De man om wie het eigenlijk te doen was – de voornaamste ‘klokkenluider’ – David Grusch is een voormalige luchtmachtofficier. Hij werkte voor de UAP Task Force. Die groep kreeg binnen het Pentagon enkele jaren terug de opdracht uit te zoeken of er waarheid schuilt achter de aanhoudende beweringen over ufo’s – intussen officieel omgedoopt tot UAP’s, Unidentified Aerial Phenomena. Grusch onthulde dat de Amerikaanse strijdkrachten in het bezit zijn van buitenaardse ruimtetuigen die op aarde zijn neergestort en daar in het grootste geheim onderzoek naar laten verrichten. Er zouden ook resten van buitenaardse wezens worden bewaard. Om de politiek erbuiten te houden, is het onderzoek uitbesteed aan enkele grote bedrijven.
Anderhalve maand eerder was Grusch in het voetlicht getreden toen hij onthullingen deed op de nieuwszender NewsNation. Hij vertelde onder meer dat aliens mensen hadden gedood en ook dat andere mogendheden over buitenaardse wrakken moeten beschikken. Daarop werd hij uitgenodigd om in het Capitool zijn verhaal te doen. Die uitnodiging had hij vooral te danken aan de republikeins volksvertegenwoordiger voor Tennessee, Tim Burchett, die ervan overtuigd is dat de Amerikaanse overheid sinds de jaren 40 informatie over ufo’s achterhoudt.
Maar ... noch bij NewsNation, noch voor de parlementscommissie kon Grusch zijn beweringen staven met enig bewijs. Concrete namen – zoals die van de betrokken bedrijven – kon hij niet geven. Als oud-officier was hij – zo beweerde hij – nog altijd gebonden aan zijn plicht tot geheimhouding. Voor de commissie gaf hij toe dat hij het meeste alleen maar wist van horen zeggen. Van wie hij die zaken vernam, mocht hij ook niet vertellen. Althans niet in het openbaar.
Er werden ook twee andere ‘klokkenluiders’ opgevoerd. Twee oud-piloten kwamen getuigen, maar hun uitleg bevatte niets nieuw en was daardoor ook minder spectaculair. Ze hadden beiden al eerder getuigenissen afgelegd over ufowaarnemingen. Zij benadrukten dat militaire piloten onder druk staan om geen meldingen te doen over ufo’s.
De objecten waren niet schotelvormig, maar de pers sprak over flying saucers, waarna waarnemingen volgden van ‘vliegende schotels’.
Politici waren misschien wel onder de indruk, wetenschappers waren dat niet. Het is de zoveelste episode in het feuilleton over de Amerikaanse overheid die van alles over ufo’s te verbergen zou hebben.
Wat te denken over ufo’s?
Laten we nog even de moeite nemen om uit te leggen wat we over ufo’s moeten denken. De afkorting ‘ufo’ (Unidentified Flying Object) wordt al lang gebruikt voor in de lucht waargenomen fenomenen waarvan de oorsprong niet meteen duidelijk is. De benaming is ongelukkig omdat het niet noodzakelijk een fysiek ‘object’ is dat een fenomeen veroorzaakt. De term raakte eind de jaren 60 algemeen ingeburgerd, ook in talen als het Nederlands1. Eerder sprak men meestal van ‘vliegende schotels’, een naam die ontstond nadat de Amerikaanse zakenman-piloot Kenneth Arnold op 24 juni 1947 vanuit zijn vliegtuig vreemde schijfvormige objecten had zien vliegen. Hoewel ze niet schotelvormig waren, begon de pers snel over flying saucers te spreken, waarna er ook waarnemingen van ‘vliegende schotels’ binnenkwamen ...
De kern is dus dat iets ‘niet-geïdentificeerd’ is. De vraag is: niet-geïdentificeerd door wie? Wat blijkt, is dat de (over)grote meerderheid van ufomeldingen verklaard kan worden door gewone of minder gewone – maar bekende – fenomenen die zowel natuurlijk voorkomen als door de mens veroorzaakt zijn.
Onder de natuurlijke verklaringen rekenen we in de eerste plaats astronomische verschijnselen. Zo kan de planeet Venus opvallend helder zijn en veroorzaakte ze al meerdere ufowaarnemingen. Een redactielid van SKEPP schreef ooit het verhaal neer van een man die in zijn auto werd achtervolgd door een heldere schijf. Die was waarschijnlijk niets anders dan … de volle maan! Minder bekend maar des te spectaculairder zijn vuurbollen – of heel heldere meteoren – die plots en voor zeer korte tijd verschijnen. Daarnaast zijn er atmosferische verschijnselen, zoals wolken (waaronder lichtende nachtwolken), luchtspiegelingen en andere, minder bekende fenomenen als bijzonnen en reflecties in hogere luchtlagen. Zelfs een zwerm vogels kan vanop afstand als een ufo worden waargenomen.
Bij verschijnselen van menselijke oorsprong moeten we in de eerste plaats aan vliegtuigen denken. De landingslichten van een gewoon verkeersvliegtuig ‘s nachts zijn tientallen kilometers ver zichtbaar. Wie zich toevallig in het verlengde van een landingsbaan bevindt, ziet dan een helder licht zonder geluid dat tientallen seconden vrijwel stil lijkt te staan. Luchtballonnen veroorzaakten ook al veel onrust: stratosferische ballonnen (die op grote hoogte vliegen) zijn zo goed als onzichtbaar, maar kunnen tegen een donkere hemel het zonlicht reflecteren. Kunstmatige satellieten passeren – soms met een grote en variabele helderheid – snel en geruisloos aan de hemel. Een grote satelliet of raket die naar de aarde valt, kan dan weer als een heldere meteoor te zien zijn.
Dat veel mensen deze fenomenen als vreemd beschouwen, komt enerzijds doordat ze er niet mee vertrouwd zijn en anderzijds omdat het moeilijk kan zijn een waarneming correct te interpreteren. Ons brein kan de perceptie van een kortstondig fenomeen, zoals een vuurbol, aanvullen met subjectieve indrukken zodat we dingen ‘zien’ die er niet echt zijn. Zo werd in 1968 een grote Sovjetraket die in de atmosfeer opbrandde door sommige waarnemers beschreven als ‘een sigaarvormig tuig met verlichte vensters’2.
De meeste waarnemingen komen van gewone mensen zonder ervaring met gewone of ongewone hemelverschijnselen. Men zou kunnen denken dat piloten meer oordeelkundig zijn in hun waarnemingen, maar ook piloten kunnen zich vergissen. Zo blijkt afstanden inschatten in de lucht bijzonder moeilijk te zijn. In 1948 meenden de piloten van een Amerikaans passagiersvliegtuig te moeten uitwijken voor wat zij aanzagen als ‘een op een intelligente wijze bestuurde vliegende sigaar’ die hen op een afstand van circa 250m passeerde. Een passagier zag enkel een kortstondige lichtflits. Later werd aangenomen dat het ging om een heldere meteoor, tientallen kilometers verder.
Een half jaar daarvoor was een gevechtspiloot om het leven gekomen – door zuurstofgebrek – toen hij een ‘reusachtig groot’ ding achtervolgde dat opsteeg. Het werd later geïdentificeerd als een grote stratosfeerballon. Ook astronauten rapporteerden af en toe over onbekende objecten die hun ruimteschip ‘achtervolgden’ zonder dat ze afstand of snelheid konden inschatten. Nu worden ruimtetuigen wel vaker omringd door losgekomen onderdelen en metaalsnippers of door de astronauten zelf weggegooid afval die dezelfde baan blijven volgen.
Feit is dat ufowaarnemingen om nogal evidente redenen vaak in ‘golven’ opduiken. Als de pers melding maakt van een spectaculaire ufo, letten heel wat mensen plots op wat ze aan de hemel zien, met nog meer ufowaarnemingen als gevolg. In de VS veroorzaakte de sensationele ervaring van Kenneth Arnold een eerste grote golf in 1947 – al was dat niet de eerste ufogolf ter wereld. Een van de laatste echte ufogolven deed zich na heel wat ophef in de media – en ook aangemoedigd door de ufologische vereniging SOBEPS – overigens begin de jaren 90 voor in België. SKEPP was toen in oprichting.
Een beperkt aantal – meestal spectaculaire ufomeldingen – is het gevolg van bedrog. Daaronder vallen nogal wat al te opmerkelijke foto’s van ‘vliegende schotels’. Helaas is zo een vervalsing niet altijd zomaar te ontdekken, zelfs niet na onderzoek in een laboratorium3. Het kwam al voor dat de betreffende fotograaf achteraf zelf onthulde dat hij de goedgelovige media wilde beetnemen.
Noch bij NewsNation, noch voor de parlementscommissie kon Grusch zijn beweringen staven met enig bewijs.
Een aantal waarnemingen blijft inderdaad onverklaard, maar er lijkt geen reden om aan te nemen dat ze daarom onverklaarbaar zijn. Meestal ontbreekt het aan betrouwbare informatie om ze te duiden. Dat ufo’s buitenaardse ruimtetuigen zouden zijn (de ETI-hypothese) is een veronderstelling die voortdurend opduikt. Kenneth Arnold veronderstelde dit al meteen, maar het vermoeden is ouder4. Alleen is ze om diverse redenen niet waarschijnlijk of althans véél minder waarschijnlijk dan de vorige genoemde verklaringen. Bovendien ontbreken hiervoor bewijzen. Fanatieke aanhangers van de ETI-hypothese wijten het ontbreken van bewijsmateriaal eerder aan de houding van de overheid. Die zou de waarheid over ufo’s verbergen.
Cover-up
De laatste decennia is de belangstelling voor ufo’s niet meer wat ze ooit was, niet zozeer omdat de bevolking nu een betere kennis van de hemelverschijnselen heeft, maar eerder omdat het een afgezaagd onderwerp lijkt. Wel duiken er geregeld verhalen op over een cover-up, vooral dan georkestreerd door de Amerikaanse overheid. Dat lijkt te passen in de huidige mode van complotdenken, maar beschuldigingen van cover-ups zijn niet nieuw.
Verdachtmakingen waren er al rond het eerste officiële onderzoek naar ufo’s. Dat onderzoek begon in 1947, drie maanden na de geboorte van de term ‘vliegende schotels’. Onder de naam Project Sign kregen enkele inlichtingenofficieren van de Amerikaanse Luchtmacht de opdracht om informatie te verzamelen over het nieuwe fenomeen. Het was het begin van de Koude Oorlog en de Amerikaanse defensie moest zich wel afvragen of die vliegende schotels geen gevaar vormden voor de nationale veiligheid.
In 1949 werd al een punt gezet achter Project Sign. De conclusie luidde dat sommige ufo’s misschien onbekende vliegtuigen waren, hoewel er te weinig informatie was om daar uitsluitsel over te geven. De meeste gevallen konden echter worden verklaard. Verder onderzoek werd aanbevolen.
Daarop volgde een tweede kort onderzoek onder de naam Project Grudge. Dat kwam eind 1949 met een dubbele conclusie. Enerzijds was er geen bewijs dat de ufo’s het gevolg waren van een advanced scientific foreign development en dus een bedreiging voor de nationale veiligheid vormden. Anderzijds werden alle ufowaarnemingen toegeschreven aan verkeerde interpretaties van bekende verschijnselen, massahysterie, bedrog of ‘psychopathologische personen’.
Omdat Project Grudge uitdrukkelijk bedoeld was om de angst rond ufo’s weg te nemen, kwam er al snel kritiek op die conclusies. De ufo’s bleven verschijnen en in 1952 werd een nieuw, grootschaliger onderzoek gestart onder de naam Project Blue Book, onder leiding van kapitein Edward J. Ruppelt – de man die de officiële benaming ‘ufo’ invoerde. Ruppelt wilde grondig en systematisch te werk gaan, maar nam al eind 1953 ontslag toen het aantal van zijn medewerkers werd gereduceerd tot twee. De aanleiding was een door de CIA aangestelde studiegroep die zich zeer sceptisch had opgesteld over het nut van verder ufo-onderzoek.
In 1956 publiceerde Ruppelt een boek waarin hij afrekende met wat hij als een moedwillige sabotage van het ufo-onderzoek beschouwde. Hierin onthulde hij het bestaan van een document van Project Sign waarin geconcludeerd werd dat ufo’s wellicht van buitenaardse oorsprong waren. De stafchef van de luchtmacht zou die conclusie hebben verworpen en maakte daarom een einde aan dat project. Dat bewuste document is nooit teruggevonden, maar de eerste stap naar het complotdenken was gezet: het Pentagon had de buitenaardse hypothese verworpen en sindsdien mocht daar officieel niet meer over gesproken worden.
De beweringen over een cover-up van ufowaarnemingen werden in de loop der jaren steeds waanzinniger. Het meest extreme zijn verhalen over de men in black: zogenaamde geheime overheidsagenten die sporen van buitenaardse bezoeken uitwissen, getuigen intimideren en zelfs vermoorden.
Roswell
De beruchtste cover-up is het zogenaamde Roswell-incident uit 1947. Dat zorgde echter pas meer dan dertig jaar later voor een controverse.
Op 8 juli 1947 – nauwelijks twee weken nadat Kenneth Arnold de krantenkoppen had gehaald – verscheen in de lokale pers van de stad Roswell in New Mexico een bericht over een flying disc. Die zou op het terrein van een lokale boerderij gecrasht zijn en door het leger gerecupereerd. Met dank aan de heersende ufogolf werd dat verhaal meteen wereldnieuws.
Maar hoe zag die ‘disc’ eruit? Boer W.W. Brazel had 14 juni al op zijn ranch resten ontdekt van iets wat gecrasht leek: rubberen strips, zilverpapier, stijf papier en stokken. Hij had er geen aandacht aan besteed. Toen hij later hoorde over vliegende schotels, liet hij de sheriff weten dat hij misschien ook zoiets had gevonden. Majoor Jesse Marcel en een collega van de basis in Roswell gingen op onderzoek. Volgens hen leken de resten op onderdelen van een weerballon met radarreflectoren – die werden vaker gevonden – maar dan een heel stuk groter. Het gevonden materiaal – alles bij elkaar zowat 2,5 kg zwaar – werd verzameld; naar de basis gebracht en daarna verstuurd naar Fort Worth in Texas. Het leger nodigde een reporter uit en rapporteerde dat het om een weerballon ging. Foto’s die toen werden gemaakt met o.a. majoor Marcel tonen inderdaad de resten van een ballon en radarreflectoren. Een persbericht werd de wereld ingestuurd en daarna werd het stil rond Roswell.
Die stilte duurde tot 1978. Toen interviewde de notoire ufoloog Stanton T. Friedman de ondertussen 71-jarige Jesse Marcel, wiens overactief geheugen plots met een ander verhaal op de proppen kwam. Het verhaal van de ballon was een cover-upverhaal want er was wel degelijk een buitenaards tuig gecrasht. Meer hadden Friedman en zijn kompanen Charles Berlitz –vooral bekend voor zijn boeken met verzinsels over de Bermudadriehoek – en William L. Moore niet nodig. Ze schreven hun sensationeel boek The Roswell Incident (1980) waarmee ze de kassa danig lieten rinkelen.
De volgende jaren sprongen vele ufo-onderzoekers op de kar, zochten en vonden andere getuigen waaraan ze creatieve herinneringen van 40 jaar eerder konden ontfutselden en het Roswell crash story werd alsmaar spectaculairder. Het publiek smulde ervan, kocht boeken, bekeek pseudodocumentaires en verslond artikels van een onkritische spektakelpers. Volgens sommige berichten waren er zelfs aliens aan boord waarvan één de crash misschien had overleefd. Ook zou veel moderne technologie in het geheim afgeleid zijn van die gecrashte schotel.
De echte doofpotoperatie kwamen al die ervaren ufo-onderzoekers en bestsellerschrijvers echter niet op het spoor. De reden? Die was écht top secret. Slechts een klein aantal mensen wist ervan af, wat de enige betrouwbare manier zou zijn om het geheim te houden. Aan het begin van de jaren 90 ontdekte de kritische ufo-onderzoeker Robert G. Todd op basis van vrijgegeven archiefdocumenten dat er inderdaad geen weerballon was gecrasht. Wat hij vond was de link tussen het Roswell-incident en het als top secret geclassificeerde Project Mogul.
Aan de start van de Koude Oorlog probeerde de VS te achterhalen of de Sovjet-Unie atoomproeven deed door op grote hoogte het geluid van ontploffingen te detecteren. Met een serie ballonnen werd apparatuur op zowat 15 km hoogte gebracht. Radarreflectoren lieten toe het traject te volgen, een microfoon registreerde geluiden en een radio op batterijen stuurde het signaal door. De ballonnen vielen na een tijd vanzelf naar de aarde terug.
Op 4 juni 1947 werd een ‘ballontrein’ van 23 ballonnen gelanceerd. Degene die in de buurt van Brazels ranch van de radar verdween, was een van de weinige die niet meteen was teruggevonden. En zo werd de echte Roswell-doofpotoperatie eindelijk onthuld: de militairen wilden in geen geval het bestaan van de speciale ballonnen onthullen.
De geest was natuurlijk al uit de fles. Het ufomuseum is in Roswell nog steeds een belangrijke toeristische attractie5. Hele bibliotheken zijn volgeschreven met de meest spectaculaire verhalen, getuigenverklaringen, hypothesen en samenzweringstheorieën. In 1995 dook er zelfs een film op van een autopsie op een alien, waarvan de auteur pas elf jaar later toegaf dat die nep was. En zo werd de crash van Rosswell de bekendste van alle ufomythes.
Oude koek
Terug naar onze klokkenluider. Het totaal gedesavoueerde Rosswell-incident was vreemd genoeg een van de weinige concrete gevallen van cover-up die Grusch kon vertellen in zijn ‘onthullingen’ op NewsNation. In de hoorzitting voor de commissie zweeg hij erover. Een ouder geval van cover-up was een buitenaards ruimtetuig dat in 1933 neerkwam nabij de Noord-Italiaanse stad Magenta. Het fascistische regime van Mussolini zou het op een vliegbasis verborgen hebben gehouden, alwaar de Amerikanen het op het einde van de WOII ontdekten. Volgens Grusch was ook de paus ervan op de hoogte. Helaas. Ook dit verhaal is oude koek, dat al eerder werd weerlegd.
Concreet had Grusch dus niets nieuws te vertellen. Het All-domain Anomaly Resolution Office (AARO) – opvolger van de eerdergenoemde UAP Task Force waar Grusch deel van uitmaakte – zei niets af te weten van ‘s mans ‘onthullingen’ en over geen bewijzen van buitenaardse bezoekers te beschikken. NewsNation suggereerde meteen dat de hele zaak zo geheim is dat zelfs het AARO – nochtans speciaal ingesteld om zulke beweringen te onderzoeken – er niets van afweet.
Ufo-onderzoeker Robert G. Todd ontdekte in archiefdocumenten dat er inderdaad geen weerballon was gecrasht in Roswell.
Intussen is duidelijk dat het optreden van Grusch er niet vanzelf is gekomen. Hij werd maandenlang begeleid en gebriefd door vooraanstaande ufofanaten die – in samenwerking met sympathiserende politici als Burchett – het onderwerp opnieuw proberen te lanceren. Onder hen journalisten Leslie Kean en Ralph Blumenthal die in 2017 in The New York Times onthulden dat de Amerikaanse militaire inlichtingendienst in het geheim onderzoek naar ufo’s had verricht.
Kean en Blumenthal wilden die revelaties wereldkundig maken in een gerespecteerde krant. Nadat The New York Times had geweigerd, stapten ze naar The Washington Post die aandrong op een grondige factchecking6. Het verhaal begon uit te lekken en het duo wilde niet langer wachten. Ze lieten hun artikel verschijnen op de pseudowetenschappelijke site The Debrief7. Meteen daarop werd Grusch geïnterviewd door de Franse krant Le Parisien en enkele dagen later was hij dus te gast bij NewsNation, de zender die al eerder met sensationele berichten over ufo’s zijn kijkcijfers wilde optrekken.
En zo werd woensdag 26 juli 2023 een opvallende dag in het Capitool in Washington.
Voetnoten
- Ook in het Duits, Italiaans, Turks. In het Frans – en Spaans – spreekt men van OVNI (Objet Volant Non-Identifié) en in het Afrikaans van VVV (vreemde vlieënde voorwerp). De Vlaamse wetenschapsjournalist Lode Willems (1934-2020) lanceerde ooit de Nederlandse benaming ODIL (Onbekend Ding In de Lucht), maar dat was min of meer als grap bedoeld.
- Voor deze en andere verklaringen, zie: J.M. Gantois en C.W.H. de Loore: UFO’s en andere vreemde lichtverschijnselen, Zutphen, 1978.
- Zo is de beroemde McMinville-foto van een vliegende schotel uit 1950 pas na negentien jaar als bedrog ontmaskerd, enkel omdat het tijdstip waarop de foto volgens de fotograaf was gemaakt, niet overeenstemde met de tijd afgeleid uit de lengte van een schaduw op de foto.
- Zie Tim Trachet: ‘Bizarre buitenaardse bezoekers’ in Wonder en is gheen wonder 2, 2017.
- Zie Johan Braeckman: ‘Het UFO museum in Roswell, New Mexico’ Wonder en is gheen wonder 2, 2019.
- Zie Mick West: ‘UFO Whistleblowers Go to Washington’, Skeptical Inquirer 47, 6 (2023)
- Zie ‘Intelligence Officials Say U.S. has retrieved craft of non-human origin’, The Debrief