Herinneringen aan Rob Nanninga

Afbeelding

Totaal onverwacht vernamen we het overlijden van Rob Nanninga op 30 mei, amper 58 jaar oud. Sinds de oprichting van ons Nederlandse zusterblad Skepter in 1988 maakte hij onafgebroken deel uit van de redactie. De voorbije twaalf jaar was hij hoofdredacteur. Samen met Jan Willem Nienhuys en de vorige hoofdredacteur Marcel Hulspas (die in 2002 de redactie verliet) was hij ongetwijfeld de meest productieve schrijver in Skepter. Ook was hij een tijd secretaris van de Nederlandse Stichting Skepsis.

Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Ik kende hem sinds de beginjaren van SKEPP, toen we nauwe relaties met Skepsis onderhielden. Daarbij speelde Nanninga vanaf het begin een belangrijke rol. Maar het was vooral binnen de redactie van Skepter (in de tijd dat we nog geen volwaardig tijdschrift hadden, zat ik voor SKEPP in de redactie) dat ik hem leerde kennen.

Toegegeven, de contacten waren niet altijd gemakkelijk, want hij had een heel eigen karakter. Vergaderen was niet zijn geliefkoosde bezigheid. Was hij in het begin nog een deelnemer aan Europese congressen, dan ging hij de laatste tien jaar vrijwel niet meer naar vergaderingen, zelfs niet die van zijn eigen Skepsis. Ooit zegde hij op het laatste moment een lezing voor SKEPP af. De tijd die zo vrijkwam, besteedde hij ongetwijfeld aan lezen en schrijven.

Rob Nanninga was grotendeels een autodidact. Hij was een atypische skepticus en tegelijk een voorbeeld voor alle actieve skeptici. Dat toonde hij met ontelbare artikelen in Skepter, die altijd de moeite waren om te lezen. Of met zijn boek Parariteiten (1988), een van de beste werken die ooit in de Nederlandse taal over het paranormale zijn geschreven en waarvan we alleen kunnen betreuren dat er nooit een nieuwe uitgave van verschenen is.

In zijn vele publicaties toonden zich altijd de ijver en de grondigheid waarmee hij het onderwerp behandelde. Hij las bijzonder veel en documenteerde zich uitvoerig over elk onderwerp. Zoals J.W Nienhuys in zijn in memoriam over Nanninga opmerkte, bevatte zijn laatste artikel in Skepter een literatuurlijst van twee dozijn referenties, waaronder drie boeken, die hij ongetwijfeld allemaal grondig bestudeerd had. Ook werkte hij mee aan diverse tests, zoals rond pendelen en astrologie.

De door hem behandelde onderwerpen waren zeer divers. Naast het eigenlijke paranormale ging het onder meer over alternatieve therapieën, bizarre managementsopleidingen, gefaciliteerde communicatie, reïncarnatie... Als hij een pseudowetenschappelijk of ander bizar onderwerp behandelde, besprak hij systematisch alle aspecten en legde alle mogelijke verklaringen in de weegschaal. Hij schreef genuanceerd, met een objectieve, bijna neutrale toon. Maar de conclusie was altijd duidelijk. Het was de houding van de ware skepticus.

Nanninga kwam in contact met de skeptische beweging omdat hij zich als privé­persoon voor het paranormale was gaan interesseren en daar een eigen, genuanceerde skeptische visie over ontwikkelde. Zo had hij geen respect voor standpunten a priori tegen het paranormale, hoe voorzichtig hij ook stond tegenover parapsychologisch onderzoek. Hij had goede contacten met parapsychologen (waaraan het in de jaren dat Skepter werd opgericht niet aan ontbrak in Nederland) en overtuigde menig skepticus dat het goed was aandacht te hebben voor kritische parapsychologen. Met astrologen ging hij dezelfde weg op. Door een verstandhouding met serieuze astrologen probeerde hij een test uit te werken (de Astrotest) waaraan astrologen vrijwillig zouden meewerken. Ook al moest hij daarvoor soms veel geduld hebben.

Zijn houding kwam er op neer dat hij respect vroeg voor wie het eerlijk meende. Voor echte charlatans en oplichters was hij dan weer ongenadig. Hij heeft er ontmaskerd, in de eerste plaats het TV­medium Robert van den Broeke. Eigenzinnig was ook zijn houding tegenover religies en dan vooral nieuwe religieuze bewegingen. Terwijl veel skeptici, zeker bij ons, geneigd zijn sekten als ware infectiehaarden van flauwekul en pseudowetenschap te beschouwen, zag Nanninga eerder flauwekul in de gruwelverhalen over sekten en de houding van sektenbestrijders. Niet dat hij achter de vreemde ideeën binnen sekten stond, maar hij vond wel dat het allemaal veel onschuldiger was dan sommigen beweerden.

Het hoeft niet te verwonderen dat hij even veeleisend was voor anderen als voor zichzelf. Dat zullen ze geweten hebben toen hij hoofdredacteur van Skepter werd. Hij wilde steeds goed onderbouwde teksten die het resultaat waren van grondig onderzoek. Wellicht was dat een reden waarom de periodiciteit van Skepter daalde tot amper twee nummers per jaar. Maar de kwaliteit van de teksten en de veelzijdigheid van onderwerpen zorgden ervoor dat het tijdschrift inhoudelijk van de bovenste plank was. Dat is ook aan de oplage te zien.

Laat ons voor Skepter hopen dat de leegte die Rob Nanninga achterlaat, toch gevuld geraakt...

 

Tim Trachet is stichtend lid en erevoorzitter van SKEPP