Winston Churchill zei ooit over iemand van wie beweerd werd dat hij zeer bescheiden was, dat hij verschillende redenen had om bescheiden te zijn. Isaac Asimov stond bekend als zeer onbescheiden - hij had een adreskaartje dat als beroep natural resource aangaf - maar daar had hij dan ook het volste recht toe. Geboren in 1920, in Petrovichi, Rusland, migreerde hij als peuter samen met zijn ouders en zuster naar de Verenigde Staten. Ze nestelden zich in de joodse gemeenschap in Brooklyn, waar ze een kruidenierswinkeltje openden. Asimov moest als kind reeds dagelijks helpen in de winkel, wat ongetwijfeld heeft bijgedragen tot zijn onvermogen om een dag niet te werken. Hij studeerde chemie, en werd professor biochemie aan de universiteit van Boston. Toen zijn literair succes voldoende groot was om er van te kunnen leven, nam hij ontslag aan de universiteit om zich voltijds te wijden aan het schrijven. En voltijds, betekent hier wel degelijk voltijds. De man schreef dagelijks, zeven dagen op zeven, van 's ochtends tot 's avonds. Dat resulteerde in net geen vijfhonderd boeken, waarin de meest uiteenlopende onderwerpen worden behandeld.
Bij het grote publiek is hij vooral bekend als science fiction auteur, het genre waarin hij reeds op jonge leeftijd beroemd werd, vooral met de publicatie van zijn Foundation trilogie. Maar het overgrote deel van zijn werk behandelt wetenschap. Hij schreef verschillende overzichtswerken, waarvan Asimov's Guide to Science wellicht het meest succesvol is wat betreft verspreiding. Verder publiceerde hij enkele honderden boeken over wiskunde, astronomie, geologie, scheikunde, biochemie, fysica en biologie. Sommige daarvan zijn honderden pagina's dik, bijvoorbeeld zijn Understanding Physics, of zijn boeken over het menselijk lichaam en het menselijk brein. Maar hij schreef ook werken van meer bescheiden omvang, ondermeer een serie boekjes over wetenschap voor kinderen. Overigens is dit misschien wel de allerbelangrijkste vorm van wetenschapspopularisatie, en wordt het tijd dat een Vlaamse of Nederlandse uitgever Asimovs tientallen boekjes voor het jonge publiek vertaalt en op de markt brengt.
Tussendoor slaagde hij er in om enkele omvangrijke historische werken te publiceren, zoals een Chronology of Science and Technology, en zelfs een boek getiteld Asimov's Chronology of the World. Alsof dit alles niet genoeg is, schreef hij een Guide to Shakespeare, waarin alle toneelstukken van de bard worden geanalyseerd; een Guide to the Bible, waarin hij de bijbelse verhalen in hun historische context plaatst; enkele humoristische en satirische werken en, voor iemand die voortdurend zat te schrijven en bijgevolg niet zo geweldig veel heeft meegemaakt, een merkwaardig dikke, tweedelige autobiografie. Mijn overzicht is verre van volledig, maar als ik in dit artikel nog wat meer kwijtwil dan enkel een opsomming van Asimovs werk, moet ik zo stilaan naar een ander thema overgaan. Wie een lijst wil, kan die achteraan I, Asimov. A Memoir vinden, dat een aanvulling is bij zijn autobiografie. Hij werkte het boek af aan het einde van zijn leven, en het werd na zijn dood gepubliceerd.
Ik mag evenwel niet nalaten te vermelden dat enkele jaren na zijn dood nóg een boek gepubliceerd is, een selectie uit zijn brieven, samengesteld door Stanley Asimov, Isaacs jongere broer die in de Verenigde Staten werd geboren. Het kostte Stanley Asimov een jaar om de brieven van zijn broer te lezen. Hij schreef er naar schatting negentigduizend, het merendeel als antwoord op de massa fanmail die hij dagelijks ontving. In zijn voorwoord bij het brievenboek schrijft Stanley dat Isaac honderd boeken meer had kunnen produceren, mocht hij aan zijn correspondentie niet zoveel tijd hebben besteed.
Ik neem aan dat het ondertussen duidelijk is dat het meest opvallende aan Asimovs werk de enorme omvang ervan is. Maar het tweede, veel belangrijker dan het eerste, is Asimovs onovertroffen helderheid. In de twintigste eeuw schreef niemand met dezelfde luciditeit over wetenschap. Neem om het even welke van zijn tientallen essaybundels ter hand, en je merkt dat alle teksten beginnen met een persoonlijke anekdote, die reeds aangeeft waarover het essay zal gaan. Vervolgens pakt hij het onderwerp historisch aan, waarbij telkens duidelijk wordt gemaakt wat het probleem was waarmee men in het verleden werd geconfronteerd. Tenslotte wordt uitgelegd wat de huidige wetenschap ons leert over het onderwerp. Wie Asimovs boeken over wetenschap leest, leert wetenschap kennen als een probleemoplossende activiteit en krijgt inzicht in de geschiedenis van de manier waarop men het probleem formuleerde en aanpakte. Kortom, je leert niet enkel iets over de mogelijke oplossingen op zich, maar ook hoe ze ontwikkeld zijn. Nog anders geformuleerd: Asimov geeft inzicht in de wetenschappelijke methode, wat de lezer het vermogen bijbrengt om zelfstandig na te denken over het verschil tussen betrouwbare en onbetrouwbare kennis en informatie. Dat maakt hem voor mij tot één der grootste sceptici van de twintigste eeuw. Het ideaal zou zijn dat wetenschapsvoorlichting en-onderwijs zo goed is uitgebouwd, dat gespecialiseerde sceptische literatuur vrijwel overbodig wordt. In Asimovs Understanding Physics bijvoorbeeld, wordt met geen woord gerept over telekinese. Maar wie het boek goed leest - en het is nagenoeg onmogelijk om dat niet te doen, dankzij Asimovs stijl en kennis van het onderwerp - weet dat telekinese met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet kan bestaan. Men hoeft niet langer een sceptische tekst te lezen waarin wordt duidelijk gemaakt waarom men telekinese, en analoge 'krachten', naar het rijk der fabelen kan verwijzen. Wie zijn werk over biologie leest, kent meteen ook de argumenten tegen het creationisme, ook al gaat het in die werken niet daarover. Wie zijn scheikundige essays leest, ontwikkelt spontaan een sceptische reflex tegenover bijvoorbeeld homeopathie. Enzovoort. Ik denk dat dit één van de redenen is waarom Marvin Minsky, één van de pioniers van het onderzoek naar artificiële intelligentie, beweerde dat Asimov meer gedaan heeft voor de wetenschap dan twintig universiteiten samen.
Maar los van dit alles heeft Asimov ook typisch sceptische stukken neergepend. Niet voor niets heeft Skeptical Inquirer een heel nummer aan hem gewijd na zijn dood (jaargang 17, nr. 1, 1992). De bijdragen gaan over Asimovs vermogen om wetenschap uit te leggen, maar ook over zijn scepticisme, zijn humanisme, rationalisme, en zijn gevoel voor humor. Martin Gardner schreef dat geen enkele moderne schrijver meer heeft gedaan dan Asimov om mensen van om het even welke leeftijd het wonderlijke van de wetenschap bij te brengen en om de wetenschappelijke ongeletterdheid, die elk jaar toeneemt, te bestrijden. Arthur C. Clarke drukt zijn waardering uit als volgt: "We hebben Asimov verloren op het moment dat we hem het meest nodig hebben. Hij stond voor kennis tegenover bijgeloof, tolerantie tegenover onverdraagzaamheid, vriendelijkheid tegenover wreedheid en, bovenal, vrede tegenover oorlog. Hij was één van de krachtigste stemmen tegen de new age- idiotie en de fundamentalistische fanatici, die momenteel een grotere bedreiging vormen voor de V.S. dan het zogenaamde gevaar van het communisme dat ooit was". Clarke en Asimov waren levenslang vrienden en rivalen, zowel als (veel)schrijvers van wetenschapspopulariserende boeken als van science fiction. In zijn onlangs gepubliceerde Greetings, carbon-based bipeds!, een selectie uit de talrijke essays die Clarke geschreven heeft, staat een anekdote die ik te geestig vind om hier niet aan te halen. Clarkes literaire agent Scott Meredith kreeg een telefoontje van Asimov. De conversatie verliep, tenminste volgens Clarke, als volgt: "Scott", zei Asimov met een stem waarin de wanhoop doorklonk, "ik lig slechts honderdvijftig boeken voor op Arthur; hij is me aan het inhalen. Als je erin slaagt om hem wat in te tomen, geef ik je de rechten op mijn Asimov's Guide to Cricket, uiteraard zonder het geld van de verfilming". Scott Meredith antwoordde: "Geef me er de rechten bij van de geïllustreerde versie van de kama sutra in braille waaraan je werkt, en we hebben een deal". Asimov ging akkoord.
Ik heb niet echt geteld, maar ik schat dat ik de gelukkige bezitter ben van een honderdtal van Asimovs boeken. Een beetje science fiction, maar voor het merendeel wetenschap. Mijn voorkeur uitdrukken voor één boek is moeilijk, maar aangezien de invalshoek van dit artikel Asimovs scepticisme is, moet ik zeker zijn The Roving Mind vermelden. Asimov draagt het boek aan CSICOP op: "To the good people of the Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal, an island of sanity in a sea of nonsense", wat ik maar onvertaald laat (Asimov was overigens één van de founding fellows van CSICOP). Het boek bevat een collectie korte teksten, waarvan het merendeel zoals gewoonlijk over wetenschap gaat. Verschillende essays behandelen evenwel pseudowetenschappelijke thema's, in het bijzonder het creationisme. Door andere auteurs is meer uitvoerig over het creationisme geschreven, maar slechts enkelen zijn in staat om met zo weinig woorden zo vernietigend te werk te gaan. In het essay The army of the night bespreekt Asimov de belangrijkste 'argumenten' die de creationisten ter beschikking hebben. Eén voor één worden ze, telkens in enkele korte paragrafen, naar de prullenmand verwezen. In andere teksten komt de rol van de Moral Majority aan bod, de desastreuze invloed van Ronald Reagan op het wetenschapsonderwijs, de oneerlijke tactieken die creationisten gebruiken om ongeïnformeerde mensen te overtuigen van de letterlijke waarheid van het boek Genesis, en de perfiditeit waarmee ze met wetenschappers in discussie gaan. Don't you believe, een tekst die eveneens in The Roving Mind is opgenomen, gaat over telepathie. Hij begint als volgt: "Eén van de lasten die een bekende science fiction schrijver dragen moet, is dat ongesofisticeerde mensen in de veronderstelling leven dat je lichtgelovig bent. Ze vluchten naar je toe om te ontkomen aan de harde en sceptische wereld. Hecht je geen geloof aan vliegende schotels?, vragen ze me - aan telepathie? - aan astronauten in de oudheid? - aan de Bermuda driehoek? - leven na de dood? Neen, antwoord ik. Neen, neen, neen, neen, en opnieuw neen. Onlangs vroeg me iemand, wanhopig geworden door mijn vasthoudende ontkenningen, of ik dan helemaal in niets geloof? Zeker, zei ik. Ik geloof in bewijzen. Ik vertrouw in observatie, meten en redeneren, bevestigd door onafhankelijke waarnemers. Ik geloof in om het even wat, hoe wild en hoe belachelijk het ook mag lijken, als er hard bewijs voor is. Maar hoe wilder en belachelijker iets is, hoe sterker en overtuigender het bewijs ervoor moet zijn".
Een ander artikel in hetzelfde boek, Open Mind?, behandelt kort maar krachtig het verwijt van dogmatisme dat wetenschappers - en sceptici - vaak naar het hoofd geslingerd krijgen. Ik citeer enkele passussen: Het is momenteel in de mode om wetenschappers ervan te beschuldigen dat ze dogmatisch zijn. Als een wetenschapper zijn vertrouwen uitdrukt in een bepaalde wetenschappelijke conclusie, en duidelijk maakt dat hij van mening is dat andere visies domweg fout zijn, wijzen tegenstanders er onmiddellijk op dat hij geen open mind heeft. Die tegenstanders, uiteraard, zijn er fanatiek van overtuigd dat hun visie correct is, en zien nooit redenen om hun opvattingen aan te passen. Zij zijn immers geen wetenschappers, en hoeven bijgevolg geen open mind te hebben. Het gevolg is dat het merendeel der wetenschappers aarzelt om kritiek uit te brengen op de onzin die de Amerikaanse samenleving overspoelt, uit schrik om als dogmatisch en enggeestig te worden beschouwd. Ze hullen zich in stilzwijgen tegenover astrologische fabels, piramidensprookjes, Bermuda driehoek-mythen, UFO mania, Velikovsky-kronkels, creationistische nonsens, enzovoort. Aangezien ik tot de wetenschappers behoor die zonder aarzelen al die onzin aanvallen, en dit zo krachtig als maar kan, word ik er zo nu en dan van beschuldigd te overdrijven en te 'overreageren'. Gewoonlijk vraag ik dan aan deze bangeriken of ze het lef hebben om hetzelfde te zeggen tegen mijn tegenstanders. (...) Er zijn zelfs mensen die geloven dat de aarde plat is. Ik heb het niet over primitieve mensen die zonder verder nadenken geloven wat ze met hun eigen ogen zien, maar over Amerikanen en Europeanen die onderwijs hebben gehad en die, blijkbaar in volle ernst, beweren dat alle bewijzen die aantonen dat de aarde niet plat is, ofwel fout zijn, ofwel slecht zijn geïnterpreteerd. De observaties van astronauten, en de camerabeelden, noemen ze 'vervalst'. Hoe moet ik deze mensen benaderen? Met respect? Zal ik hen een compromis aanbieden? Zal ik zeggen dat de wetenschappelijke openheid van geest me ertoe brengt om ermee in te stemmen dat de aarde inderdaad misschien wel plat is, of tenminste toch een beetje plat? Is dat de manier waarop ik moet vermijden om te overdrijven en te 'overreageren'? Nooit! En dat geldt ook voor alle andere vormen van onzin. Ik ben van mening dat sommige opvattingen onzin zijn, en ik ben niet van plan dat te verzwijgen. Andere sceptische teksten zijn verspreid over tientallen essaybundels. Ik heb boeken van Asimov waarin de onwaarschijnlijkheid wordt aangetoond van het verkrijgen van energie door koude fusie; idem voor de constructie van een perpetuum mobile, van de effectiviteit van homeopathie, van astrologie, enzovoort.
Vermeldenswaard is ook dat Asimov midden de jaren tachtig president werd van de American Humanist Association. Kort daarvoor, in 1984, werd hij verkozen tot Humanist of the Year. Eerdere laureaten waren ondermeer Julian Huxley, B.F. Skinner, Andrei Sakharov en Carl Sagan. Asimov heeft het nooit onder stoelen of banken gestoken dat hij atheïst was, wat hem, gegeven het religieuze klimaat van de Verenigde Staten, veel lezers heeft gekost. In een brief uit 1990 schreef hij: Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik ongelovig ben. Ik heb zo het idee dat, mocht God bestaan, hij zijn job zo slecht uitvoert dat hij het niet waard is dat er over hem gediscussieerd wordt. In dit verband geef ik nog een citaat over het fundamentalisme en creationisme, uit een artikel in de Canadian Atheist Newsletter, 1994: Stel je de mensen voor die de mythen letterlijk nemen, en die niet beschaamd zijn om alles wat door klaar denkende mensen ontdekt is in de eeuwen na het ontstaan van de bijbel, totaal naast zich neer te leggen. Het zijn die onwetenden, mensen die geen verbeelding hebben en niet in staat zijn tot rationeel denken, die zichzelf in de positie van gidsen en leiders willen zien. Ze willen hun kinderlijk geloof aan ons opdringen en het beheer van onze scholen, bibliotheken en huizen in handen nemen. Persoonlijk stemt dit me erg bitter.
Een laatste thema dat ik hier kort wil bespreken is Asimovs merkwaardige relatie met John Campbell. Asimov heeft, enerzijds, levenslang zijn respect betoond tegenover Campbell, die in 1938 hoofredacteur werd van het tijdschrift Astounding Stories, en de naam veranderde in Astounding Science Fiction. Het is aan dit tijdschrift, en aan Campbells energieke persoonlijkheid, te danken dat Asimov carrière kon maken als science fiction schrijver. Campbell had een instinct om jonge, beginnende schrijvers met veel potentieel te ontdekken en gaf hen een kans om te publiceren. Specialisten erkennen algemeen dat Campbell de man is die science fiction, als literair genre, tot bij het grote publiek heeft gebracht. Maar anderzijds had Campbell een fascinatie voor pseudowetenschap, die de vriendschap tussen hem en Asimov ernstig vertroebelde. Campbell hechtte geloof aan vliegende schotels, ESP, dianetics, en aan 'machines' die waren ontworpen op basis van pseudowetenschap. In een essay getiteld The Radiation That Wasn't, beschrijft Asimov op ironische wijze Campbells geloof in de zogenaamde 'Hieronymus machine', die blijkbaar een zekere populariteit had in de jaren vijftig. Wat de machine precies wordt verondersteld te kunnen doen, is me niet duidelijk geworden (ze wordt nog steeds te koop aangeboden op het internet, maar behalve dat ze 'psychische krachten' opwekt heb ik er niet meer informatie over gevonden). Hoe dan ook, Campbell was in het bezit van een Hieronymus machine, en poogde Asimov, waarvan hij wist dat hij een scepticus was, te overtuigen van de werking van het tuig. Campbell vroeg Asimov om aan een wijzer te draaien, waarna het oppervlak van de machine kleverig zou worden. Asimov schrijft: Ik deed mijn best om iets te voelen dat aandeed als kleverig, maar voelde niets. Mijn handen begonnen te zweten, omdat ik zenuwachtig werd en me oncomfortabel voelde, en als gevolg daarvan werd het oppervlak niet kleverig maar integendeel, glibberig. Campbell vroeg me of ik enige kleverigheid gewaar werd. Ik zei in alle eerlijkheid dat het in plaats van kleverig slipperig aanvoelde. Waarop Campbell, met een zucht van diepe bevrediging, zei: 'Aha, negatieve kleverigheid'. In zijn uitvoerige briefwisseling met Campbell maakte Asimov voortdurend duidelijk hoe hij tegenover Campbells lichtgelovigheid aankeek. Zo bijvoorbeeld in een brief uit 1964: Ik denk, John, dat je als science fiction uitgever een genie bent, en als menselijk persoon ben je een dierbare vriend van me. Maar wat betreft het geloof dat je aan de Hieronymus machine en andere onzin hecht, ben je een quack.
Hoewel Asimov ondertussen reeds acht jaar overleden is, blijven de meeste van zijn boeken lezenswaardig. Veel van zijn werk is overigens nog steeds verkrijgbaar. Toen ik bij een elektronische boekhandel de term 'Asimov' intypte, kreeg ik 1170 verwijzingen. Zijn belang als wetenschapspopularisator en scepticus kan moeilijk worden overschat. Ik geef het laatste woord, uiteraard, aan hem. In zijn essay The Perennial Fringe, dat uitsluitend over pseudowetenschap gaat, stelt hij zich ogenschijnlijk mild op. Hij wijst erop dat het geloof in pseudowetenschap mensen troost en een geruststellend gevoel kan geven; het kan de angst voor ziekte, lijden en de dood verminderen. Hij schrijft: Onderzoek om het even welke pseudowetenschap en je vindt een knuffelpop, een duim om op te zuigen, een rok om zich aan vast te houden. Wat kan wetenschap daartegenover stellen? Onzekerheid! Onveiligheid! Wetenschappers hebben slechts één zekerheid, namelijk dat de wetenschappelijke methode tot de meest betrouwbare kennis leidt. Niettemin blijft wetenschappelijke kennis steeds onzeker; de conclusies zijn slechts tijdelijk. Pseudowetenschap daarentegen stelt zich geen methodologische vragen, en meent dat de conclusies die ze aanbiedt absoluut betrouwbaar zijn. Dat zal altijd zo zijn, gegeven de diepe nood van mensen aan zogenaamde zekerheden, aldus Asimov. Maar dat betekent niet dat we ons bij deze situatie moeten neerleggen. Er is steeds de nieuwe, opgroeiende generatie. Elk kind, elk nieuw brein, is een mogelijk domein waarin rationeel denken kan wortel schieten. Daarom moeten we het redelijk denken blijven steunen en verspreiden, niet in de hoop dat we twijfel zullen zaaien onder overtuigde aanhangers van pseudowetenschappen - dat is nagenoeg onmogelijk - maar om nieuwe en vruchtbare geesten kennis en het vermogen om kritisch na te denken bij te brengen. Met een verwijzing naar de groeiende macht van het creationisme in de Verenigde Staten, roept Asimov op tot verzet tegen de 'fringers' en irrationalisten die politiek actief zijn. Aangezien ze de rede niet als wapen hebben, kunnen we verwachten dat ze andere middelen zullen gebruiken om het wetenschappelijk denken te bestrijden. En dat, schrijft Asimov, must we fight to the death.
Prof. Dr. Johan Braeckman (RUG)
Zeer selectieve bibliografie
Understanding Physics (Bracken Books, London, 1966)
Science Past - Science Future (Ace Books, 1975)
In Memory Yet Green (Doubleday, 1979, volume 1 van zijn autobiografie)
In Joy Still Felt (Doubleday, 1980, volume 2 van zijn autobiografie)
Asimov's Guide to the Bible (Wings Books, 1981)
Asimov's Biographical Encyclopedia of Science and Technology (Doubleday, herziene editie 1982)
The Edge of Tomorrow (Tom Doherty Associates, 1985)
Far as Human Eye Could See (Pinaccle Books, 1987)
Asimov's New Guide to Science (Penguin Books, 1987)
The Relativity of Wrong (Pinnacle Books, 1988)
Asimov on Science. A 30 Year Retrospective (Pinaccle Books, 1989)
Out on the Everywhere (Pinaccle Books, 1990)
The Secret of the Universe (Oxford University Press, 1992)
Isaac Asimov's Book of Facts (Hastings House, 1992)
I, Asimov. A Memoir (Doubleday, 1994)
Yours, Isaac Asimov. A lifetime of Letters (Doubleday, 1995, samengesteld door Stanley Asimov)
The Roving Mind (Prometheus Books, 1997, oorspronkelijke editie 1983, met een voorwoord van Paul Kurtz)
Isaac Asimov op internet: Isaac Asimov Home Page