Het kan uiteraard geen kwaad dat het Federaal Kenniscentrum voor de Volksgezondheid erop wijst dat homeopathie niet werkt, ook al is dit reeds meerdere keren door sceptische organisaties, wetenschappelijke commissies en tal van wetenschappelijke studies aangetoond. Het Kenniscentrum stelt terecht dat een totaal gebrek aan werking niet hoeft te betekenen dat homeopathie niet helpt: er is immers het deels bekende, deels mysterieuze placebo-effect. Voor wie erin gelooft, kan homeopathie een effect hebben.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor wijwater uit Lourdes en voor honderden andere zogenaamde ‘alternatieve’ geneeswijzen. Daarom is het al evenzeer correct van het Kenniscentrum om enerzijds te stellen dat men niemand kan verbieden zijn geld aan homeopathie uit te geven, maar anderzijds ook te pleiten tegen terugbetaling met gemeenschapsgeld. Wie dat laatste toch verdedigt, moet a fortiori mijn dagelijks glas wijn terugbetalen. Dat heeft immers naast een placebo-effect ook een bewezen positieve uitwerking op mijn gezondheid.
Het Kenniscentrum is dus niet tegen homeopathie, net zoals het ook niet tegen wijwater of een bedevaart naar Scherpenheuvel is. Maar het raadt wel aan dat een homeopaat tegelijk ook arts moet zijn, dit om te vermijden dat mensen met een reële en ernstige aandoening een verkeerde diagnose krijgen of een wetenschappelijk bewezen therapie of behandeling mislopen.
Laat ons even stilstaan bij dit standpunt. Het komt erop neer dat onzin acceptabel is, maar enkel als die aanbevolen wordt door iemand van wie men net verwacht dat hij zin van onzin onderscheiden kan. Reeds in 1998 brachten alle Belgische medische faculteiten gezamenlijk een rapport uit waarin ze het standpunt verdedigen dat geneeswijzen zoals homeopathie niet werkzaam zijn, en daarom ook niet thuishoren in de opleiding geneeskunde.
De termen ‘alternatieve’ of ‘complementaire’ geneeskunde zijn dan ook zeer misleidend: er is maar één goede vorm van geneeskunde, namelijk diegene die grondig wetenschappelijk is getest en waarvan de werking is bewezen.
Alternatieve geneeskunde staat tegenover wetenschappelijk bewezen geneeskunde zoals pakweg het creationisme (‘alternatieve biologie’) tegenover de evolutietheorie. Waarom, zo kan men zich dan afvragen, zijn er dan artsen die zich wel degelijk ook homeopaat noemen? Hebben zij dan niet dezelfde opleiding gehad als hun collega’s die alternatieve geneeskunde verwerpen? Het antwoord hierop bevat meteen ook de sleutel om te begrijpen waarom homeopathie en honderden andere onbewezen, vaak zelfs volstrekt absurde middeltjes en opvattingen populair zijn en blijven, ondanks tal van studies die, allen samen genomen, onweerlegbaar aantonen dat er hoogstens van een placebo-effect kan sprake zijn.
Subjectief bewijsmateriaal
Het menselijk brein is door evolutie niet ontworpen om onmiddellijk en moeiteloos te begrijpen wat de kracht is van wetenschappelijk onderzoek dat dubbelblind, gerandomiseerd, placebogecontroleerd en statistisch verantwoord is uitgevoerd. Die strenge criteria zijn de voorbije decennia op scherp gesteld om te vermijden dat onze subjectieve opvattingen hoger worden ingeschat dan de resultaten van objectieve studies.
Mensen zijn er nu eenmaal van overtuigd dat iets waarvan ze denken het zelf te hebben ervaren, een veel groter waarheidsgehalte heeft dan om het even welke studie, ook al nam ze ruim tien jaar in beslag, is ze gepubliceerd in een wetenschappelijk toptijdschrift en bevestigd door meerdere opvolgingsstudies.
Iedereen die zich ooit kritisch opstelde tegenover het alternatieve geloof kent deze repliek: “Ik nam een alternatief middeltje, en mijn klacht was verdwenen. Hoeveel meer bewijs wil je nog?”
Het is zo goed als onmogelijk om aan zo iemand uit te leggen dat subjectief, anekdotisch bewijsmateriaal niet opweegt tegen wetenschappelijk correct uitgevoerde studies. Hoe verstandiger zo’n believer is, hoe moeilijker de discussie: slimme en hoger opgeleide mensen (zoals artsen) zijn immers beter in staat om opvattingen die ze zich om onverstandige redenen eigen maakten, te verdedigen op voor zichzelf bevredigende wijze.
Kwalen gaan vanzelf over
Toch is het tegelijkertijd niet zo lastig om te begrijpen dat het merendeel van de kwalen waaraan we lijden na verloop van tijd ook vanzelf overgaan. Er hoeft geen enkele oorzakelijke relatie te bestaan tussen een alternatief middeltje enerzijds, en een genezingsproces anderzijds.
Stel dat ik een verkoudheid heb, ik neem er vandaag een middeltje voor en vijf dagen later ben ik genezen. Komt die genezing door dat middeltje? Of door het feit dat ik twee dagen geen koffie heb gedronken maar wel een Orval? Of door het hemd dat ik morgen zal dragen, of die ene prettige e-mail die ik ontving? Of misschien omdat ik twee keer na elkaar naar Dylans Time out of Mind heb geluisterd?
De ene hypothese is zeker minder waarschijnlijk dan de andere, maar het punt is: we kunnen het antwoord alleen maar te weten komen door grondig wetenschappelijk onderzoek te doen, waaraan voldoende proefpersonen deelnemen. En laat dit nu net het probleem zijn voor de homeopathie: dergelijk onderzoek toont aan dat de werking ervan onbestaande is.
Waarom zijn er dan artsen die erin geloven? Omdat artsen, zoals nagenoeg iedereen, ook vatbaar zijn voor bijgeloof. Zoals de homeopathische consument een verband legt tussen een vermeende oorzaak en een denkbeeldig gevolg, zo ook legt de homeopathische arts een irreëel verband tussen zijn alternatief voorschrijfgedrag en de positieve feedback die hij van het merendeel van zijn patiënten krijgt.
We zijn er allemaal kwetsbaar en ontvankelijk voor, wat meteen de reden is waarom deze opflakkering van het zogenaamde debat omtrent alternatieve geneeskunde niet bepaald de eerste is, en verre van de laatste zal zijn.
Johan Braeckman is hoogleraar wijsbegeerte aan de Universiteit Gent en lid van SKEPP, de Studiekring voor Kritische Evaluatie van de Pseudo-Wetenschap en het Paranormale