Toch houd ik mij hier ver van persoonlijke aanvallen en laatdunkende uitspraken: ik preciseer alleen enkele standpunten. Wie het daar niet mee eens is, wordt verzocht aan te tonen dat de stellingnamen zelf onhoudbaar zijn; beledigingen zijn een bewijs dat men dit niet kan.
1. Vooreerst het volgende
Het 'skepticisme' dat wereldwijd door een vrij groot aantal verenigingen wordt verdedigd, is wars van elke vorm van dogmatiek. De basisstelling luidt immers: "Wij zijn bereid de geloofwaardigheid van elke bewering te onderzoeken, maar hoe meer onwaarschijnlijk een uitspraak is, op basis van de betrouwbare kennis die we bezitten, des te meer verpletterend moet het bewijsmateriaal voor die uitspraak zijn."
Wij noemen 'pseudowetenschappen', die verzamelingen van beweringen die a priori zo onwaarschijnlijk lijken, dat materiaal van die aard nodig is vooraleer men er geloof aan kan hechten. Er bestaan echter gradaties in onwaarschijnlijkheid (de psychoanalyse is minder onwaarschijnlijk dan de astrologie). De grens tussen wetenschap en pseudowetenschap valt dus niet scherp te trekken. Desalniettemin blijft het onderscheid zinvol. Ook de grens tussen volwassenheid en onvolwassenheid is niet scherp; toch is dat onderscheid nuttig.
2. Hierna poog ik de termen van dit debat enigszins te preciseren
In de wetenschappen streeft men ernaar betrouwbare kennis te bereiken en men beseft dat men hiertoe aan een aantal strenge voorwaarden moet voldoen.
2.1. Ondubbelzinnige vastlegging van de betekenis van de termen en van de zinnen die ermee worden opgebouwd. Dat heeft als voordeel dat men interne contradicties zonder moeite kan opsporen, en dat men zinnen uit andere zinnen kan afleiden. Aan deze voorwaarde is het best voldaan in wetenschappen die in een logische of wiskundige taal worden geformuleerd, maar in andere wetenschappen streeft men ernaar dit ideaal zo goed mogelijk te bereiken.
2.2. Zinnen die naar ervaarbare gegevens verwijzen, worden op basis van streng gecontroleerde observatie en experiment getoetst.
2.3. Door combinatie van deze eigenschappen kan men uitspraken over afzonderlijke waargenomen gegevens combineren tot wetten en theorieën, die door hun onderlinge samenhang een nog grotere betrouwbaarheid garanderen.
2.4. Deze samenhang in theorieën biedt bovendien als voordeel dat het volstaat één contradictie in het geheel te ontdekken, of één onmiskenbare weerlegging in de feiten, om de hele theorie op de helling te zetten. Omgekeerd biedt het telkens weer mislukken van zulke 'falsificatiepogingen' een steeds grotere betrouwbaarheid aan het geheel.
2.5. Het proces van wetenschapsontwikkeling bevat dus een 'democratisch' element: controle op de helderheid van definities, niet-contradictie en toetsing door observatie en experiment gebeuren binnen elk domein door een groot aantal wetenschapsmensen en hoe langer dit verificatieproces heeft geduurd, hoe betrouwbaarder de uitspraken of theorieën zijn.
3. Nuanceringen
3.1. Je kunt het bovenstaande ideaalmodel niet in alle wetenschappen op dezelfde wijze realiseren: de evolutietheorie van Darwin is geen geaxiomatiseerde theorie zoals de analytische mechanica. Belangrijk is wel dat je die eisen zo goed mogelijk poogt te benaderen en contradictie en manifeste weerlegging door observatie en experiment vermijdt.
3.2. Zelfs binnen de sterkst bekrachtigde theorieën en verzamelingen van feitelijke uitspraken zijn er domeinen die meer bekrachtigd zijn dan andere. Hoewel we binnen de fysica heel wat met grote zekerheid weten, zijn er op randgebieden voorlopige hypothesen of zelfs verregaande onzekerheden; zal men het Higgs boson ontdekken en welke consequenties zullen daaruit voortvloeien? Vergelijkbare onzekerheden bestaan ook in de biologie en andere wetenschappen: zal de theorie van Gould het halen op die van Dawkins? Bestaat er echte groepsselectie? Enz. Het bestaan van dergelijke omstreden randgebieden in veel wetenschappen leidt vaak tot een noodlottige misvatting: men veralgemeent deze situatie naar de wetenschappelijke theorieën en wetten in hun geheel. Nochtans bestaat op het stuk van betrouwbaarheid een onmiskenbare hiërarchie tussen (a) theorieën en wetten waaraan geen redelijk mens twijfelt, (b) andere die een groot aantal geleerden als nagenoeg vaststaand beschouwen en (c) nog andere die velen, of de meesten, slechts als werkhypothesen beschouwen.
3.3. Een relatief gemakkelijke methode om een theorie als pseudowetenschappelijk te beschouwen, doet zich voor zodra duidelijk wordt dat ze beweringen inhoudt die radicaal in strijd zijn met die kerngebieden van de hierboven vermelde wetenschappen die alle specialisten betrouwbaar achten. Zo is de homeopathie pseudowetenschappelijk omdat ze strijdig is met een kernaspect van de scheikunde, nl. de constante van Avogadro.
3.4. Een tweede eigenschap van pseudowetenschappen is dat ze immuun zijn tegen weerlegging. In de gewone wetenschappen is het al vaak gebeurd dat men een theorie geheel of gedeeltelijk heeft gewijzigd omdat ze door nieuwe feiten werd weerlegd. Op pseudowetenschappers hebben weerleggingen geen effect: doe duizend experimenten over astrologie, die alle mislukken: dat zal de astrologie niet uit de wereld helpen.
3.5. Een derde eigenschap is dat ze niet vooruitgaan op het stuk van theorievorming en bewijsvoering. Soms worden wel nieuwe zogezegde paranormale fenomenen 'ontdekt'. Na de ontdekking van de fotografie ontstonden paranormale foto's met de afbeelding van overledenen op; na de ontwikkeling van de geluidsbanden ontstonden boodschappen uit het hiernamaals op die banden; maar de bewijskracht van al die fenomenen gaat nooit een stap vooruit (en een theoretische samenhang wordt er niet door verbeterd).
3.6. Een vierde, heel gemakkelijk, criterium is de vaststelling dat veel pseudowetenschappen hun oorsprong vinden in mythische, magische of heel simpele verklaringsschema's: astrologie heeft duidelijk een mythische oorsprong, spiritisme een magische en homeopathie een simpele ('het gelijke genezen door het gelijke': soms klopt dat toevallig bijvoorbeeld bij vaccinatie, maar dat heeft de wetenschap ontdekt; dat zo'n mechanisme altijd zou werken, is natuurlijk te mooi om waar te zijn, en is ook niet waar).
4. Nog een paar opmerkingen over misverstanden
4.1. Men moet een onderscheid maken tussen de ontdekking van een theorie en de bewijsvoering ervoor. Wij weten dat een theorie de gekste oorsprongen kan hebben: iemand kan een theorie voorhouden omdat zijn vader het tegendeel beweerde en toevallig gelijk hebben. Daaruit volgt niet dat het in algemene regel een goede methode is het tegenovergestelde te geloven van wat je vader dacht. Er zijn enkele belangrijke doorbraken gebeurd door mensen die ingingen tegen de gangbare meningen. Zij deden dat echter door een nieuwe theorie te ontwikkelen waarvan ze wisten dat die geverifieerd moest worden. De theorieën van de pseudowetenschappers zijn meestal zo oud als de straat, en de enkele andere (bv. Velikovsky) trekken zich van verificatie nauwelijks iets aan.
4.2. Dat wij zouden beweren dat de wetenschap definitieve bewijzen levert, is een misverstand. Wij beschouwen het wetenschapsbedrijf als een proces waarbij zowel de uitbreiding van het geheel van onze kennis van de wereld vooruitgaat, alsook de betrouwbaarheid van die kennis. Betrouwbaarheid is geen alles-of-niets-begrip. Er zijn graden van betrouwbaarheid en naarmate wetten en theorieën meer en meer de toets van de controle op de feiten doorstaan hebben, stijgt hun betrouwbaarheid tot die een niveau van nagenoeg zekerheid bereikt. Als iemand 'niet helemaal zeker' is dat het produceren van een stevige elektrische vonk bij een blok TNT, op grond van scheikundige wetten een ontploffing tot gevolg heeft, dan moet hij het maar eens van dichtbij uittesten ...
5. In verband met de psychoanalyse geldt het volgende
De basisstellingen ervan, bij Freud, waren bij hun ontstaan niet manifest met de harde kern van de wetenschappen in strijd (wat wel het geval is met de astrologie en de homeopathie). De leer over de 'verdringing', als afweermechanisme en als oorzaak van psychische storingen, kon correct zijn; hetzelfde geldt voor de stadia in de ontwikkeling, de structuur van de menselijke persoonlijkheid, en de klinische benadering via vrije associatie en droomanalyse. Een eerste aantasting inzake geloofwaardigheid was echter dat meerdere leerlingen van Freud een eigen weg insloegen (Adler, Jung, Rank, Reich, ...), wat de betrouwbaarheid van de basisinzichten aan het wankelen bracht. Een tweede aantasting was het ontstaan van immunisatiestrategieën (uitleg voor onverwachte fenomenen); iets wat op fijnzinnige wijze door Popper werd geanalyseerd in het geval van Adler. Ten derde zijn er de recente onderzoekingen die kernbegrippen zoals de Freudiaanse verdringing, het Oedipuscomplex, de castratievrees; enz. op de helling plaatsen. En vooral is er de interpretatie van Lacan, waarvan het pseudowetenschappelijk karakter voor de hand ligt. Wie heeft er enige zin voort te lezen als hij verneemt dat de penis in een zekere zin gelijkgesteld wordt aan het imaginair getal i (de vierkantswortel uit -1)? Wie dat toch doet, leert even verder dat het imaginaire getal als prototype geldt van een irrationaal getal! Hier wordt een totaal onbegrepen wiskundige taal gebruikt om duistere psychologische fenomenen te 'verhelderen'. Nochtans is een duidelijke taal de minimale voorwaarde om een theorie te verifiëren of te falsifiëren: waar dat ontbreekt, kan geen sprake zijn van wetenschap. Ik wil herhalen dat ik hier geen (nog levende) personen op het oog heb. Ik ken mensen die in een psychoanalytisch kader therapeutisch werken en dat blijkbaar tot bevrediging van hun patiënten doen. Ik wijt dat echter vooral aan hun menselijke kwaliteiten.
Etienne Vermeersch is filosoof en was jarenlang als hoogleraar verbonden aan de UGent.