In verschillende creationistische werken (Whitcomb & Morris p. 379, Morris p. 151, Whitcomb & DeYoung p. 94) wordt het volgende argument ontwikkeld: Hans Petterson van het Zweeds Oceanografisch Instituut berekende dat er per jaar 14 miljoen ton meteorietenstof op de Aarde neerkomt. Na 5 miljard jaar zou de Aarde met een laag van 18 m (54 voet - Whitcomb & Morris)1 of 60 m (182 voet - Morris) dik bedekt moeten zijn. Omdat dit stof ook op de Maan terechtkomt, en er daar geen erosie is, zou men daar een stoflaag van vele tientallen meter dik verwachten. De Surveyor-, Luna- en Apollovluchten toonden echter duidelijk aan dat de stoflaag op de Maan slechts enkele centimeter dik is. Er zijn verschillende aspecten aan dit argument:
- De referentie : het onderzoek van Petterson dateert uit het einde van de jaren '50 en wordt ook nu nog door vele creationisten als referentie genomen, net alsof er in de afgelopen 40 jaar geen onderzoek meer uitgevoerd is op dit gebied. Waarom ze geen recenter onderzoek vermelden wordt snel duidelijk :
- recentere metingen voor de jaarlijkse aanvoer van meteorietenstof geven veel lagere waarden : 20 000 - 40 000 ton/jaar i.p.v. 14 miljoen ! Als men deze waarde gebruikt, dan wordt zelfs een dikte van 60 m gereduceerd tot ca. 20 cm.
-
Op de Maan accumuleert het stof niet ongestoord : onder invloed van het continue bombardement door meteorieten - dat tot 3 miljard jaar geleden veel intenser was dan nu - is de bovenlaag van de maan tot op een diepte van enkele meter (in de maria, de 'maanzeeÎn') tot meer dan 15 m (in de hooglanden) verpulverd. Deze zone wordt de regoliet genoemd.
Het continue bombardement door grote en kleine meteorieten mengt de regoliet, zodat het meteorietenstof erin verspreid wordt. Bovendien zorgen de schokgolven bij de inslag van een grote meteoriet (een die een krater van enkele meter vormt) voor het samenpersen van het verpulverde materiaal tot een nieuw soort gesteente: breccie. Dit verklaart waarom na meer dan 3 miljard jaar bombardement de regoliet geen complete stoflaag geworden is (en waarom de meeste maanmonsters breccies zijn).
- Het is de dikte van de regoliet, en niet van de stoflaag, die een aanwijzing biedt voor de ouderdom van een bepaald gebied op de Maan : hoe dikker, hoe ouder. Vandaar dat de regoliet in de hooglanden, die langer aan het bombardement blootgestaan hebben dan de later ontstane lavavlaktes in de maria, dikker is dan in de maria. Ook de ongelijke kraterdichtheid van hooglanden (veel grote kraters, veroorzaakt door talrijke inslagen van meteorieten van de kilometerklasse) en maria (weinig grote kraters) wijst op dit verschil in ouderdom : toen de lavavlaktes ontstonden waren de meeste grote meteorieten al verdwenen doordat ze al op een of andere planeet of maan ingeslagen waren, zodat er minder overbleven om grote kraters te vormen op die lavavlaktes. Deze twee aanwijzingen voor een hoge ouderdom van de Maan (dikte van de regoliet en verschillende kraterdichtheid) worden volledig bevestigd door de radiometrische datering van de meegebrachte maanmonsters.
- Dat het creationistische argument van de ontbrekende dikke laag maanstof geen hout meer snijdt, kan ook uit onverdachte bron aangetoond worden. In een kritisch overzicht van het argument stellen de creationisten Snelling en Rush zelf : Berekeningen tonen aan dat de hoeveelheid meteorietenstof in de stoflaag aan het oppervlak en "afgeleid" uit de analyse van sporenelementen in de regoliet, consistent is met de huidige aanvoer van meteorietenstof over de tijdschaal van de evolutionisten. Moeten de creationisten dan het maanstof verder gebruiken als schijnbaar bewijs voor een jonge maan, aarde en zonnestelsel ? Het antwoord is duidelijk neen. Het bewijsmateriaal zoals het nu is vertoont geen inconsistentie met de argumentatie van de evolutionist, de bewijslast berust dus duidelijk bij de creationisten indien ze willen beargumenteren dat op basis van het meteorietenstof de maan jong is.
- Als referentie voor de waarde van 54 voet wordt een artikel van Isaac Asimov uit Science Digest van januari 1959 gegeven.
Referenties
- Morris, H.M.(1984 - oorspr. 1974), Scientific Creationism, Master Books, El Cajon, California.
- Snelling, A.A. & Rush, D.E. (1993), Moon Dust and the Age of the Solar System, Creation Ex Nihilo Technical Journal 7(1) p. 2-42, 1993.
- Whitcomb, J.C. & DeYoung, D.B. (1978), The Moon : Its Creation, Form and Significance, BMH Books, Winona Lake, Indiana
- Whitcomb, J.C. & Morris, H.M. (1982 - oorspr. 1961), The Genesis Flood, The Presbyterian and Reformed Publishing Company.
Uit: "Wonder en is gheen Wonder", nulnummer SKEPP, november 2000.