Waarom hebben we ggo’s nodig? Zowel in het westen als in ontwikkelingslanden is er nog een enorme kloof tussen de potentiële en de feitelijke opbrengst van de huidige niet-gemodificeerde gewassen. Kunnen we onze energie niet beter besteden aan het dichten van de yield gap met beter onderwijs en voorlichting, kredietverlening, opslag- en afzetmogelijkheden?
‘Er is inderdaad nog steeds een forse yield gap, zeker als je ook wat breder kijkt naar de verliezen die optreden tussen akker en eettafel, maar waarom zou je geen ggo gebruiken om dat gat te dichten. Bijvoorbeeld door het gebruik van Bt-gewassen die zelf insecticiden produceren. Of het inzetten van gewassen die zodanig zijn gemodificeerd dat ze voedingsstoffen efficiënter opnemen, waardoor zowel de kosten als de milieubelasting vermindert. Bovendien kun je genetische modificatie gebruiken om de houdbaarheid van producten te vergroten, waardoor je de verliezen na de oogst kunt verminderen.’
‘We hebben te maken met een groeiende wereldbevolking, die als gevolg van de stijgende welvaart, ook meer vlees en groenten gaat consumeren. Tegelijkertijd kan klimaatverandering leiden tot het stijgen van de zeespiegel en verlies of in ieder geval verzilting van landbouwgrond in kustgebieden. Dat kun je natuurlijk compenseren door meer woeste gronden om te zetten in landbouwgrond. Waarom, vraag ik dan, zou je de wapens uit handen geven die je in staat stellen om aan al die uitdagingen tegemoet te komen zonder het landbouwareaal te vergroten?
Bijvoorbeeld door nieuwe, robuuste variëteiten te ontwikkelen die bestand “ zijn tegen droogte, overstromingen, zout en ziekten en ook nog eens hoge opbrengsten leveren. Als je gelooft in klimaatverandering dan kun je niet anders dan voor ggo’s zijn.’
Greenpeace en andere milieuorganisaties verzetten zich tegen gebruik van ggo’s in de landbouw, omdat er nog veel onzeker is over gezondheids- en milieueffecten. Hebben ze een punt?
‘Volstrekt niet. De afgelopen twintig jaar hebben laten zien dat ggo-gewassen niet giftig zijn en niet gevaarlijk voor gezondheid en milieu. De wetenschappelijke zekerheid daarover is groter dan die over de klimaatverandering, waarvan diezelfde milieu-organisaties vinden dat ‘the science is settled’. Uit Chinees onderzoek is gebleken dat niet alleen de opbrengsten omhoog gaan, maar dat ook de gezondheid er op vooruit gaat, omdat boeren minder hoeven te spuiten. De denkfout die Greenpeace en anderen maken is dat ze ggo’s gelijkstellen met Monsanto en Syngenta en andere agromultinationals. Dat is niet zo: genetische modificatie is ontdekt aan de universiteiten. Het is een technologie van het volk, laten we hem dan ook gebruiken voor het volk.’
Genetische modificatie als volkstechnologie. Een mooi idee, maar zelfs voor middelgrote veredelingsbedrijven is het bijna onbetaalbaar om een gemodificeerd gewas in de markt te zetten.
‘Dat heeft weinig of niets met het gebruik van de techniek zelf te maken – dat kan bij wijze van spreken op de keukentafel – maar vooral met de strenge regulering. Als die niet zo strikt was, zouden veel meer, ook kleine bedrijven, zich op die markt kunnen begeven. Je kunt je afvragen waarom die veel strenger is dan nodig. Mijn idee is dat hier sprake is van een monsterverbond, een unholy alliance, tussen de milieubeweging en de Monsanto’s van deze wereld. Strenge regulering bewijst voor de achterban van de milieubeweging dat de organisatie toch het nodige voor elkaar heeft gekregen. Het voordeel voor de multinationals is dat diezelfde regulering een enorme barrière opwerpt voor nieuwkomers. Erg jammer. Nu steken investeerders hun geld in zoiets nutteloos als Twitter, terwijl ze dat geld ook zouden kunnen steken in startende bedrijven die technologie willen ontwikkelen om de voedselvoorziening veilig te stellen.’
Toch wringt het. Aan de ene kant leunt de milieubeweging sterk op de wetenschap, aan de andere kant verzetten ze zich tegen ggo’s, terwijl daar wetenschappelijk gezien niets tegen is. Volgens u is dat dus niet erg rationeel
‘Ja en nee. Voor een deel heeft het verzet tegen ggo’s te maken met identiteit van die organisaties. Ze hebben zoveel jaren campagne gevoerd, dat ze het zich niet kunnen veroorloven om een draai te maken. Dat zou hen ook een hoop inkomsten schelen en daar zit je niet op te wachten als milieu-actievoerder met een gezin en een hypotheek. En ‘nee’, omdat voor hun achterban het voortdurende verzet tegen ggo’s ook iets heeft dat voorbij gaat aan de rationaliteit. Ik vind het bijvoorbeeld opvallend dat genetische modificatie bij de ontwikkeling van geneesmiddelen geen probleem is voor de milieubeweging, noch het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen in de biobased industrie.
‘Het heeft te maken met het begrip natuurlijkheid. Het gebruik van ggo’s in de landbouw tast de ‘natuurlijkheid’ van ons voedsel aan. Voor de moderne mens, die het grootste deel van zijn leven in of tussen gebouwen doorbrengt, staat natuurlijkheid voor puurheid. Dat moet je niet laten bezoedelen door techniek. Voor hen is het eten van ggo-voedsel hetzelfde als vrijen met een condoom. Dat gevoel kun je je permitteren als je je geen zorgen hoeft te maken over waar je volgende maaltijd vandaan komt. Als je voldoende voedsel moet produceren voor zeven, straks tien miljard mensen, heb je waarschijnlijk toch meer aan een rationele houding.’
Europa hoeft zich geen zorgen te maken over de voedselvoorziening, dus we kunnen het ons permitteren om kritisch te zijn over ggo’s.
‘Dat is nog maar de vraag. Een van de effecten van die kritische houding is dat een heel stuk wetenschappelijke ontwikkeling uit Europa is verdwenen. Er is weinig reden om onderzoek te doen als je die kennis op den duur niet kunt gebruiken. Verder moet je de uitdagingen waar Europa voor staat niet onderschatten: hoge arbeidskosten, weinig of geen bevolkingsgroei, weinig of geen economische groei en een bevolking die verwend is met een hoog niveau van welvaart. Er zal niet zo gauw hongersnood zijn, maar met zijn anti-ggo houding prijst Europa zich wel uit de markt; een langzame euthanasie van het Avondland. Ik begrijp het ook niet. Darwin is een Europeaan, maar als we de inzichten van de evolutieleer toepassen voor het gericht veredelen van planten en dieren, dan verloochenen jullie hem. Als Amerikanen worden we regelmatig uitgelachen, omdat we heel actieve creationisten hebben, maar jullie hebben een milieubeweging die zich als creationisten gedraagt.’
‘In hun verzet tegen toepassing van de moderne genetica, gedraagt de milieubeweging zich als de moderne variant van de Lysenkoïsten in de voormalige Sovjet-Unie. Een ideologisch geïnspireerde beweging die ervan uitging dat je de erfelijke eigenschappen van planten kunt veranderen door de omstandigheden waarin ze groeien te veranderen. Niet in een evolutionair proces van generaties, maar van de ene dag op de andere. Mede onder druk van het Lysenkoïsme liet Stalin duizenden biologen die het niet met Lysenko eens waren opsluiten of ter dood brengen.
Zover is het gelukkig niet, maar je merkt wel dat - mede geïnspireerd door mensen als Michael Pollan* - een soort politieke correctheid is ontstaan, die een rationele discussie over het gebruik ervan in de weg staat. Dat is niet alleen nadelig voor landbouw en voedselvoorziening, maar ook voor het wetenschappelijk onderzoek.’
Hoezo? Er is toch nog voldoende geld voor genetisch onderzoek, ook bij planten.
‘Dat vraag ik me af. Ik denk dat we als gevolg van die politiek correcte censuur minder kennis hebben van de erfelijkheid dan we hadden kunnen hebben. Om wetenschappelijk verder te komen, is het belangrijk om je inzichten in de praktijk te toetsen, niet alleen op proefveldjes, maar ook in de praktijk van alledag. In Europa is dat nagenoeg onmogelijk en in de Verenigde Staten wordt het ook steeds lastiger. Wat het extra vervelend maakt is dat veel van die inzichten ook van belang zijn in de medische biologie. Vanouds is er een sterke link tussen botanie en medische biologie, dus een belemmering van botanische wetenschappen heeft op termijn ook gevolgen voor medische toepassingen. Dat maakt het extra dramatisch.’
Joost van Kasteren is journalist, gespecialiseerd in wetenschap, techniek en landbouw. Schrijft onder meer voor Trouw, NRC Handelsblad en De Ingenieur. Hoofdredacteur van Vork, een kwartaalblad over landbouw en voeding. Voorzitter van de Vereniging van Wetenschapsjournalistiek en -communicatie. Adviseur voor ministeries, bedrijven en organisaties.
Dit interview verscheen eerder in Vork, september 2015 (www.vork.org)
David Zilberman (68) is hoogleraar Landbouw- en grondstoffeneconomie aan de Universiteit van Californie in Berkeley. Hij studeerde economie en statistiek aan de Universiteit van Tel Aviv en promoveerde in Berkeley op milieu-aspecten van dierlijke mest. Daarin stelde hij voor dat de verwerkende industrie wettelijk aansprakelijk zou moeten zijn voor milieuvervuiling in de landbouw.
Hij publiceerde onder meer over ggo’s en biodiversiteit in India, over regulering van ggo’s en ontwikkelde een plan om arme boeren en kwekers toegang te geven tot octrooien.
Naast ggo’s heeft hij zich bezig gehouden met de economie van druppelirrigatie, van precisieboeren en van bestrijdingsmiddelen.