Dames en heren; beste medeskeptici,
SKEPP heeft tot taak beweringen kritisch te bestuderen die volgens de huidige stand van de wetenschappelijke kennis uiterst onwaarschijnlijk of onmogelijk zijn. Dat zijn er heel wat en het aantal neemt eerder toe dan af.
Vandaag gaat het over beweringen behandelen die een beetje marginaal zijn geworden (hoewel… men weet nooit) maar die vroeger zoveel ophef maakten dat ze een rol gespeeld hebben bij het ontstaan van SKEPP zelf. We bedoelen beweringen over ufo’s (unidentified flying objects of niet-geïdentificeerde vliegende objecten).
Het is misschien opvallend dat 1990, het jaar waarin SKEPP werd opgericht, tegelijk het jaar was van de grote Belgische ufo-golf, (al was die eigenlijk al eind 1989 begonnen). Een ufo-golf is een periode waarin heel wat ufo-meldingen na elkaar plaatsvinden. Daarin spelen de media vaak een grote rol, want omdat er in de pers van ufo’s wordt gesproken, gaan steeds meer mensen naar de hemel kijken en zien dan ook ufo’s, waarvan een deel opnieuw in de kranten komen. Het jaar van de oprichting van SKEPP was dus toevallig ook het jaar van de enige grote ufo-golf in België, tegelijk zowat de laatste grote ufo-golf in Europa. Dat was inderdaad – u mag ons geloven of niet - louter toeval. Het gedoe rond ufo’s is immers veel ouder en de behoefte aan een kritische evaluatie dus ook.
De eerste grote ufo-golf vond zo’n driekwart eeuw geleden in de Verenigde Staten plaats. Men neemt als beginjaar vaak 1947 aan. Het jaar waarin de piloot-zakenman Kenneth Arnold vliegende dingen zag die meteen door de media verkeerdelijk “vliegende schotels” werden genoemd (verkeerdelijk want Arnold had geen schotelvormige voorwerpen gezien). Eigenlijk waren er vroeger ook al golven geweest, in de 19de eeuw en misschien zelfs nog vroeger, maar de meldingen van eind de jaren veertig kregen voor het eerst belangstelling van de overheid, te weten de Amerikaanse Luchtmacht. Het was niet voor niets het begin van de Koude Oorlog. In dat verband ontstond ook de officiële term UFO, een term die intussen niet langer officieel is.
Merkwaardig was de verklaring die vrijwel meteen voor het ufo-fenomeen werd gegeven. Er werd weliswaar gedacht aan geheime wapens van de Russen of zelfs van gevluchte nazi’s die ergens aan de Zuidpool geheime basissen zouden hebben opgericht. Maar de hypothese die heel snel de bovenhand kreeg was die van buitenaardse ruimtevaartuigen. Ook dat idee was niet echt nieuw, maar vanaf toen – dus eind de jaren 1940 – verschenen de eerste boeken over “vliegende schotels” en buitenaardse bezoekers. Daarop ontstonden, nog altijd in Amerika, de eerste privé-organisaties die het verschijnsel wilden bestuderen.
De publieke belangstelling vervaagde na een tijd, maar leefde regelmatig weer op toen er zich nieuwe ufo-meldingen voordeden. Ze bleef gekoppeld aan het idee van buitenaardse bezoekers. Sommige mensen beweerden zelf buitenaardse wezens te hebben ontmoet of een reisje in een vliegende schotel te hebben gemaakt.
Vanaf eind de jaren 1960 en zeker in de vroege jaren 1970 evolueerden ufo’s tot een soort cultuurverschijnsel. Het was in de Golden Sixties, de tijd van de hippies, van de Verbeelding aan de Macht. Het was ook de tijd dat de ruimtevaart meer aandacht kreeg dan hij ooit gekregen heeft, vooral dan door de bemande maanreizen. Alles leek toen mogelijk en tegelijk dook toen het alternatieve denken op, dat kritiek leverde op de officiële wetenschap. Boeken als die van Erich von Däniken, waarin sprake was buitenaardse bezoeken in het verleden en mogelijk ook het heden, kenden een hoge oplage. In het spoor daarvan verschenen ook boeken over ufo’s in ons taalgebied. We vermelden bijvoorbeeld de boeken van de Vlaamse schrijver-uitgever Julien Weverbergh, waarvan het eerste van 1971 dateert. Daarin concludeerde hij dat ufo’s “bewijzen van buitenaardse intelligentie” zijn. En dat waren dan nog boeken die wetenschappelijk pretendeerden te zijn. Intussen waren ontelbare romans, stripverhalen en films geweest waarin buitenaardse bezoekers in vliegende schotels afdelen.
In deze sfeer ontstonden ook de eerste “ufologische” verenigingen in ons land. We geven geen opsomming van die groepen, het was een onoverzichtelijk geheel. Hun aard en hun aanpak verschilden sterk. Sommige groepen hadden een bijna mystiek karakter, maar de meeste wilden wetenschappelijk zijn. Ze begonnen ufo-meldingen te verzamelen en te bestuderen. Sommige van die groepen onthielden zich van elke conclusie, zolang hun onderzoek geen duidelijke resultaten opleverde. Toch konden sommigen hun hoop niet verdoezelen dat ze met een buitenaards wezen in contact zouden komen. Intussen had de pers het voortdurend over ruimtewezens, “ufonauten” en later, onder invloed van bepaalde films, aliens en ET.
De wetenschappers, dat waren in de eerste plaats de astronomen, ook wel de meteorologen, stonden negatief tegenover de ufo-rage. Dat gold ook voor de talrijke amateur-astronomen. Waarom? Ten eerste zagen deze mensen, die zeer regelmatig de hemel bestudeerden, bijna nooit “ufo’s”. Ze begrepen dat wat velen als een “ufo” rapporteerden, in feite gekende hemelverschijnselen waren. Mensen raakten in paniek als ze een satelliet aan de hemel zagen, of een vuurbol, of zelfs de planeet Venus. Daarnaast waren er ook allerlei atmosferische verschijnselen, zoals lichtende nachtwolken, bijzonnen of luchtspiegelingen. Of het ging gewoon om de landingslichten van een vliegtuig. Kortom, de grote meerderheid van de gerapporteerde verschijnselen kon gemakkelijk verklaard worden. Wat overbleef was meestal te vaag om verklaard te worden of het gevolg van verbeelding en bedrog. Dat laatste gold zeker als het ging om ontmoetingen met “ufonauten”.
Daarbij kwam dat de meeste astronomen zeer sceptisch stonden tegenover de “buitenaardse hypothese”. De verdedigers van dit idee van buitenaardse bezoeken verweten de “gevestigde wetenschap” vaak bekrompenheid. De astronomen zouden niet kunnen aanvaarden dat er buiten onze aarde nog andere planeten bewoond zijn. Maar dat klopt niet. In de sterrenkunde wordt al eeuwen, zeker sinds de 17de eeuw gespeculeerd over buitenaardse beschavingen. Maar zowel onze kennis van het heelal als die van de het ontstaan van leven doen vermoeden dat zulke beschavingen lang niet overal kunnen voorkomen. Het is al lang duidelijk dat alvast in ons eigen zonnestelsel geen andere beschaving bestaat. Jazeker, elders kunnen er wel bestaan of bestaan hebben, maar waar? De afstanden in de ruimte zijn zodanig groot dat we ons moeilijk kunnen voorstellen dat een beperkt aantal aliens in een vliegende schotel afstanden van biljoenen kilometers of veel meer zouden afleggen – een reis die eeuwen zou duren – met de bedoeling hier op aarde ‘s nachts een paar automobilisten schrik aan te jagen.
Uiteindelijk ontstond in Vlaanderen binnen de Vereniging Voor Sterrenkunde een groep die – onder meer – het ufo-fenomeen kritisch gingen bestuderen. Die groep is een rechtstreekse voorganger van SKEPP geweest. Helaas zijn de eigenlijke ufo-experts binnen die groep, de wiskundeleraar Jean-Marie Gantois en de astronoom Bert de Loore, intussen allebei overleden. Naast kritiek op onbewezen beweringen over ufo’s hadden ze goede contacten met ufologische groepen die het fenomeen ernstig bestudeerden. Ze zouden er vandaag graag bij zijn geweest.
Die ufologische groepen van de jaren 1970 zijn vaak een stille dood gestorven. Hun onderzoek leverde immers geen spectaculaire nieuwe ontdekkingen op, iets waar de skeptici voor hadden gewaarschuwd. Op den duur ontstond een zekere moeheid. Zelfs de meest overtuigde “believers” verminderden hun activiteit. In de “harde” jaren tachtig was er nauwelijks nog belangstelling voor ufo’s. Tot eind 1989 er een nieuwe grote ufo-golf oprukte. In België nog wel! Maar dat was dan ook de laatste grote opstoot.
Intussen blijven mensen echter dingen aan de hemel zien die ze niet kunnen verklaren of die hen soms schrik aanjagen. Sommige waarnemingen halen de media – en nu ook de sociale media – waar een al te sensationele aanpak altijd mogelijk blijft. Instellingen als de Koninklijke Sterrenwacht of het KMI, en ook de volkssterrenwachten, zijn niet bedoeld om dat soort meldingen te evalueren. Ook SKEPP is daar niet voor bedoeld. Het is daarom een goede zaak dat er nog altijd een groep vrijwilligers aan het werk is die dergelijke meldingen verzamelt, om ze te bestuderen en er regelmatig over de communiceren.
Deze groep is het Belgisch UFO-meldpunt. Die bestaat al sinds 2007 en werd opgericht door Frederick Delaere en Wim Van Utrecht. Deze laatste is een veteraan in het ufo-onderzoek. Hij viel al sinds de jaren 1990 op door kritische publicaties over het fenomeen.
Het Belgisch UFO-meldpunt haalt sinds de oprichting regelmatig de media met zijn kritische rapporten over meldingen. Ufo-waarnemingen worden systematisch verzameld en onderzocht. De publicaties en de communicatie met de media tonen een kritische en wetenschappelijke aanpak. We kunnen hier van “skeptische ufologie” spreken.
SKEPP is van mening dat dit werk bijzonder nuttig kan zijn het informeren van het grote publiek, zodat het fenomeen dat nog altijd meestal “ufo” wordt genoemd eindelijk zijn sensationele en pseudowetenschappelijke aspecten verliest.
Om die redenen kent SKEPP de Zesde Vijs voor 2022 toe aan het Belgisch UFO-meldpunt.