Het is lang niet de eerste keer dat SKEPP aan deze problematiek aandacht besteedt, zie de teksten van Marc Meuleman en Luc Bonneux op de website (1). Maar het wetenschappelijk onderzoek naar zogenaamde verdrongen herinneringen lijkt alweer uit het geheugen te zijn verdwenen.
Een ontdekking tijdens de therapie
Voor alle duidelijkheid eerst dit: het is me in dit stukje niet om Griet Op de Beeck te doen. Het gaat me hier niet om haar persoon, wel over haar bewering dat ze als kind door haar vader herhaaldelijk seksueel is misbruikt, tussen haar vijfde en negende jaar. Ze getuigde er in 2017 her en der over in de media, voor het eerst in de veel bekeken Nederlandse talkshow De wereld draait door (september 2017). Dat was vlak voor haar roman Het beste wat we hebben verscheen, waarin misbruik een van de thema’s is. In Humo in die periode liet ze optekenen dat er psychiaters waren die haar eerdere boeken “gecodeerd” hadden, en “aanvoelden wat er onder de verhalen lag”. Ze heeft het over “indirecte bewijzen” en stelt dat een kind “neurologisch nog niet de capaciteit heeft om daarover talige herinneringen op te slaan. (…) Waardoor die herinneringen later ook vaak moeilijk te ontsluiten zijn. Ze zijn totaal verdrongen geweest, waardoor je ook heel lang aan jezelf gaat twijfelen”. Die indirecte bewijzen zijn onder meer: eetstoornissen; een keuze voor foute mannen; een beklemmend gevoel bij het binnenrijden bij het dorp waar ze opgroeide, en niet kunnen houden van de Noordzee, waar ze vakanties in gezinsverband doorbracht. Haar vader is gestorven voor ze zich herinnerde wat er echt was gebeurd; voor ze, zoals ze het zelf zegt: “de puzzelstukken met voldoende zekerheid bij elkaar had gelegd.” Daar voegt ze aan toe: “Toen ik het uiteindelijk in therapie ontdekte en het niet langer kon negeren, was het een soort opluchting: hij is tenminste dood, dus ik hoef de confrontatie niet meer aan te gaan.” (Humo, 26/9/2017, mijn cursivering, J.B.) In de krant De Standaard bracht ze eenzelfde verhaal. Ze zei
dat ze ten tijde van het misbruik “nog te jong was om de herinneringen in woorden op te slaan”, maar: “ik heb beelden, walgelijke lichamelijke beelden”. Ze is, gaf ze aan, “een paar jaar in therapie moeten gaan”, waarna de puzzel op zijn plaats viel (25/9/2017).
Het flexibele geheugen
Wat moeten we daarvan denken? Velen vonden haar getuigenis in de media overtuigend. Ook meerdere journalisten die haar interviewden, leken er in mee te gaan. Maar het is zeer goed mogelijk dat wat ze beweert, nooit is gebeurd. Dat lijkt op het eerste gezicht misschien bizar: wie zou over zoiets liegen? Die vraag is evenwel misleidend. Het gaat er niet om dat iemand die aangeeft het slachtoffer van seksueel (incestueus) misbruik te zijn geweest, misschien liegt. De cruciale vraag is eerder of de herinneringen, die voor het slachtoffer zeer levensecht lijken, ook werkelijk echt, dan wel gecreëerd zijn.
Wie niet vertrouwd is met het moderne onderzoek naar de manier waarop het geheugen werkt, kan zich hierover verbazen. Zolang ons brein goed functioneert, kunnen we onze herinneringen toch vertrouwen? En al zeker als het over zeer bijzondere gebeurtenissen gaat? Daarover zal diegene die ze zelf meemaakte, zich toch niet vergissen? Dus wanneer iemand denkt te zijn misbruikt, door haar eigen vader nog wel, dan lijkt het toch absurd om aan die getuigenis te twijfelen? Het klinkt niet onlogisch. Toch weten we reeds sedert de jaren negentig van de vorige eeuw dat die visie op het geheugen niet klopt.
Wie een traumatische gebeurtenis meemaakt, vergeet die normaliter niet, zoveel is juist. Maar dat geldt pas vanaf een bepaalde leeftijd, pakweg drie jaar. Wat daarvóór gebeurt, registreert het geheugen niet. Wat zich na het derde levensjaar voordoet over het algemeen wel, en zeker als het aangrijpend, indringend en traumatisch is. Met andere woorden, wie misbruikt wordt tussen de leeftijd van vijf en negen, onthoudt dat levenslang. Er zijn geen gevallen bekend van kinderen die zich bijvoorbeeld niet meer herinneren na hun derde levensjaar in een concentratiekamp te zijn opgesloten, of dat ze door een verkeersongeval hun ouders verloren. Het probleem is net dat: ze slagen er niet in om het te vergeten of uit hun bewustzijn te verbannen. Het gaat bij hen niet om “indirecte bewijzen”, of puzzelstukken die op hun plaats vallen dankzij jarenlange therapie. De herinneringen zijn er altijd al geweest, zeer direct en bewust.
Dat wil niet zeggen dat hun herinneringen levenslang accuraat zijn. Velen denken dat gruwelijke, traumatische gebeurtenissen een zodanig sterke indruk maken, dat het geheugen ze opslaat zoals een harde schijf dat doet. Wanneer men decennia later de informatie oproept, zou die even betrouwbaar zijn alsof de gebeurtenis zich recent voordeed. Dankzij modern geheugenpsychologisch onderzoek weten we dat dit niet klopt. Het geheugen werkt niet zoals een harde schijf of videorecorder. De Amerikaanse psychologe Elisabeth Loftus, die hieromtrent beroemde studies uitvoerde, vergelijkt het met een populaire Wikipedia-pagina: er wordt voortdurend aan gesleuteld. Sommige delen worden gewist, andere uitgebreid of ingelast. Over de jaren heen kan zo’n pagina sterk evolueren. Zo ook met het geheugen. De kern die men zich herinnert van een traumatische ervaring zal overwegend kloppen. Maar de betrouwbaarheid van allerlei details wordt in de loop der jaren steeds meer twijfelachtig. Velen kunnen dit niet aanvaarden. De bevindingen voelen zeer contra-intuïtief aan. Wie een dramatische gebeurtenis meemaakte, is er vaak rotsvast van overtuigd dat zijn of haar herinneringen eraan bijzonder betrouwbaar zijn. Maar meerdere studies tonen aan dat dit niet klopt. Zelfs wie geconfronteerd wordt met de verschillen tussen een herinnering enerzijds, en de onomstootbare feiten anderzijds (bijvoorbeeld dankzij foto’s, brieven of filmmateriaal), heeft soms moeite om in te zien dat het geheugen, geheel autonoom, bijzonder creatief kan zijn. (Shaw, 2016) Let wel, dit alles betekent niet dat al onze herinneringen onvermijdelijk onbetrouwbaar zijn. Onderzoek toont ook aan dat we ons sommige gebeurtenissen zeer accuraat kunnen herinneren, ook decennia later. Maar het probleem is dat we zonder externe middelen (documentatie, foto’s e.d.) het verschil niet kunnen weten tussen betrouwbare en onbetrouwbare herinneringen.
Hervonden herinneringen?
De getuigenis van Griet Op de Beeck behoort tot een bijzondere subcategorie van herinneringen aan traumatische gebeurtenissen. Vooral in de jaren negentig van de vorige eeuw waren er, voornamelijk in de Verenigde Staten en in Europa, vele duizenden mensen, overwegend vrouwen, die pas op latere leeftijd herinneringen ‘hervonden’ aan het misbruik waarvan ze als kind slachtoffer waren. Of, zo dachten ze toch. Hun redenering gaat steevast als volgt. Het misbruik dat ik onderging, was zo ernstig dat ik het heb ‘verdrongen’. Die ‘verdringing’ was een psychologisch verweermiddel. Ik kon de realiteit van het misbruik niet aan, en de herinnering eraan zou mijn leven tot een hel maken. Daarom, om mentaal stabiel te blijven, blokkeerde ik op een of andere manier de toegang tot mijn bewustzijn van die herinneringen. Maar, zo gaat de ‘logica’ verder, vanuit mijn onderbewuste blijven de verdrongen herinneringen om aandacht schreeuwen. Ze geraken niet tot in mijn bewustzijn, maar ze uiten zich dan op een andere, ook onaangename, manier. Bijvoorbeeld door me met een eet- of angststoornis op te zadelen, of me continu faal- of bindingsangst te bezorgen. De hele redenering gaat terug tot de Freudiaanse psychoanalyse, die in haar geheel reeds geruime tijd is ontmaskerd als pseudowetenschap. (Cioffi, 1998; Crews, 2017) De basisconcepten ervan blijven evenwel zeer populair, zoals de overtuiging dat we herinneringen aan traumatische ervaringen kunnen ‘verdringen’,
of dat zich allerlei lelijks in ons ‘onderbewustzijn’ bevindt.
Op dit punt zijn we nog maar halfweg in de tragedie. Wie om een of andere reden, bijvoorbeeld omwille van faalangst of een eetstoornis, de pech heeft hulp te zoeken bij een Freudiaans georiënteerde therapeut of psychiater, riskeert dat de hulpverlener suggereert dat de problematiek te wijten is aan een trauma uit de kindertijd. De herinnering daaraan, omdat de gebeurtenis zo extreem is, werd verdrongen naar het zogenaamde onderbewuste. De beste manier om het probleem op te lossen, aldus de hulpverlener, is om die herinneringen terug ‘naar boven te halen’. Dat is noodzakelijk omdat het slachtoffer de traumatische feiten die zich lang geleden afspeelden, onder ogen moet zien; men moet zich ermee ‘confronteren’. Het is de enige manier om iets te verhelpen aan het probleem waarmee men in het heden te kampen heeft. De eetstoornis of faalangst zal niet verdwijnen zolang men zich van de diepere oorzaak – bijvoorbeeld seksueel misbruik in de kindertijd – niet bewust is, en ze moedig en authentiek onder ogen durft zien.
Veel mensen die hulp zoeken voor een reële problematiek, getuigen dat ze zich eerst verzetten tegen de suggestie van de therapeut dat zich iets bijzonder traumatisch afspeelde in hun kindertijd. Maar gaandeweg, door er meer en meer over te praten en na te denken, begint de redenering steek te houden. Tot op een bepaald moment alles op zijn plaats lijkt te vallen, en er zekerheid optreedt: Ik ben inderdaad als kind misbruikt, dat verklaart al mijn psychologische en andere problemen. Terwijl de persoon die hulp zoekt verandert van een ‘gewone’ patiënt in een slachtoffer, creëert het brein ook ‘herinneringen’ aan wat zich zogenaamd afspeelde in het verleden. Die herinneringen zijn niet reëel, aangezien de feiten zich nooit voordeden. Het zijn pseudo-herinneringen, maar voor het ‘slachtoffer’ voelen ze aan als volslagen authentiek. Dat is begrijpelijk: voor ons brein is een ‘echte’ herinnering niet te onderscheiden van een zogenaamde hervonden, maar in werkelijkheid aangeprate herinnering. Zo kunnen we begrijpen dat een ‘slachtoffer’ niet liegt. Hij of zij denkt de pijnlijke waarheid te vertellen, en het kost moed om ermee naar buiten te komen. Maar de herinneringen zijn niettemin vals. De patiënt is inderdaad een slachtoffer, niet van misbruik in de kindertijd, maar van een pseudowetenschappelijke therapie. Vervolgens maken ze zelf een slachtoffer, met name door iemand te beschuldigen van het misbruik, vaak hun vader. Om tragiek toe te voegen aan drama, bekennen sommige van de beschuldigden na verloop van tijd het misbruik. Hun redenering is als volgt: het is absurd dat ik van een dergelijk misdrijf wordt beschuldigd. Ik kan zoiets niet hebben gedaan, en ik herinner me er niets van. Maar het is mijn eigen dochter die me ervan beschuldigt. Het enige zinvolle motief dat ze daarvoor kan hebben, is dat het echt is gebeurd. Dat ik me er zelf, als dader, niets van herinner, komt omdat het zodanig ernstig is, dat ik alle herinneringen eraan heb verdrongen!
Nieuwe pseudo-slachtoffers
Dit alles was reeds in de jaren negentig goed bekend. Het wetenschappelijk onderzoek erover is helder en zeer overtuigend (Crombag & Merckelbach, 1996; Loftus & Ketcham; 1994; Pope, 1998; Shaw, 2016). Verdrongen herinneringen bestaan niet. De studies zorgden ervoor dat het aantal mensen dat zich misbruik meende te ‘herinneren’, sterk afnam. Velen die bijvoorbeeld hun vader of iemand anders beschuldigden – meerdere kwamen in de gevangenis terecht – klaagden vervolgens hun therapeut aan. Maar helemaal verdwenen is de hele gedachtegang niet, zie bijvoorbeeld het verhaal van Griet Op de Beeck.
Met de geheugenpsychologische kennis waarover we beschikken, kunnen we de waarschijnlijkheid van haar getuigenis ernstig in vraag stellen. Het is natuurlijk onmogelijk om te bewijzen dat het misbruik nooit plaatsvond. Haar vader was al overleden vóór ze haar relaas deed, en zoals het gezegde luidt: You can’t prove a negative. Maar vanuit wetenschappelijk oogpunt dringt de opvatting dat Griet Op de Beeck haar getuigenis een zoveelste voorbeeld is van valse, aangeprate herinneringen, zich wel erg sterk op. Nadat ze haar verhaal in de media bracht, werd het door talloze informatiekanalen opgepikt. Tot op heden blijft het circuleren, en in interviews komt ze er vaak op terug. Zo ook recent in de krant De Morgen van 1 november 2020. De interviewster beweert dat ze “messcherpe kritieken te slikken kreeg” na haar getuigenis. Nu denk ik dat het met die “messcherpe kritiek” goed meeviel. Het wetenschappelijk onderzoek omtrent ‘verdrongen’ herinneringen werd nergens omstandig uiteengezet, naar aanleiding van Op de Beecks getuigenis. Net zomin als in De wereld draait door verwezen journalisten er naar in stukken over de kwestie, of in interviews met de schrijfster. Ook in De Morgen komt het wetenschappelijk onderzoek nergens ter sprake. De journaliste laat Griet Op de Beeck zonder enig weerwoord het volgende zeggen: “Er was kritiek van een aantal columnisten in kranten en dat krijgt dan een gewicht. Maar daar tegenover stonden duizenden, echt waar duizenden, reacties van kijkers die me persoonlijk hebben laten weten wat mijn getuigenis voor hen betekende. Je wilt niet weten hoe vaak dat fragment uit De wereld draait door door mensen vertoond is aan familie met de boodschap: dat. Ik kan het jullie niet uitleggen, maar: dat. En als ik dat dan hoor, dan denk ik: zelfs als ik maar één iemand heb kunnen helpen, is het de moeite waard geweest.”
Ik vrees dat ik over dit alles veel minder positief denk. Sommigen beweren zelfs dat het al bij al niet zoveel uitmaakt of de getuigenis van Griet Op de Beeck waar is of niet. Wat ze deed, vergt moed, en kan ‘echte’ slachtoffers ertoe brengen om met hun verhaal naar buiten te komen en, wanneer dit nog kon, de daders ermee te confronteren. Het is niet onmogelijk dat sommige slachtoffers baat hebben bij Op de Beecks relaas. Ik denk dan aan echte slachtoffers, met reële herinneringen aan misbruik. Geen mensen die, naar aanleiding van Op de Beecks verhaal, misschien in combinatie met therapie, zogenaamde herinneringen
beginnen ‘terug te vinden’. Die misschien zelf ook voldoende bewijs hebben aan “walgelijke beelden”. Haar therapeut beweerde ervan dat je die niet kan verzinnen, tenzij je echt bent misbruikt. Dat is uitermate naïef; zo’n uitspraak alleen al is voldoende om uiterst sceptisch te zijn tegenover Op de Beecks getuigenis. Ik weet niet of zich tussen die vele duizenden kijkers die Op de Beeck contacteerden, nieuwe pseudoslachtoffers bevinden. We zouden het moeten onderzoeken. Maar het zou me verwonderen mocht dat niet het geval zijn. Onderzoek toont aan hoe onrustwekkend eenvoudig het is om valse herinneringen te creëren. Stel dat Op de Beecks getuigenis niet enkel mensen helpt, maar ook pseudoslachtoffers maakt, die vervolgens ‘daders’, in werkelijkheid onschuldige mensen, betichten van kindermisbruik, was het dan ook nog “de moeite waard”?
Voetnoten
1. Marc Meuleman: https://skepp.be/nl/psychologie-coaching/psychotherapie/hervonden-herin….
Luc Bonneux: https://skepp.be/nl/psychologie-coaching/psychotherapie/verdrongen-herinneringen-verwrongen-therapeuten
Literatuur
Cioffi, Frank: Freud and the Question of Pseudoscience (Open Court Publishing Company, 1998)
Crews, Frederick: Freud. The Making of an Illusion (Metropolitan Books, 2017)
Crombag, Hans & Merckelbach, Harald: Hervonden herinneringen en andere misverstanden (Uitgeverij Contact, 1996)
De Morgen: ‘Het leven is heftig, zeker als je het goed probeert te doen.’: auteur Griet Op de Beeck (1/11/2020, Interview door Ann Van den Broek)
De Standaard: Griet Op de Beeck: ‘Mijn vader heeft me misbruikt van mijn vijfde tot mijn negende’ (25/9/2017, interview door Eva Berghmans)
Humo: Griet Op de Beeck getuigt over misbruik door haar vader (26/9/2017, interview door Yves Desmet)
Lilienfeld, Scott e.a.: De 50 grootste misverstanden in de psychologie (Uitgeverij Bert Bakker, 2010).
Loftus, Elizabeth & Ketcham, Katherine: The Myth of Repressed Memories. False Memories and Allegations of Sexual Abuse (St. Martin’s Griffin, 1994)
Pope, Harrison: Recovered memories of childhood sexual abuse (BMJ, vol. 316, february 1998)
Shaw, Julia: The Memory Illusion. Remembering, Forgetting, and the Science of False Memory. (Random House Books, 2016)