De Europese Raad van Skeptische Organisaties (ECSO), die sinds zijn oprichting in 1994 beslist waar de congressen plaatsvinden, had zich voor het eerst rechtstreeks met de organisatie beziggehouden. Over programma en sprekers werd grotendeels beslist door het bestuur van de ECSO tijdens online vergaderingen.
De praktische organisatie was in handen van de Duitse skeptische vereniging GWUP (Gesellschaft zur wissenschaftlichen Untersuchung von Parawissenschaften). Oostenrijk heeft inderdaad geen eigen skeptische organisatie en de meeste Oostenrijkse skeptici zijn lid van het GWUP (dat geldt trouwens ook voor de Duitstalige Zwitsers). Het GWUP, nog altijd onder leiding van Amardeo Sarma, heeft trouwens een actieve regionale groep in Wenen. Die ontving ons de eerste avond in de kelder van een Weens café om ons op een heuse skeptische quiz te trakteren.
De positie van Wenen zorgde ook voor een andere geografische samenstelling van de congresdeelnemers. Behalve uiteraard Oostenrijkers en Duitsers waren er relatief veel Zwitsers, plus nogal wat Hongaren, Tsjechen en Italianen. West-Europese landen waren slecht vertegenwoordigd, op Frankrijk misschien na. Zelf was ik de enige Belg, wat nog niet vaak is voorgekomen. Op de sprekers na waren er zo goed als geen Britten, want zelfs de trouwe bezoeker en SKEPP-erelid Michael Heap was wegens ziekte afwezig.
Het congres zelf vond plaats in het Billrothhaus, zetel van de prestigieuze Weense artsenvereniging, met een unieke vergaderzaal en koffiepauzes in de prachtige leeszaal van de bibliotheek (zie onderaan dit artikel).
Het congres begon met een panelgesprek over The Skeptical Movement in Europe. Die formule was op de Europese gesprekken nog niet eerder gebruikt. Het was leuk om dit mee te maken, maar ook niet meer dan dat.
Het congres werd helemaal overheerst door de actualiteit, die meer klassieke skeptische thema’s wat naar de achtergrond drong. SKEPP heeft op dat punt ooit het voorbeeld gegeven: tijdens het Congres van Oostende (1995), waar de ECSO werd opgericht, werd voor het eerst over het milieu gepraat.
Elisa Palazzi, een klimatologe van de universiteit van Turijn had het over onzekerheid in de voorspellingen van klimaatverandering en de manier waarop dat wordt gecommuniceerd. Ze legde uit dat elk klimaatmodel tot onzekere voorspellingen leidt, maar dat die onzekerheden wel goed worden ingecalculeerd, zodat men daar bij projecties voor de toekomst rekening kan houden met vrij nauwkeurige voorspellingen als resultaat.
Veel aandacht was er voor de lezing van Georg Steinhauser, een Oostenrijks expert in stralingsveiligheid, over de gevaren bij kernrampen. Hij benadrukte dat de gevolgen van de kernramp van Fukushima (2011) fel zijn overschat. Fukushima is officieel met Tsjernobyl (1986) geklasseerd bij de twee grootste catastrofes met kernreactoren. Volgens Steinhauser ten onrechte, en om politieke redenen. Er zijn immers - in tegenstelling tot Tsjernobyl - in Fukushima geen doden gevallen (door de kernramp zelf, wel te verstaan, want de aardbeving en de bijkomende tsunami die de kerncentrale beschadigden, kostten wel meer dan 15.000 mensenlevens!). Steinhauser toonde aan dat de straling er altijd veel lager lag dan in Tsjernobyl . Meldingen van ziektegevallen als gevolg van de radioactiviteit blijken betwistbaar te zijn. Ook de besmetting van vlees en groente uit de streek van Fukushima was na korte tijd verwaarloosbaar laag. Een extreem voorbeeld is rijst: elke in Japan geproduceerde zak rijst (en dat zijn er zo’n 10 miljoen per jaar!) werd nog jaren na de ramp op straling gecontroleerd. In 2012 waren er 71 zakken rijst boven de stralingslimiet, vanaf 2014 geen enkele meer. Anderzijds is het zeker dat de massale verhuizing van de bevolking uit de streek enkele doden heeft veroorzaakt. Steinhauser vindt dan ook dat we de gevaren van radioactiviteit in het algemeen overschatten. Hij merkt op dat de evolutie er niet voor gezorgd heeft dat mensen - en andere dieren-– organen hebben om ioniserende straling te detecteren en dat dit ons eigenlijk gerust moet stellen.
Op deze zitting was er ook de lezing van de jonge Hongaarse viroloog Gábor Kemenesi, een briljant onderzoeker in de overdracht van virussen van mensen op dieren. Hij had het over de invloed van het klimaat en de globalisering rond de verspreiding van epidemieën. Er zijn duidelijke gelijkenissen met epidemieën in het verleden. In dat verband konden nogal wat mythes worden doorbroken.
Dat ecologie en duurzame ontwikkeling niet in tegenspraak hoeven te zijn met wetenschap en technologie was de boodschap van Johannes Kopton, voorzitter van de Duitse vereniging Öko-Progressives Netzwerk (Öko-Prom). Hij zei dat de milieubeweging nog te veel denkt in ideologische categorieën, zoals “natuur(lijk)” en niet in bijvoorbeeld meetbare schade aan het milieu. Hij had het vooral over de zogenaamd ecologische landbouw, die zich nu maar eens moet verlossen van die boze geesten uit het verleden.
Nieuwe topics: onderwijs en drugsbeleid
Een nieuw onderwerp voor de Europese congressen was Skepticism in the Classroom. Franck Ramus, onderzoeker cognitiewetenschap aan de Ecole Normale Supérieure in Parijs, hield zelf een hele lezing over evidence based education. Zijn betoog komt erop neer dat leerkrachten en beleidsmensen in het onderwijs tot nu toe te weinig rekening houden met de empirische gegevens van modern wetenschappelijk onderzoek over lesgeven.
Stephen Law, filosoof van de universiteit van Oxford, had het over de manier waarop religieuze conservatieven - van diverse godsdiensten - in Engeland zich nog altijd verzetten tegen het “moreel relativisme” in het onderwijs, waarmee ze bedoelen dat er in school over moraal wordt gesproken zonder zich op een (religieus of eventueel ander) gezag te beroepen.
Bijzonder boeiend (vond ikzelf, helemaal geen onderwijsspecialist) was de lezing van Philippe Longchamps (foto), een Canadees die les geeft aan een school in Stockholm en in 2020 tot Zweeds leraar van het Jaar werd uitgeroepen. Hij legde uit hoe hij in de klas op een boeiende wijze probeerde onzin te ontmaskeren en zijn leerlingen zo kritisch denken bij te brengen. Hij deed een warme oproep om leerkrachten meer in zulke richting op te leiden.
Eveneens een nieuw topic was Towards Rational European Drug Policies. Een drugsbeleid dat dus op wetenschappelijke gegevens steunt. Voor mij mocht dat thema er zijn, ware het niet dat de essentie van de daar gebrachte verhalen nogal bekend in de oren klonk. Namelijk dat de al zo lang durende repressieve aanpak (de War on Drugs in de VS is intussen een halve eeuw oud) niets veranderd heeft, integendeel. Dat is echt geen nieuws meer.
Complotten
De laatste zitting van het congres was gewijd aan complottheorieën, uiteraard geen toevallige keuze.
Ulrike Schliesser, een psychotherapeut die werkt voor de Oostenrijkse Bundesstelle für Sektenfragen, had het over hoe je omgaat met “complotgelovigen”. Ze behandelde vooral over de praktische manier met hen en hun omgeving om te gaan. Meer theoretisch was de lezing van Peter Kerkö, professor sociale psychologie aan de Eötvös Loránd-Universiteit, de grootste universiteit in Hongarije. Hij is een expert in desinformatie, de Russische politieke invloed in het westen en extreemrechts en populisme in Europa. Zijn lezing had de ironische titel The structure of pseudo-scientific revolutions, want hij stelt dat de voorbije COVID-epidemie tegelijk een triomf van de wetenschap en van de pseudowetenschap was. Kerkö’s rijke toespraak legde banden met hedendaagse dictaturen. Autoritaire heersers in de 21ste eeuw handhaven zich minder door lijfelijke onderdrukking en indoctrinatie dan met de manipulatie van de publieke opinie. Ze laten de burgers geloven dat zij echt competent zijn. Complottheorieën spelen een rol in deze desinformatie. Volgens Kerkö komen de meeste complottheorieën nu “van bovenaf”, als middel om het volk te onderdrukken, terwijl datzelfde volk die theorieën zien als een ontmaskering van de onderdrukking. Kerkö wees ook op de belangrijke psychologische voordelen van complotdenken: het bevestigt de slachtofferrol, het geeft verklaringen voor het politiek gebeuren, het lijkt interessanter en leuker dan de realiteit…
Een andere benadering kwam er van de Nederlandse psycholoog Jan-Willem van Rooijen, die aan de universiteit van Maastricht een leerstoel Radicalisation, Extremism and Conspiracy Theories bekleedt. Van Rooijen had het over de complottheorieën tijdens de pandemie. Studies tonen aan dat het complotdenken over COVID-19 wel degelijk een invloed had over de manier waarop mensen voor hun gezondheid zorgen. Anderzijds vormden de vrees en de vooroordelen tegen vaccinatie een voedingsbodem voor complottheorieën. Interessant is wel dat bij de Chinezen meer geloof is dat COVID-19 het gevolg is van een Amerikaans complot dan omgekeerd dat de Amerikanen geloven dat er een Chinees complot achter zit! Van Rooijen ziet een verklaring in de Chinese traditie om gehoorzaam te zijn aan de hiërarchie van eigen land en sneller te veronderstellen dat “de anderen” een bedreiging vormen.
De Duitse kernfysicus Holm Hümmler trakteerde nog op een boeiende uiteenzetting over de complottheorieën rond 5G, waarbij hij banden met de antivaxbeweging en alternatieve geneeswijzen aantoonde. Maar dat zal u ongetwijfeld al vermoed hebben.
Dit overzicht is niet volledig. Een aantal lezingen van meer filosofische aard sloten minder aan op de eigenlijke congresthema’s. Onnodig is het eveneens om in te gaan op de vele interessante, informele contacten en discussies die zo’n congres met zich meebrengen.
Ondergetekende, die na 33 jaar alle 18 Europese Skeptische Congressen heeft bijgewoond, kan alleen maar vaststellen dat deze bijeenkomsten aan belang hebben gewonnen. Ze tonen dat de skeptische beweging op Europees niveau een realiteit is en dat het voor de geïnteresseerde skepticus meer dan de moeite is om aanwezig te zijn. En al zeker wanneer het in een mooie omgeving doorgaat.
Over de locatie - Billrothhaus
Het Billrothhaus bevindt zich in de Weense Alservorstadt, vlakbij het huis waar Beethoven overleed. Het gebouw in de buurt van het vroegere grote ziekenhuis van Wenen, werd in 1893 geopend en is de zetel van het Gesellschaft der Ärzte in Wien. Het is genoemd naar Theodor Billroth, een van de vaders van de moderne chirurgie, die als voorzitter van het Gesellschaft een grote rol speelde bij de aanleg.
Met 30.000 boeken, 45.000 overdrukken en 100.000 boekdelen ingebonden tijdschriften herbergt het Billrothhaus de grootste medische privébibliotheek van Europa (tot 1990 beschikte de universiteit van Wenen niet over een volwaardige medische bibliotheek), die nu vooral gebruikt wordt voor wie de geschiedenis van de geneeskunde bestudeert. De oude leeszaal wordt gebruikt voor recepties.
De vergaderzaal van het Gesellschaft heeft de allure van een klein theater. Opvallend is het groot aantal deuren aan de zijkanten: dit geeft aanwezigen de mogelijkheid om de zaal snel en zonder veel hinder te verlaten. Speciaal bedoeld voor artsen die kunnen worden opgeroepen! De goede akoestiek van de zaal heeft ermee te maken dat Billroth naast chirurg ook een uitstekend musicus was. Bij de opening in 1893 zorgde zijn vriend Johannes Brahms voor muziek.
Het Gesellschaft der Ärzte in Wien ontstond in 1827. Discussies op universiteiten waren toen in Oostenrijk verboden, zelfs in de geneeskunde. De reactionaire regering vreesde voor alles wat naar revolutie rook. Daarom richtten medici voor hun discussies een aparte vereniging op. Er werden en worden in principe wekelijkse vergaderingen gehouden.
Het genootschap heeft een grote rol gespeeld in de “Weense medische school”, met figuren als Carl von Rokitansky, Josef von Škoda en Ferdinand von Hebra. In de twintigste eeuw zouden drie leden de Nobelprijs krijgen, waaronder de ontdekker van de bloedgroepen, Karl Landsteiner.
Het bekendste lid van het Gesellschaft was evenwel Sigmund Freud, die trouwens in de buurt woonde, en die er ophef zou maken met een lezing over “hysterie bij mannen”. Hij wordt overigens niet tot de Weense medische school gerekend…