelijk verschillend van de aarde. Er is geen atmosfeer en de aantrekkingskracht bedraagt er slechts een zesde van die op aarde. De massa van de astronauten echter is zowel op de maan als op aarde dezelfde. De manier waarop men de astronauten op de filmopnames van de Apollomissies ziet voortbewegen, is duidelijk verschillend van de manier waarop dit op aarde mogelijk zou zijn. De astronauten konden zich vanuit een horizontale houding met een kleine zwaai oprichten en ondanks een zwaar ruimtepak met bepakking grote sprongen uitvoeren. Op aarde zou dit allemaal niet mogelijk zijn; dit kon ook niet gesimuleerd worden door de toen beschikbare speciale effecten. Zoals de astronauten zich op de filmopnamen bewegen, dat is alleen op de maan mogelijk.
De communicatie met de Apollo-astronauten gebeurde per radio en kon daardoor wereldwijd door zendamateurs en andere “luistervinken” ontvangen worden. Het was dan ook onmogelijk om deze radiogesprekken naderhand aan de opnames toe te voegen. De gesprekken moesten ″live″ plaatsvinden. In de complottheorieën stelt men echter dat de astronauten zich tijdens de Apollomissies op aarde bevonden en de gesprekken via satelliet doorgestuurd werden om een gesprek tussen de Apollocapsule en het controlecentrum te simuleren. Omdat radiosignalen zich met de snelheid van het licht voortplanten, kan men gemakkelijk berekenen hoe lang de signalen van de maan naar de aarde er over doen: ongeveer 1,3 seconden. Dat komt overeen met de vertraging die tijdens de gesprekken gemeten werd. Mocht het signaal van op de aarde naar een satelliet op maansafstand en dan terug gestuurd zijn, dan zou het tweemaal die weg afgelegd hebben en daardoor ook meer tijd nodig gehad hebben. Deze veronderstelling spreekt tegen wat duizenden mensen over de hele wereld op 20 juli 1969 op hun radio- en televisietoestellen hoorden.
Ook de grootste tegenstander van de Verenigde Staten in de wedloop naar de heerschappij in de ruimte, de toenmalige Sovjet-Unie, bevestigde de echtheid van de maanlanding. Toen de astronauten van Apollo 11 filmopnamen vanaf de maan maakten, bevond de sovjetruimtesonde Luna 15 zich in een baan om de maan. Onderzoekt men nu de documenten van de Luna 15-missie en vergelijkt men die gegevens met de aantekeningen van Apollo 11, dan blijken die wonderwel met elkaar in overeenstemming, wat het gelijktijdige verloop van de maanlanding bevestigt.
Een van de duidelijkste bewijzen voor een bemande maanlanding zijn de ook nu nog regelmatig uitgevoerde laserafstandsbepalingen. De astronauten van Apollo 11 hebben tijdens hun verblijf op de maan o.a. een laserreflector op het oppervlak geplaatst, waarop men vanaf de aarde een laserstraal kan richten. Ook latere missies plaatsten dergelijke "Laser Ranging Retroreflectors". Vanuit observatoria op aarde worden daar regelmatig laserstralen naar gestuurd. Men poogt dan om het naar de aarde gereflecteerde licht met telescopen terug op te vangen. Uit de tijd die het signaal nodig heeft om de weg naar de maan en terug af te leggen, kan de afstand tussen beide hemellichamen zeer nauwkeurig berekend worden. Mochten deze retroreflectoren niet bestaan of niet precies daar staan waar ze door de astronauten geplaatst werden, dan zou men geen teruggekaatst signaal kunnen ontvangen.
Veel samenzweringstheoretici eisen van de NASA een direct bewijs: met de prestaties van de moderne telescopen en vooral met de Hubble-ruimtetelescoop moet het toch vrij eenvoudig zijn om een opname van de landingsplaatsen van de Apollovluchten te maken. Het feit dat een dergelijke opname tot nog toe niet gepubliceerd is, wordt door hen als een verder “bewijs” voor een complot beschouwd. Maar ook hier kan een weinig natuurkunde de waarheid snel aan het licht brengen. Astronomische telescopen zijn er niet in de eerste plaats om veraf staande objecten te vergroten. De sterren staan op een zó grote afstand dat ze in elke telescoop slechts als puntjes verschijnen (met uitzondering van een aantal zeer grote sterren). Telescopen zijn er om zoveel mogelijk fotonen te vergaren om zo steeds zwakkere objecten zichtbaar te maken. De maan staat dicht genoeg bij de aarde om met de telescoop uitvergrote details te laten zien. De maanlanders kan men echter jammer genoeg zelfs met de sterkste telescoop niet zichtbaar maken. De grootte van het op de maan achtergelaten materiaal, zoals de maanwagentjes, bedraagt minder dan tien meter. Dergelijke kleine details kan geen enkele telescoop onderscheiden, ook niet de Hubble-ruimtetelescoop. Deze laatste levert weliswaar wondermooie beelden van ver verwijderde objecten; maar dat komt niet zozeer door zijn buitengewone grootte, wel door het feit dat er in de ruimte geen storende atmosfeer aanwezig is. De spiegel van de Hubble-ruimtetelescoop heeft slechts een diameter van 2,40 m, wat veel te weinig is om op het maanoppervlak dergelijk kleine objecten als de maanlanders te onderscheiden. Toekomstige maansondes of nieuwe en grotere telescopen zullen zeker beelden van de landingsplaatsen kunnen maken. Maar zelfs dan zullen de proponenten van een complot waarschijnlijk beweren dat deze opnamen slechts vervalsingen zijn.
De bewering dat de bemande maanlandingen groots opgezet bedrog zijn, is na het beschouwen van alle feiten en argumenten onhoudbaar. Geen enkel “bewijs” van de aanhangers houdt stand bij nader onderzoek. Omgekeerd wijzen vele steekhoudende bewijzen er ondubbelzinnig op dat er mensen naar de maan gevlogen zijn.
We kunnen er zeker van zijn: op 21 juli 1969 zette Neil Armstrong als eerste mens voet op de bodem van een ander hemellichaam. De bemande maanlandingen hebben plaatsgevonden en waren daardoor een van de grootste en meest buitengewone prestaties van de mensheid!
Dr. Florian Freistetter studeerde astronomie aan de Universiteit van Wenen en promoveerde daar ook. Nadien werkte hij aan de Universitaire Sterrenwacht van Jena. Zijn vakgebied is hemelmechanica of astrodynamica. Hij bestudeert met andere woorden de beweging van hemellichamen in ons zonnestelsel, maar ook van exoplaneten.
Vertaling: Ronny Martens, Pieter Peyskens
1. Noot van de vertalers: eerste maanwandeling op 21 juli 1969 om 2h56 UT. In de USA was het toen nog 20 juli, bij ons al 21 juli. We mogen natuurlijk niet vergeten dat dit niet alleen gebeurde op de nationale feestdag, maar ook in een gebied dat door de Brusselse selenograaf Michel Van Langren (Langrenus, 1598-1675) als Mare Belgicum aangeduid werd! De eerste maanlanding zelf vond plaats op 20 juli 1969 om 20h18 UT.