Wegens corona en een tijdelijk gebrek aan een wettelijk kader lag het gebruik van de polygraaf in België een tijd stil, en non-believers haalden gerust adem. Toen de polygraaf in juli 2021 na anderhalf jaar opnieuw werd boven gehaald, werd het debat opnieuw aangewakkerd. Was de polygraaf niet beter onder het stof gebleven? Of biedt de polygraaf toch een meerwaarde in politieonderzoek? Op 10 september 2021 werd de discussie geopend op de studiedag rond het gebruik van de polygraaf, georganiseerd door het Centre for Policing and Security. In wat volgt bespreek ik enkele van de reflecties die vanuit verschillende invalshoeken werden aangehaald.
De polygraaf in België
De polygraaf (ook wel leugendetector genoemd, wat bijzonder misleidend is aangezien het instrument in feite nervositeit en opwinding in kaart brengt) heeft een lang en controversieel verleden. De vroegste versie van een polygraafinstrument werd ontwikkeld in 1921, toen John Larson enkele metingen die afzonderlijk een veelbelovende maatstaf voor liegen leken te zijn, combineerde in één enkel instrument. De polygraaf zoals we die vandaag kennen in België meet veranderingen in onder andere huidgeleiding, hartslag en ademhaling tijdens het horen en beantwoorden van een reeks vragen die aan een verdachte worden voorgelegd.
Volgens de meest dominante polygraafmethode, “the Comparison Question Technique” (Raskin & Honts, 2002), worden relevante, misdrijfgerelateerde vragen (b.v. “Heb jij de keel overgesneden van X?”) vergeleken met niet-specifieke vragen (b.v. “Heb je ooit een belangrijke leugen verteld?”). De veronderstelling (!) achter deze methode is dat de persoon die X heeft vermoord, sterkere fysiologische reacties zou vertonen op de relevante vragen dan op de vergelijkende vragen, terwijl een onschuldige verdachte net het tegenovergestelde patroon zou vertonen. Dit idee wordt echter fel gecontesteerd omdat het helemaal niet zeker is dat die controlevragen een goede baseline vormen (Lilienfeld et al., 2010).
België is het enige land in Europa waar de resultaten van een polygraaftest toegelaten zijn als bewijs in de rechtbank (zij het enkel als ondersteunend bewijs). In het pre-corona tijdperk waarin er nog een wettelijk kader rond de polygraaf was, werden er jaarlijks een goeie 400 testen afgenomen. Één van de redenen waarom de polygraaf nog steeds wordt gebruikt in België, is zijn geclaimde hoge accuraatheid.
Accuraatheid
Sommige auteurs beweren dat de polygraaf 74 tot 89% van de schuldige verdachten correct classificeert en 59 tot 83% van de onschuldige verdachten (Meijer & Verschuere, 2010). Deze accuraatheden zijn relatief hoog, zeker aangezien de gemiddelde mens zonder polygraaf hopeloos is in het herkennen van leugens. De accuraatheid van mensen om leugens op te sporen met het blote oog ligt niet veel hoger dan 50% of kansniveau (Bond & DePaulo, 2006). Dit geldt voor zowel leken als experts zoals politierechercheurs.
Volgens voorstanders van de polygraaf is deze accuraatheid nog indrukwekkender als je in rekening brengt dat geen enkel bewijsstuk in een politiedossier een accuraatheid van 100% heeft. Zelfs voor iets wat zo sluitend lijkt als een bekentenis blijkt uit zowel onderzoek als de praktijk dat mensen om allerlei redenen soms een bekentenis afleggen voor feiten die ze niet gepleegd hebben. Ook DNA bewijs, met een accuraatheid van maar liefst 99%, heeft zo zijn beperkingen aangezien het geen schuld aantoont. Het is dus belangrijk dat alle onderdelen in een politiedossier kritisch bekeken worden. De polygraaf is hier geen uitzondering op.
De geclaimde accuraatheid wordt echter stevig betwist, omdat het niet het toestel is dat aangeeft of er een leugen is, maar wel de ondervrager die de grafieken analyseert en interpreteert (Lilienfeld et al., 2010). Combineer dat met eerder onderzoek waaruit blijkt dat de ondervragers zeer onderhevig zijn aan de confirmatieneiging - namelijk bevestiging zoeken in wat ze vermoeden - en het probleem wordt nog gevaarlijker (Nickerson, 1998).
Een ander probleem met de gecontesteerde accuraatheidscijfers van de polygraaf schuilt in het feit dat de foute uitslagen in de meeste gevallen deze van het type “vals positief” zijn. In maar liefst 10 tot 40% van de testen waarin een persoon als leugenachtig wordt bestempeld, blijkt de verdachte wel degelijk de waarheid te spreken (Lykken, 1998; Meijer & Verschuere, 2010). Dit brengt natuurlijk het grote gevaar van valse beschuldigingen met zich mee. En zoals de Engelse jurist Blackstone ooit zei: “It is better that ten guilty persons escape than that one innocent suffers.”
In 2003 besloot de Amerikaanse National Research Council alvast dat het onmogelijk is om betrouwbare schattingen van de accuraatheid van de polygraaf te geven. Eén van de problemen is dat mensen verschillende fysiologische reacties kunnen vertonen, en dat deze bovendien geen sluitend bewijs vormen voor bedrog of schuld. Sommige mensen zijn nu eenmaal meer of minder gestresseerd dan anderen wanneer ze ondervraagd worden door de politie. Psychopaten zijn bijvoorbeeld immuun voor angst. Anderen reageren dan weer omdat ze verontwaardigd zijn over de beschuldiging, enzovoort (Ruscio, 2005).
Een excuus dat believers gebruiken is dat de test altijd vrijwillig is. Een verdachte kiest volgens deze redenering zelf of hij al dan niet wil deelnemen aan de polygraaf, niemand kan verplicht worden deze test af te nemen en de test kan op elk moment gestopt worden.
Laatste strohalm
Het vrijwillig karakter van de polygraaf is volgens veel Belgische polygrafisten dan ook een grote sterkte van de test. Het zou namelijk een manier voor onschuldigen zijn om hun onschuld te bewijzen en kan een laatste strohalm zijn voor mensen die door niemand meer worden geloofd. De meeste testen worden dan ook aangevraagd door personen die uiteindelijk als niet leugenachtig uit de test komen. Zo’n resultaat kan de stempel en smet op een persoon verlichten en een helend effect hebben. Polygrafisten noemen de leugendetector dan ook liever een waarheidsdetector, aangezien 65-70% van de geteste personen als waarheidsvertellers uit de test komen.
Het vrijwillig karakter van de test is echter niet zonder risico’s. Er is namelijk het gevaar dat het weigeren van de test gepaard gaat met een schuldlabel: “als je niets te verbergen hebt, dan doe je toch gewoon die test?” Het risico op een schuldlabel kan toch druk leggen op de verdachte waardoor er vraagtekens geplaatst kunnen worden bij de daadwerkelijke vrijwilligheid van de test. Zo werd in het eindpleidooi van het proces van de alom bekende parachutemoord geïnsinueerd dat het feit dat de verdachte een polygraaftest geweigerd had, op haar schuld wees. De advocaat van de tegenpartij pleitte: “Leugens vormen een element van schuld. Als je beticht wordt van moord, dan ga je niet liegen. Dan zeg je, hang mij aan die leugendetector.” (De Morgen, 2010).
Naast onschuldigen die willen aantonen dat ze de waarheid spreken, wordt de polygraaf ook vaak ingezet als measure of last resort. Wanneer het onderzoek vast zit en het niet duidelijk is of de verdachte de feiten terecht ontkent, zou een polygraaftest volgens polygrafisten soelaas kunnen bieden.
De polygraaftest wordt voornamelijk ingezet in dossiers waar de waarheidsbevinding nog niet voldoende heeft opgeleverd. Tijdens deze 3 à 4 uren durende ondervraging gaan verdachten die als leugenachtig worden bestempeld door de onderzoeker geregeld overstag en over tot bekentenissen.
Hoewel een verdachte tijdens elke ondervraging door de politie bijstand van een advocaat kan krijgen is dit tijdens een polygraaftest niet mogelijk. De advocaat van de verdachte mag de test volgen vanuit een volgkamer, maar mag in geen enkel geval rechtstreeks tussenkomen of de test onderbreken. De rol van de advocaat blijft dus beperkt tot die van een bloempotadvocaat. De Orde van Vlaamse Balies die alle advocaten in Vlaanderen vertegenwoordigt wijst er dan ook al enkele jaren op dat zij sterke tegenstander zijn van het gebruik van polygraaftesten in politieonderzoek.
Conclusie
Hoewel de polygraaf een laatste strohalm kan bieden voor onschuldigen die door niemand meer worden geloofd, brengt de test ook enkele belangrijke gevaren met zich mee. Wanneer een onschuldig persoon een polygraaftest weigert bestaat het risico op een etiket van schuld. Wanneer deze persoon echter besluit de test wel te ondergaan, kan hij gedurende vier uur niet bijgestaan worden door zijn advocaat en bestaat de niet te ontkennen kans van 10 tot 40% dat deze persoon als leugenachtig bestempeld wordt, ondanks het spreken van de waarheid. Het zou je maar eens moeten overkomen.
Ine Van der Cruyssen is experimenteel psycholoog
Bronnen
Blackstone, W. (1769) 4 Commentaries on the laws of England 352. Oxford: Clarendon.
Bond, C. F., & DePaulo, B. M. (2006). Accuracy of deception judgments. Personality and social psychology Review, 10(3), 214-234. doi:10.1207/s15327957pspr1003_2
Lilienfeld, S.O., Lynn, S.J, Ruscio, J;, Beyerstein, B.L. (2010). 50 Great Myths of Popular Psychology. Shattering Widespread Misconceptions about Human Behavior.
Lykken, D.T. (1998). A tremor in the blood: Uses and abuses of the lie detector. New York: Plenum.
Meijer, E. H., & Verschuere, B. (2010). The polygraph and the detection of deception. Journal of Forensic Psychology Practice, 10(4), 325-338.
National Research Council. (2003). The polygraph and lie detection. Washington, DC: National Academies Press.
Nickerson, R.S. (198). Confirmation bias: A ubiquitous phenomenon in many guises. Review of General Psychology, 2, 175-220.
Raskin, D. C., & Honts, C. R. (2002). The comparison question test.
Ruscio, J. (2005). Exploring controversies in the art and science of polygraph testing. Skeptical Inquirer, 29(1), 34-39.
Vermassen haalt in pleidooi snoeihard uit naar Clottemans. (2010, 18 oktober). De Morgen. www.demorgen.be/nieuws/vermassen-haalt-in-pleidooi-snoeihard-uit-naar-clottemans~bc96863e/
1. Het artikel van Verschuere - die ook zelf sprak op het congres - is een verhalende review en geen oorspronkelijk onderzoek. Het tijdschrift waarin het artikel werd gepubliceerd staat niet erg hoog aangeschreven. (n.v.d.r.)