Zin en onzin rond klimaatverandering

Afbeelding
Image by sippakorn yamkasikorn from Pixabay
Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Het broeikaseffect is op zich geen recente ontdekking. Al in 1824 constateerde de grote Franse wiskundige Joseph Fourier dat de aarde aan het oppervlak tientallen graden warmer is dan het gevolg van loutere zonnestraling. Fourier vermoedde dat de atmosfeer er iets mee te maken had. In 1894 gaf de Zweedse scheikundige Svante Arrhenius de correcte verklaring voor wat bekend zou komen te staan als het broeikaseffect. In de jaren 1930 ontstonden de eerste hypothesen dat een toename van kooldioxide in de atmosfeer tot een klimaatverandering leidt. Na ca. 1970 kwamen er meer en meer aanwijzingen voor een versterking van het broeikaseffect op relatief korte termijn. Maar het bleef een aangelegenheid van experts.

De kwestie werd voor het eerst wereldwijd gesteld door de conferentie van Toronto (1988), toen ook het IPCC werd opgericht. Het duurde nog een tijd voor ze tot het grote publiek doordrong. In 1990 waren milieuactivisten er als de kippen bij om enkele zware stormen die West-Europa toen kende, vooral die van 25 januari van dat jaar, als een teken van klimaatverandering aan te duiden. Achteraf blijkt dat dit fel overdreven was. De storm van 1990, hoe zwaar ook, heeft in de jaren nadien geen navolgers gehad. Maar dergelijke spectaculaire verschijnselen maakten wel indruk en het probleem raakte in bredere kringen bekend. In de Verenigde Staten leidden de overstromingen die in 2005 door de orkaan Katrina waren veroorzaakt, tot een doorbraak van de discussie over global warming. Toch was Katrina als orkaan niet zo uitzonderlijk. Dat New Orleans is ondergelopen, was vooral het gevolg van slecht onderhouden dijken.

De discussie over maatregelen om de opwarming tegen te gaan, gaat vaak vergezeld van weinig gefundeerde onheilstijdingen. Zowat elk ongewoon weersverschijnsel – tot felle kou toe – wordt wel eens geïnterpreteerd als een mogelijk gevolg van de wereldwijde opwarming. Een Amerikaans meteoroloog stelde de vraag welk mogelijk gedrag van het klimaat nu eigenlijk kan worden beschouwd als strijdig met de huidige consensus rond klimaatverandering.[1] In de jaren 1950 en 1960 werden proeven met atoombommen nogal eens verantwoordelijk gesteld voor al het ongewone in de atmosfeer.

De apocalyptische beelden van kuststeden die onder water komen te staan, zijn alvast niet voor morgen. Het IPCC verwacht aan het huidige ritme van opwarming tegen 2100 een stijging van het zeeniveau van minder dan een meter, wellicht zelfs minder dan een halve meter. Wel kan het afsmelten van de ijskap in Groenland op lange termijn een stijging tot zes meter tot gevolg hebben. Dat zal echter niet in de “nabije toekomst” gebeuren – zoals de film An Inconvenient Truth ten onrechte laat uitschijnen – maar eerder over meer dan duizend jaar.

Ook de bewering dat de ijsbeer dreigt uit te sterven, lijkt overdreven. De ijsvelden op de Noordelijke IJszee zijn weliswaar de laatste jaren drastisch afgenomen met zo’n 25.000 km² per jaar, maar de bewering dat ijsberen ijsschotsen nodig hebben om aan voedsel (zeehonden) te geraken, klopt niet. IJsberen kunnen in zeer diverse omstandigheden leven (beren zijn alleseters).[2] De sympathiek ogende ijsbeer – hoewel het grootste roofdier dat er bestaat – lijkt voor de anti-opwarmingscampagne de PR-rol te spelen die de reuzenpanda vervult bij het Wereldnatuurfonds of de jonge zeehondjes bij Greenpeace (er is iets ironisch aan: Greenpeace ijverde tegen de zeehondenjacht. De vermindering van het poolijs benadeelt de ijsberen en de volkeren van het hoge noorden… omdat ze moeilijker op zeehonden kunnen jagen). Om het openbaar vervoer te promoten, gebruikt bijvoorbeeld de Brusselse vervoermaatschappij MIVB beelden van ijsberen en zelfs van pinguïns (er leven pinguïns in streken waar geen of nauwelijks ijs voorkomt)…

Dit soort van overdreven berichten over de opwarming van de aarde draagt bij tot een “alarmistische” stemmingmakerij, die zelfs intolerante trekjes kan vertonen. In Duitsland protesteerde een groep intellectuelen onlangs openlijk tegen de “geïdeologiseerde retoriek van schuld en boete” rond de klimaatcatastrofe, die andere opvattingen, zelfs elke twijfel en onzekerheid, verbiedt. [3]  In eigen land was er een oproep van enkele geleerden om de documentaire The Great Global Warming Swindle (verder aangeduid als GGWC) niet uit te zenden. In Engeland deden wetenschappers soortgelijke uitspraken, namelijk dat vrije meningsuiting niet het recht geeft om feitelijk valse beweringen te verspreiden – een uitspraak die verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben als ze veralgemeend wordt toegepast!

En dan hebben we het nog niet over charlatans als die “gewone Mechelse huisvrouw”, die het woord mocht voeren op de klimaatconferentie van Nairobi, een boek over de kwestie schreef en kandidate was op de sp.a-lijst bij de laatste verkiezingen. Deze dame, die de Ayurvedische geneeswijze beoefende, zei ooit dat een watermolecule verandert als je tegen het water spreekt.

Dit alles mag niet doen vergeten dat klimatologie een serieuze wetenschap is, dat er wel degelijk een opwarming wordt waargenomen en dat de toename van broeikasgassen in de atmosfeer in principe ook kan leiden tot een stijging van de temperatuur. Klimatologen spreken van een toename van het stralingsvermogen (radiative forcing), dat is de stralingsenergie per tijdseenheid en per oppervlakte-eenheid die het aardoppervlak bereikt. Volgens het jongste IPCC-rapport is het stralingsvermogen de laatste 2,5 eeuw merkelijk toegenomen en is het grootste deel van die stijging te wijten aan de toename van broeikasgassen als kooldioxide, methaan en stikstofmonoxide.. Andere factoren spelen ook een rol, maar niet in dezelfde mate.

Betrouwbaarheid klimaatmodellen

Van de vele vragen die over de klimaatverandering kunnen worden gesteld, is er één essentieel. Klimatologen gebruiken al geruime tijd mathematische modellen om met de hulp van computers de evolutie van het klimaat te bepalen. Hoe betrouwbaar zijn die modellen?

Een vaak gehoord bezwaar is dat de atmosfeer een chaotisch systeem is, zodat de evolutie ervan fundamenteel onvoorspelbaar is. De fysische processen in de atmosfeer die weersveranderingen veroorzaken, worden uitgedrukt door niet-lineaire differentiaalvergelijkingen, die niet exact op te lossen zijn. Door middel van computers is het wel mogelijk de weersevolutie numeriek (stap voor stap) uit te rekenen, maar die berekeningen zijn zelfs met de krachtigste computers enkel nauwkeurig voor enkele dagen, hoogstens een week. Iedere onnauwkeurigheid in de berekening – en doordat er afrondingsfouten worden gemaakt, zijn die onvermijdelijk – leidt op termijn tot onaanvaardbare afwijkingen (het “vlindereffect”). Bovendien kan zo’n chaotisch systeem vroeg of laat allerlei onverwachte afwijkingen kennen. 

Toch zijn klimaatsvoorspellingen daarom nog niet onzinnig. Er is een verschil tussen weer en klimaat. Bij klimaat gaat het niet om de temperatuur op een dag of zelfs een jaar, maar om gemiddelde waarden op lange, zeer lange termijn (liefst een eeuw, minstens enkele tientallen jaren). Hoezeer en hoe grillig de temperatuur in die lange perioden ook kan schommelen, ze zal binnen bepaalde grenzen blijven. Ik kan op 7 oktober niet voorspellen wat op 7 november de temperatuur zal zijn in Blankenberge, maar de kans is erg groot dat die onder de 30° C zal liggen. Klimatologen hebben oog voor een geleidelijke verandering van die gemiddelden op lange termijn en brengen die in verband met bepaalde parameters. Zo is er veel studie verricht naar de relatie tussen verandering van het klimaat en astronomische parameters (de vorm van de baan van de aarde en de helling van de aardas) om de ijstijden te verklaren. Het stralingsvermogen is ook zo’n parameter. Nu blijkt inderdaad dat er een vrij eenvoudig verband is tussen het stralingsvermogen en de wereldwijde gemiddelde temperatuur. Op basis van deze kennis en met de hulp van gesofistikeerde wiskundige methodes is het inderdaad mogelijk gebleken bruikbare klimaatmodellen te ontwikkelen.[4]

Dat is niet in strijd met het chaotische karakter van het weer. Chaos – althans in de betekenis van de chaostheorie – sluit geen regelmaat uit. Het is niet mogelijk de individuele ‘baan’ van een chaotisch systeem te volgen, maar het ‘kluwen’ van die baan vormt wel een bepaald patroon. Een verandering in een parameter zal dat patroon wijzigen. Veronderstel dat de temperatuur z chaotisch varieert, maar dat een parameter r in de vergelijking van het model gewijzigd wordt. De verandering van z blijft chaotisch, maar de gemiddelde maxima en minima van z zullen wel verschillen.

De klimaatmodellen blijken bovendien in de praktijk te werken. Zo werd bij de uitbarsting van de vulkaan Pinatubo in 1991 (vulkanen brengen massale hoeveelheden aerosols in de atmosfeer, wat het stralingsvermogen vermindert) een daling van de wereldwijde temperatuur met 0,5 °C voorspeld, wat achteraf correct bleek. De voorspelling was het werk van een klimatologische onderzoeksgroep van de NASA onder leiding van James Hansen. Dezelfde groep had al in 1981 voorspeld dat een opwarming als gevolg van de uitstoot van koolstofdioxide tegen het jaar 2000 merkbaar zou zijn…

Waarschijnlijkheden

Er zijn weliswaar onzekerheden, ook in de betrouwbaarheid van de gegevens. Daarom worden de resultaten met een graad van waarschijnlijkheid gegeven. Verbetering van de klimaatmodellen leidt tot een stijging van de waarschijnlijkheid. Dat is de reden waarom de media aankondigden dat de zekerheid rond de opwarming van de aarde was toegenomen met het jongste IPCC-rapport. In dat rapport, of beter de gepopulariseerde samenvatting, bekend als Summary for policymakers, staan een aantal bevindingen met een zekere waarschijnlijkheid: uiterst waarschijnlijk (meer dan 95%), zeer waarschijnlijk (meer dan 90%), waarschijnlijk (meer dan 66%), meer waarschijnlijk dan niet (meer dan 50%), enzovoort. 

Zo acht het IPCC het – onder meer – zeer waarschijnlijk dat:

  • het grootste deel van de toename van de gemiddelde temperatuur wereldwijd te wijten is aan antropogene – dus door de mens veroorzaakte – concentraties van broeikasgassen;
  • de recente opwarming niet alleen door bekende menselijke factoren kan worden veroorzaakt;
  • het warmtevermogen door broeikasgassen het hoogste is in 10.000 jaar;
  • de opwarming in de 21ste eeuw groter zal zijn dan in de 20ste eeuw als de uitstoot van broeikasgassen even groot of groter is.

Verder wordt het waarschijnlijk geacht dat de tropische cyclonen intenser zullen worden en meer waarschijnlijk dan niet dat de kans op hittegolven is toegenomen. Dit zijn maar enkele voorbeelden van uitspraken die alle zeer voorzichtig en genuanceerd geformuleerd zijn op basis van de klimaatmodellen.

Natuurlijke opwarming?

Tegenstanders van de opvatting dat de opwarming te wijten is aan antropogene broeikasgassen wijzen erop dat klimaatveranderingen heel natuurlijke verschijnselen zijn en ook in het verleden voorkwamen. Er wordt vaak op gewezen dat het ook in de middeleeuwen warm is geweest: van de negende tot de twaalfde eeuw heerste in Europa een opvallend warm klimaat. Zo kwamen er in onze streken wijngaarden voor. Groenland werd in de tiende eeuw door Vikingen ontdekt en gekoloniseerd (en kreeg zijn naam vanwege zijn groene landschappen), maar weer verlaten toen het opnieuw kouder werd. Over de oorzaak van die warme periode heerst discussie, maar het was zeker een natuurlijk verschijnsel.

Of het klimaat in de middeleeuwen even warm of warmer was dan nu, is nog maar de vraag (er zijn nu in Brabant opnieuw wijngaarden). Volgens het IPCC was de gemiddelde temperatuur van het noordelijk halfrond van de tweede helft van de 20ste eeuw zeer waarschijnlijk de hoogste in de laatste 500 jaar en waarschijnlijk de hoogste in 1300 jaar. Dat laatste wordt ondersteund door paleoklimaatstudies (gebaseerd op bijvoorbeeld jaarringen van bomen). Er is nogal wat gebakkeleid over de vraag hoe warm het in de middeleeuwen was en in hoeverre dit warme klimaat beperkt bleef tot bepaalde regio’s. In de poolstreken zouden we tot 124.000 jaar moeten teruggaan om temperaturen te vinden die gemiddeld hoger lagen dan nu. Hoe dan ook is er geen reden waarom die middeleeuwse opwarming dezelfde oorzaak zou moeten hebben als wat we nu meemaken. Het is niet omdat de middeleeuwse warmte een natuurlijke oorzaak had, dat dit het geval is voor de huidige opwarming.

Critici van de theorie over antropogene (door mensen veroorzaakte) opwarming menen vaak dat de zon op een of andere manier verantwoordelijk is voor een klimaatverandering. Niet onlogisch, omdat vrijwel alle warmte op aarde rechtstreeks of onrechtstreeks van de zon afkomstig is. Een geringe toename van energie-uitstraling van de zon zal zeker gevolgen hebben, maar zoiets zou gemakkelijk gemeten worden. Meer intrigerend is de zonneactiviteit, de aanwezigheid van zonnevlekken (relatief donkere vlekken op het oppervlak van de zon die gepaard gaan met sterke magnetische velden). Het aantal zonnevlekken varieert in perioden van ongeveer elf jaar en deze variatie gaat gepaard met magnetische stormen die tot op aarde merkbaar kunnen zijn, door het noorderlicht en storingen in de radiocommunicatie.

De Deen Henrik Svensmark stelde enkele jaren geleden een mechanisme van klimaatverandering onder invloed van de zonneactiviteit voor, dat er zeer schematisch als volgt uitziet. De kosmische straling bestaat uit elektrisch geladen deeltjes. Wanneer die vanuit de ruimte in de atmosfeer binnendringen, ioniseren ze atomen. Rond de aldus ontstane ionen condenseert zich waterdamp, waardoor wolken ontstaan. Kosmische straling is dus deels verantwoordelijk voor wolkenvorming. Anderzijds heeft de zonneactiviteit invloed op de kosmische straling die de aarde bereikt. Een hogere activiteit heeft een gevolg voor het magnetische veld van de aarde, zodat minder geladen deeltjes de atmosfeer kunnen doordringen. Volgens Svensmark heeft dat als gevolg dat er minder wolken worden gevormd. Minder wolken betekent dat er meer zonlicht het aardoppervlak bereikt (wolken kaatsen licht terug), en heeft dus opwarming als gevolg.  

Deze hypothese kan best kloppen, maar is nog niet bewezen. Over de factoren die een rol spelen bij wolkenvorming bestaat grote onzekerheid. Wel is onderzoek verricht naar een correlatie tussen zonneactiviteit en temperatuur. Dat leidde tot omstreden resultaten. Hoe dan ook is correlatie niet hetzelfde als causaliteit, zoals we weten.

Het grootste probleem met de hypothese van Svensmark is niet de hypothese zelf, maar het feit dat ze vanaf het begin is gepropageerd als dé alternatieve verklaring voor de opwarming van de aarde. Het is echter niet logisch te stellen dat het bestaan van een ander effect de rol van de broeikasgassen verwaarloosbaar maakt. Zoals gezegd zijn er meerdere oorzaken voor het toegenomen stralingsvermogen, maar daarvan is de toename van de broeikasgassen kwantitatief de belangrijkste. Bij sommige critici – ook in de GGCS – lijkt het echter alsof de hypothese van Svensmark wel de verklaring moet zijn, omdat het broeikaseffect het niet mag zijn…

Ontkenners

Er kunnen best kritische vragen worden gesteld bij de studies naar klimaatverandering, en zeker bij de onheilspellende berichten die in dat verband de media halen. Iets anders zijn de ‘klimaatskeptici’ die we beter ‘ontkenners’ zouden noemen, lieden die op vrijwel alle manieren de conclusies van het IPCC en soortgelijke organisaties bekampen.

Die ontkenners gaan niet erg genuanceerd te werk. Naast het bekampen van de stelling dat de toegenomen uitstoot van broeikasgassen iets met de opwarming te maken heeft – nog altijd de hoofdbrok van de kritiek – wordt soms ook de opwarming zelf in twijfel getrokken. Om er vaak aan toe te voegen dat die opwarming niet zo erg hoeft te zijn, of zelfs positieve gevolgen kan hebben.

Het is natuurlijk onzin te beweren dat de opwarming het einde van de mensheid zal betekenen, laat staan van het leven op aarde (de natuur heeft in het verleden meermalen klimaatcatastrofes gekend). Maar het bagatelliseren van de mogelijke gevolgen komt neer op struisvogelpolitiek. Zelfs een geringe stijging van het zeeniveau kan het aantal overstromingen merkbaar doen stijgen, met alle gevolgen vandien. Ook een stijging van de sterkte van tropische cyclonen zal zijn tol eisen. Naast de menselijke ellende zal de schade op een of andere wijze moeten worden betaald, door belastinggeld of door hogere verzekeringspremies. En dan hebben we het nog niet over de gevolgen van de mogelijk toegenomen droogte, in een wereld waar watervoorziening een steeds groter probleem wordt. Het gaat er niet om doemscenario’s te propageren, wel om rekening te houden met wat kan gebeuren. Verzekeringsmaatschappijen zijn nu al bijzonder geïnteresseerd in deze problematiek, net als de bouwers van dijken.

Je kan wel de vraag stellen of de gevolgen van de opwarming zo ernstig zijn dat ze de inspanningen rechtvaardigen die nodig zijn om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De Deen Bjorn Lomborg meent alvast van niet. Hij vindt het protocol van Kyoto moeite voor niets en meent dat men beter geld kan besteden om de gevolgen van de opwarming voor iedereen draaglijk te maken. Maar zijn mening wordt bijvoorbeeld niet gedeeld door specialisten van de Wereldbank. En hoe dan ook: Lomborg ontkent niet (meer) de opwarming en haar antropogene oorzaken. Dat is een andere houding dan die van de ontkenners.

Consensus

De ontkenners stellen ook de consensus over de klimaatkwestie in vraag. Het IPCC is in wezen een overlegstructuur van een groot aantal (2500) deskundigen uit de hele wereld, speciaal opgezet om een zo groot mogelijke consensus te bereiken over de te nemen conclusies. Af en toe zijn er berichten over een expert die het niet eens is, die uit het IPCC stapt of die zegt dat zijn naam ten onrechte onder een rapport wordt vermeld. Consensus is dan ook geen unanimiteit. Het streven naar consensus zorgt er voor dat de conclusies van het IPCC in feite zeer voorzichtig en behoudend zijn.

Overigens dateert die consensus niet van gisteren. Medio de jaren 1980 – nog voor het onderwerp op de politieke agenda stond – was de meerderheid van de klimatologen overtuigd dat de toename van het broeikaseffect tot een opwarming zou leiden. En het is geen toeval dat de kritiek op het IPCC-rapport meestal van niet-klimatologen komt.

Die consensus lijkt op een gezagsargument, en de ‘dissidenten’ vergelijken zich wel eens met Galilei. Toch speelt consensus een belangrijke rol in het wetenschapsproces. Zo heerst er al eeuwen een consensus onder sterrenkundigen om de astrologie als onzin te beschouwen, en dat is een bijzonder belangrijk argument. Een wetenschappelijke consensus groeit geleidelijk en heeft de neiging zich te versterken, zeker als een nieuwe generatie onderzoekers de oude verdringt (zoals Max Planck opmerkte, breekt een wetenschappelijke waarheid niet zozeer door omdat de tegenstanders ervan overtuigd geraken, maar veeleer omdat ze uitsterven). Bij de klimatologen is er al sinds medio de jaren 1980 een consensus dat de door de mensen veroorzaakte broeikasgassen tot een klimaatwijziging zouden leiden. Voeg daaraan toe dat heel wat academies van wetenschappen (ook de Vlaamse) en invloedrijke wetenschappelijke tijdschriften als Science en New Scientist duidelijk stelling in de klimaatkwestie genomen hebben. Als er sprake is van een collectieve dwaling, dan is het wel een zeer grote.

Complottheorieën

De ontkenners beschuldigen de aanhangers van de “opwarmingstheorie” regelmatig van slechte wil of van manipulatie. Niet zelden krijgen de beschuldigingen de vorm van een complottheorie. We geven er enkele.

Geld voor onderzoek verzekeren

Er zijn heel wat mensen betrokken bij de studie van de klimaatverandering en de gevolgen ervan. Volgens de GGCS zijn er honderdduizenden jobs in de wetenschap, de media en de overheid geschapen omwille van de klimaatkwestie. Ze vormen een soort apparaat dat zichzelf in stand houdt. Geld voor onderzoek komt gemakkelijker vrij als dat onderzoek aan klimaatverandering wordt gelinkt, zo heet het. Dat laatste klopt wellicht. De nieuwe Belgische zuidpoolbasis komt er, zo wordt er in de media voortdurend op gewezen, om de gevolgen van de klimaatverandering op Antarctica te bestuderen. Alsof de heren Hubert en Dansercoer zonder dit nobele doel niet op poolexpeditie zouden gaan… Maar verandert dat iets aan de kern van de zaak? Zijn de conclusies van het IPCC gemanipuleerd? Is het geloofwaardig dat de 2500 wetenschappers van het IPCC op grote schaal en systematisch onderzoeksresultaten kunnen manipuleren? Neen toch. Tenslotte kan alleen verder onderzoek meer duidelijkheid verschaffen over wat ons te wachten staat.  

Paniek zaaien om radicaal ecologisme te doen zegevieren

Dit is misschien nog het meest gegronde verwijt. Voor radicale milieubewegingen lijkt de klimaatkwestie een middel om aandacht te krijgen. Inderdaad overdrijven sommige milieuorganisaties en nemen ze het niet altijd even nauw met de waarheid. Greenpeace heeft het in het verleden wel eens moeilijk gehad om zijn ongelijk te bekennen. Dat betekent echter nog niet dat de klimatologie door ecofundamentalisten overheerst wordt. Het IPPC-rapport is geen radicaal manifest, het is zoals gezegd eerder voorzichtig en behoudend, precies omdat het het resultaat van een consensus is.
 

Linkse aanval op de vrijemarkteconomie

Nogal wat vroegere communisten en linkse extremisten zijn na het failliet van hun eigen ideologie naar de milieubeweging overgestapt om daar de antikapitalistische strijd op een andere manier te blijven voeren, zo beweren de ontkenners. Misschien is dat in sommige gevallen zo, maar behoort de grote meerderheid van de klimatologen tot deze categorie?

Het is enerzijds opmerkelijk dat een aantal zeer ‘ontkennende’ organisaties in de VS zich uitdrukkelijk verdedigers van de vrije markt noemen en waarschuwen dat de klimaathetze tot overdreven regulering van de economie kan leiden. Anderzijds was het precies Margaret Thatcher, de grote promotor van het harde kapitalisme, die als een van de eerste regeringsleiders wees op het klimaatprobleem, misschien omdat ze van opleiding scheikundige is (ontkenners beweren dat ze dit deed om de Britse mijnen te kunnen sluiten en kernenergie te promoten). Lang niet alle verdedigers van een vrije economie zijn tegen een beperking van de uitstoot van broeikasgassen. Multinationals als General Electric, Caterpillar en Du Pont de Nemours pleiten ervoor. Heel wat privé-bedrijven zijn bezig met het ontwikkelen van alternatieven. De ontwikkeling van alternatieven wordt big business. De oplossing van het klimaatprobleem zal wellicht langs een kapitalistische weg komen, misschien tot spijt van sommige milieu-extremisten.

Wereldregering, tegen Amerika

Extreem conservatieve groepen in de Verenigde Staten beweren dat de hele klimaathetze een poging is om de soevereiniteit van hun land te beperken en Amerika onder het gezag van de Verenigde Naties te plaatsen. Commentaar overbodig… (de fundamentalistische predikant Jeremy Falwell zag in de klimaathetze een complot van de duivel en was ervan overtuigd dat “God alles onder controle heeft”).

Neokolonialistisch complot

Anderzijds zien sommigen de beperkende klimaatmaatregelen als een poging van de rijke industrielanden om hun greep op de Derde Wereld nog te verstevigen. De ontwikkelingslanden kunnen daardoor hun natuurlijke rijkdommen niet meer gebruiken naar eigen behoeften. Ze zijn verplicht zich alternatieve technologieën aan te schaffen die hoofdzakelijk in de industrielanden worden ontwikkeld. De Braziliaanse meteoroloog Luiz Carlos Molion verkondigt die mening.[5] Hij vindt het schandalig dat Brazilië zijn eigen regenwouden niet zou mogen exploiteren.

Ook omgekeerd zijn er verdachtmakingen. Critici van de klimaattheorieën worden er regelmatig van beschuldigd uit de hand van bepaalde lobby’s te eten. Zoals bij alle complottheorieën is dat wat te eenvoudig. Wel is aangetoond dat de regering van George W. Bush systematisch geprobeerd heeft om overheidsrapporten over klimaatveranderingen “aan te passen”.  En het is geen geheim dat grote oliemaatschappijen, maar ook autoconstructeurs en staalbedrijven, zwaar lobbyen tegen eventuele klimaatmaatregelen. Daar is op zich niets ongehoords aan. Toch ging het Amerikaanse weekblad Newsweek onlangs tekeer tegen wat het de denial machine noemde, waarvan de actie vergeleken werd met de campagne van de tabaksindustrie om tegen te spreken dat roken gevaarlijk is voor de gezondheid. ExxonMobil heeft in de VS de laatste jaren 19 miljoen dollar gegeven aan organisaties die “zeer omstreden stellingen” over het klimaat verkondigden. Dezelfde oliemaatschappij – de grootste ter wereld – heeft een prijs van 10.000 dollar uitgeloofd aan wetenschappelijke publicaties die het laatste IPCC-rapport kunnen ontkrachten. De Royal Society (de Engelse academie van wetenschappen) heeft vorig jaar ExxonMobil opgeroepen om te stoppen met geld te geven aan “groepen die de wetenschappelijke consensus over klimaatverandering proberen te ondermijnen”.

Mijn conclusie is dan ook genuanceerd. Er heerst in de discussie over de klimaatverandering een grimmige, soms onverdraagzame sfeer. Tegelijk is de consensus over de opwarming van de aarde en haar antropogene oorzaak de laatste jaren alleen maar sterker geworden. De houding van de agressieve ontkenners doet soms denken aan die van de Holocaustontkenners of de creationisten: het is niet waar omdat het niet waar mag zijn.

Overigens lijkt de discussie een achterhoedegevecht te worden. De beweging om iets aan de opwarming te doen is ondertussen zo groot dat de tegenstanders meer en meer lijken te capituleren. En het gebruik van fossiele brandstoffen zullen we hoe dan ook moeten terugdringen, al was het maar omdat die in de toekomst schaarser – en dus duurder – zullen worden. De vraag is of de voorgestelde alternatieven wel zo goed zijn. Zo heeft de toegenomen vraag naar biobrandstoffen nefaste gevolgen voor de voedselproductie in de wereld. Dat is echter weer een ander verhaal.