De ontdekking van de okapi in de wouden van Kongo, nu een goede eeuw geleden, was een totale verrassing voor de dierkunde. Waarom zouden er dan geen andere onbekende wezens in de oerwouden verscholen zitten? Onlangs nog werd een complete reuzeninktvis opgevist, wat bewijst dat er waarheid zat in verhalen over kraken en andere zeemonsters. Waarom zouden de getuigenissen over het monster van Loch Ness of de Yeti onjuist zijn? De kans op buitenaards leven is niet nul en het heelal is zo groot. Waarom zouden er dan geen buitenaardse beschavingen bestaan die ons een bezoek brengen? Er zijn de afgelopen eeuw zoveel verschillende stralingen ontdekt. Waarom zouden er dan geen nog onbekende aardstralen bestaan en waarom zou een onbekende straling geen verklaring vormen voor astrologische invloed? Waarom niet? Niets is toch onmogelijk, niet?
Wat moet een skepticus van zulke argumenten denken? Merk vooreerst de vragende vorm op die steeds terugkeert: waarom zou het niet kunnen? Eigenlijk is het een retorische vraag: ze lijkt te impliceren dat het wèl kan. De bal wordt hoe dan ook in het andere kamp gelegd: de tegenstander wordt uitgedaagd aan te tonen dat de bewering onmogelijk is. En dat is niet eerlijk, zouden wij zeggen: wie iets beweert, moet zelf met bewijzen voor de dag komen. Zo’n standpunt kan worden verketterd als “positivisme”, maar zo werkt de wetenschap nu eenmaal. En men vertrekt altijd vanuit de bestaande wetenschappelijke kennis, wetende dat die kennis wellicht (of zeker) onvolledig is.
Maar onvolledig of onvolmaakt wil nog niet zeggen relatief of willekeurig. We kunnen op basis van wat we weten - en dat is al heel veel - een redelijk beeld geven van wat al dan niet mogelijk is.
Iets kan logisch onmogelijk zijn. We kunnen bijvoorbeeld niet tegelijk levend en dood zijn, want dood zijn betekent dat men niet in leven is (daarom is de vraag of zoiets als “leven na de dood” bestaat zinledig). Dan zijn er heel wat fysische onmogelijkheden. De ondoordringbaarheid van de materie leert ons dat het niet mogelijk is door muren te lopen (zonder er tenminste een gat in te maken). Door de beperkte relativiteitstheorie weten we dat we ons onmogelijk sneller kunnen verplaatsen dan het licht, wat betekent dat toekomstige interstellaire reizen wellicht heel lang zullen duren. Misschien is het mogelijk grote afstanden in het universum af te leggen via “achterpoortjes” of wormgaten in de ruimte, maar dat verandert in wezen niets aan deze onmogelijkheid. De natuurwetten leren ons ook dat er geen insekten of spinnen met afmetingen van verscheidene meters kunnen bestaan, ondanks de griezelfilms daarover. Zulke monsters zouden vanwege hun gewicht niet op hun poten kunnen staan en bovendien niet kunnen ademen (er zijn ontelbaar veel soorten insekten in de natuur, maar ze worden nooit groter dan enkele tientallen centimeter). Anderzijds is een inktvis van tien meter niet in strijd met de natuurwetten, net zo min als een walvis van dertig meter: in het water kan een dier niet onder zijn eigen gewicht ineenzakken.
Dan zijn er technische onmogelijkheden. Iets wat op papier wel kan, is niet zomaar in de praktijk te realiseren. Zo kunnen we vandaag onmogelijk een bemande vlucht naar een ander planetenstelsel sturen, zelfs al is dat in principe perfect mogelijk. Daarvoor moeten er nog te veel technische problemen worden opgelost (en “technisch” is hier ruim genomen: het komt er immers op aan een ruimtereis te maken die meerdere eeuwen zal duren; een bemande vlucht naar Mars, die enkele jaren zal duren, lijkt voor de bemanning al psychologisch moeilijk). En tenslotte zijn er nog economische onmogelijkheden: sommige projecten - ook de interstellaire ruimtevlucht - zijn te duur of te zwaar voor één land, of misschien zelfs voor de gehele mensheid. Zelfs al zouden we enorme inspanningen leveren om dit te bereiken (zoals in oorlogstijd), dan nog kunnen we niet realiseren wat we willen, al was het maar omdat onze energie- en grondstofvoorraden niet onbeperkt zijn.
Er zijn dus vele soorten onmogelijkheden. De ene is absoluter dan de ander. Logische onmogelijkheden zijn de meest absolute. Zo is het logisch onmogelijk dat alles tegelijk waar is. Als Jan de vader is van Paul dan kan Piet de vader van Paul niet zijn. Daar zouden sommige pseudo-wetenschappers eens goed over moeten nadenken. Er bestaan ontelbare alternatieve geneeswijzen, die bijna elk een eigen theorie of “filosofie” over lichaam en gezondheid hebben. Die zijn niet alleen vaak onverenigbaar met de medische wetenschap, maar misschien nog meer met elkaar. De verklaring en remedie die een acupuncturist heeft voor een bepaalde kwaal is anders dan die van een homeopaat of van een antroposofische genezer, wat men er ook van moge denken. Het minste wat men kan erkennen is dat deze geneeswijzen onmogelijk allemaal waar kunnen zijn.
Maar we hadden het niet alleen over onmogelijke beweringen, maar ook over extreem onwaarschijnlijke. Voor de critici van de “gevestigde” wetenschap lijkt dat nog minder een hinderpaal. Wat onwaarschijnlijk is, is nog altijd mogelijk. Ik vrees dat ze de precieze betekenis van “onwaarschijnlijk” niet goed begrijpen. Het is nu eenmaal zo dat we in de wetenschap - en heus niet alleen daar - voortdurend de meest waarschijnlijke verklaring, oplossing of mogelijkheid kiezen, ook al zijn er vele andere mogelijkheden. Als ik regelmatig de metro neem, is het omdat ik het hoogst onwaarschijnlijk acht dat ik in de metro word vermoord, ook al is dit niet onmogelijk! Extreme onwaarschijnlijkheden sluiten we voortdurend uit.
Niet alleen de wetenschap, maar ook het gezond verstand dwingt ons te kiezen voor verklaringen die het meest waarschijnlijk zijn (wat dat ook precies moge betekenen). In de pseudo-wetenschap verkiest men evenwel de verklaring waarin men het liefst gelooft. En dat moet zeker niet de meest waarschijnlijke verklaring zijn. Er zijn honderden gevallen bekend van mensen die beweerden een vreemd ruimtetuig te hebben gezien terwijl met zekerheid kon worden aangeduid dat het om een heldere planeet, een vliegtuig e.d. ging. Voor veel van die waarnemers is het psychologisch moeilijk te verteren dat ze zich vergist hebben, dus verkiezen ze te geloven dat ze door buitenaardse wezens zijn benaderd. Maar wat is de meest waarschijnlijke verklaring?
De meeste pseudo-wetenschappelijke beweringen overleven dat criterium niet, ook al zijn ze niet “onmogelijk”. Het is in principe mogelijk dat er een reusachtig prehistorisch waterdier in een meer als Loch Ness is blijven overleven, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat het precies op die plaats miljoenen jaren heeft kunnen overleven, terwijl het elders blijkbaar al lang uitgestorven is. Nog veel onwaarschijnlijker is het dat, als dat monster inderdaad bestaat, er nog altijd geen duidelijk bewijs voor is gevonden. Zeker nu al duizenden, wellicht miljoenen mensen naar Loch Ness zijn gereisd om toch maar eens dat monster te zien. De vergelijking met de reuzeninktvis gaat niet op. Dit laatste dier leeft op grote diepten in afgelegen poolzeeën; bovendien waren er al heel wat aanwijzingen voor zijn bestaan, zodat het in de zoölogie al een officiële naam en beschrijving had gekregen.
Maar de grote kunst van de geoefende pseudo-wetenschapper is het opstapelen van onwaarschijnlijkheden. Stel, A is een onwaarschijnlijke hypothese. Maar zou A niet kunnen? En als A waar is, dan zou B misschien toch ook kunnen? En zouden we ons niet kunnen voorstellen dat C kan? Dat is toch allemaal niet onmogelijk? Zo krijg je een rij van onwaarschijnlijke veronderstellingen, die tot de conclusie komt die de pseudo-wetenschapper wilde hebben. Bijvoorbeeld dat buitenaardse wezens hier de eerste mensen hebben gemaakt na seksuele omgang met apen, of dat ze verantwoordelijk zijn voor allerlei oude bouwwerken. Een man als Erich von Däniken kon hele pagina’s met dat soort redeneringen volschrijven. Om op het einde de indruk te geven dat zijn verklaring de meest overtuigende is. En dat is ze nu net niet!
© Tim Trachet. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd en/-of verspreid zonder schriftelijke toestemming of naamsvermelding van de auteur.