Flirten met de krijgskunsten. Aikido als new age toetje.

Afbeelding

Mike Westers heeft pech. Op één dag speelt hij zijn baan en zijn vriendin kwijt. Zijn wereld stort in. Maar toevallig ontmoet hij Kim, een meester in aikido, die bereid is hem te helpen. Mike verheugt zich al op die lessen, hij is onderlegd en getraind in karate en verwacht er wel wat van. In plaats van hulp te krijgen, wordt hij echter voortdurend op het verkeerde been gezet en vernederd. Meermalen staat Mike op het punt om weg te lopen, maar toch merkt hij dat zijn leven beetje bij beetje zijn werkelijke vorm krijgt en dat de ‘waarheden’ waar hij zich aan vastklampte, schijnzekerheden zijn, waar zijn wijze meester zo doorheen prikt.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Dat is kort gezegd het verhaal van Geen poot om op te staan van Ed Nissink. Los van de enigszins hoekige stijl waarin het boek geschreven is en het bordkartonnen karakter van de hoofdrolspelers (dit is geen grote literatuur), is het thema intrigerend genoeg. Hier wordt een methode opgevoerd die mensen kan helpen beter en gelukkiger te leven. De gouden oprijlaan naar al dat geluk heet aikido. (“...een onuitsprekelijk gevoel van geluk overspoelde me.”) Als je al een half leven zelf elke week die weg volgt (ai-ki-do, drie Japanse karakters, is letterlijk harmonie-geest-weg), wekt zoiets je interesse.

Weinig of geen aikido

Op bladzijde 13 gaat Mike de kleedkamer in en trekt zijn kimono aan. Het is vrij merkwaardig dat Nissink dat woord gebruikt. Een kimono is namelijk de bovenkledij die in Japan gedragen wordt, in huis en op straat, maar nooit op de tatami’s van de dojo (de matten van de oefenruimte, Nissink noemt ze ‘judomatten’). In de krijgskunsten heet het pak dat je aantrekt om te oefenen een keikogi (letterlijk: keiko = oefenen en gi (of ki) = kleding). Het is niet dat hij geen Japanse termen kent, want hij gebruikt wel ‘dojo’ en ‘seiza’. Dat laatste is de houding waarin je zit: op je knieën met de billen op je hielen. Daarmee houdt het  op. Verderop noemt hij één beweging ma sutemi waza met zijn Japanse naam en toenaam, en dat is een judo(!)worp.

Mike eet vooral verse salade, brood en olijven (want van een onevenwichtige hoeveelheid vlees en chocolade word je moe en suf). De leraar ontpopt zich tot een leermeester, een goeroe in de ware zin van het woord. Iemand die weet wat je voelt of wilt, zonder dat je dat hebt duidelijk gemaakt. Iemand die weet wanneer een vogel zal opvliegen. Hij ziet oeroude magische lijnen in het landschap langswaar bomen groeien en rivieren stromen. Er worden veel Belangrijke Vragen gesteld, waarop geen antwoord komt. Met andere woorden: je hoort voortdurend het geluid van één klappende hand.

Verder dan dat komt het verhaal niet. Geen enkele aikidobeweging figureert in de tekst. Een keer wordt de meester aangevallen door een struise, dialect sprekende Vlaming met lederen korte broek en een slangentatoeage (!?). De beschrijving van wat de meester dan doet, lijkt er misschien een beetje op, maar het klopt niet. Wel krijg je new ageboutades geserveerd, al dan niet verpakt in oefeningen en uitspraken. Als je je zorgen maakt, ben je iets aan het maken. Als je tegen een muur duwt, voel je weerstand, als je ophoudt met duwen is de weerstand weg. Hoe harder je aanvalt, hoe harder je op de grond belandt. Als je niet omvalt, blijf je staan. Er wordt gemediteerd, waarbij negatieve energie wegvloeit en positieve energie de ruimte vult. Er wordt ook naar goede postmoderne gewoonte geflirt met de paradox: de beste leraar is de antileraar.

Oosterse flirt

Nissink heeft een website, als professioneel consultant en adviseur in communicatie ben je dat aan jezelf verplicht. Hij werkt in de praktijk met Energetische Communicatie (let op de hoofdletters), een werkwijze die ontstaan is uit alternatieve geneeswijzen, vechtkunst, taoïstische geneesmethoden, esoterie en paranormale ervaringen: “Heel lang heb ik vooral dat laatste - mijn paranormale vermogens - weggestopt, met dagelijks terugkerende zware hoofdpijnen als gevolg; maar een tijd geleden besefte ik dat paranormale vermogens er niet voor niets zijn (iedereen heeft ze) en dat ik er iets mee kan doen. Dat doe ik dus nu en het bevalt mijn cliënten en mij uitstekend.” Het feit dat zijn boeken zijn uitgegeven bij de esoterische uitgeverij Ankh-Hermes is niet toevallig.

Opvallend is een klok die wijs en bedachtzaam de seconden wegtikt, prominent op de startpagina. Een wijze les die ons met de neus op de vergankelijkheid van het bestaan drukt? Hij tekent houtskoolportretten op bestelling, nergens maakt hij gewag van zijn wekelijkse trainingen of zijn geliefde dojo. Zijn kennis van aikido of enige andere krijgskunst blijft in het ongewisse. Op zich is dat niet erg, je moet niet ergens een levenslange specialist in zijn om er een gefundeerde mening over te hebben, maar de manier waarop aikido hier gebruikt wordt om een hoger doel te dienen roept toch vragen op.

Het is misschien wel begrijpelijk dat aikido aantrekkelijk is voor new agedwepers. Het is een ongewone gevechtssport, want in wezen een verdedigingskunst. Je leert niet aan te vallen om iemand uit te schakelen, je leert integendeel de kracht van een aanval te gebruiken om de tegenstrever zichzelf te laten uitschakelen. Het zijn dus ook niet de harde trappen en klappen van karate of taekwondo, of het getrek en gesleur van judo. Het is een ronde dans van twee partners, een soort Japanse tango, voortbouwend op de oude bewegingen van het zwaardvechten (kendo). In aikido ben je de grote winnaar als je niet moet vechten. En aangezien je niet leert iemand uit te schakelen (tenzij die zelf eerst aanvalt), kan je niet winnen. Je kan dus ook geen competitie houden. Zo heeft aikido iets van onthechting en nederigheid. Alleen jijzelf en je sensei weten waar je bent op de weg in je persoonlijke ontwikkeling.

Hoe je het echter ook draait of keert, aikido stamt uit de harde, hiërarchische, imperiale en militaristische traditie van het oude Japan van keizer en samurai. Aikido is geënt op de Japanse zwaardtechnieken en die katana is een van de meest genadeloze en effectieve wapens ter wereld. Het verbod op de krijgskunsten na de Tweede Wereldoorlog dwong de verschillende gevechtsscholen om zachtaardiger wegen in te slaan. Met de komst van de flower power vond het zijn weg naar de zelfontplooiing en de verinnerlijking. De mythevorming rond de uitvinder van aikido, Morihei Ueshiba, heeft daar ongetwijfeld toe bijgedragen. Pas na de Tweede Wereldoorlog heeft ook die zijn genadeloze, korte stijl aangepast, afgerond, vredelievender gemaakt. Toen pas werd aikido ‘de weg van de vrede’.

De Weg, de Waarheid en het Leven

Ueshiba heeft het natuurlijk wel op een blaadje geserveerd voor alle new agers die met oosterse wijsheden willen dwepen: “Er is geen vorm of stijl in aikido. De beweging van aikido is de beweging van de Natuur - waarvan de geheimen diep en oneindig zijn.” Of: “Er zijn geen wedstrijden in aikido. Een echte krijger is onoverwinnelijk omdat hij of zij met niets de strijd aangaat.”

Alle krijgskunsten hebben als etymologische basis de Do, de Weg, een leerproces op weg naar de waarheid, het evenwicht, de eenvoud, de eerlijkheid, de perfecte leegte... Budo is letterlijk ‘de weg van het stoppen van de lans’, de verzamelterm voor alle krijgskunsten. Ook Shinto en Tao gaan terug op dezelfde wortel. In die zin zijn ze allemaal meer dan een sport, als je tenminste bent opgegroeid in een taoïstische of confucianistische cultuur. Voor de westerling van de 21ste eeuw is het exotisch en even ver van ons bed als de bovenaardse taal van onze eigen mystici. De levenswijsheid spat er vanaf en is dan ook gevonden vreten voor iedereen die verdieping zoekt in deze tijden van geïndividualiseerde religiositeit. Niet verwonderlijk dat fundamentalistische kerken in de Verenigde Staten streng waarschuwen voor de gevaren van de budo. Het is het werk van de satan, om brave gelovigen weg te lokken van de kansel. Het is meer dan fysieke oefening, het is een Trojaans paard dat occulte technieken binnensmokkelt in het Huis van God. De meditatietechnieken met ademhalingsoefeningen en visualisatietechnieken en de kata’s (geritualiseerde, abstracte gevechten tegen denkbeeldige tegenstanders), die gebaseerd zouden zijn op de triagrammen van de I Ching, eroderen de schutbalken tussen het christelijke geloof en het oosterse occultisme.

De kunst van de verdediging 

Aikido en andere krijgskunsten demonstreren ongetwijfeld de onverbrekelijke eenheid van lichaam en geest, van spier en brein. Daar komt echter weinig mystiek bij kijken. Meditatie kan een verhoogde staat van concentratie veroorzaken, waarin bijvoorbeeld frustratie- of pijndrempels verlegd worden. In de scanner ziet men bij Tibetaanse monniken verhoogde activiteit in de linker frontale cortex (geassocieerd met geluksgevoelens en positieve emoties) en sterk gesynchroniseerde gammagolfpatronen (geassocieerd met concentratie, geheugen en leren). Men vond zelfs een dosisrespons, aangezien deze fenomenen sterker waren bij monniken die al langer in de leer waren en afwezig bij ongeoefende vrijwilligers. Dit soort onderzoeken is echter nog maar op een paar handvol proefpersonen uitgevoerd en dus nauwelijks representatief te noemen voor de hele mensheid. Wat er precies gebeurt in de hersenen en wat dat te betekenen heeft, is voorlopig een raadsel. Toch zou het weinigen verbazen als meditatieve technieken de hersenactiviteit kunnen beïnvloeden en veranderen. Dat doen we per slot van rekening bij gewoon denken en leren ook. Dat in de gespecialiseerde winkel de meditatiesets, inclusief cd’s en delta wave-generatoren (zoals van BrainSync®) te koop zijn, hoeft evenmin verwondering te wekken: focus je geest en genees je lichaam.

Oefening baart kunst, in biljarten, bergbeklimmen of buikdansen, net als in aikido. Behendigheid, alertheid, pijnbestendigheid, snelheid en kracht zijn allemaal dingen die geoefend kunnen worden tot fabelachtige niveaus die een leek als grenzend aan de tovenarij kunnen overkomen. Aikido maakt bovendien als geen ander gebruik van een verbluffend inzicht in de anatomie van het lichaam en gebruikt feilloos de beschikbare hefbomen en kantelpunten om met behulp van zwaarte- en middelpuntvliedende kracht een aanvaller in een andere baan naar de aarde te brengen. Daar komt nog bij dat je leert om een aantal pijnpunten te bespelen waar zenuwen vlak langs het oppervlak van het bot lopen, waardoor je met weinig moeite helse pijn kan veroorzaken. Je leert vallen en rollen, waardoor zelfs een harde vloer geen verpletterend eindpunt meer is. Het eindresultaat is een optelsom van kracht en evenwicht, van souplesse en zelfvertrouwen, waar je jezelf fysiek en mentaal sterker bij voelt. Die beheersing van spieren, ademhaling en neuronen is ongetwijfeld bij elke sport van tel. Omdat je er bij aikido niet de beste in kan zijn, valt de competitieve context weg. Het krijgt iets ongrijpbaars en poëtisch. En dat is koren op de molen van zwevers die denken dat de harde weg van discipline leidt naar een nirwana op aarde, terwijl het slechts uitkomt in een fata morgana van welbevinden tussen hun eigen oren

In memoriam François Spelliers, met dank aan Jan Vleugels

 

Ed Nissink (2004). Geen poot om op te staan : wijze lessen van een anti-meester, Ankh-Hermes.

 

Literatuur 

Morihei Ueshiba (2005). The art of peace. Shambhala Library.

Dave Lowry (2006). In the dojo. Weatherhill.