Achtergrond
Natuurlijke en kunstmatige bronnen wekken elektromagnetische energie op in de vorm van elektromagnetische golven. Hoe korter de golflengte, des te hoger de frequentie, des te groter de energie. Elektromagnetische golven in het lage frequentiegebied worden ‘velden’ genoemd, die in het hoge frequentiegebied ‘straling’. Ioniserende straling bezit voldoende energie om een elektron uit zijn baan te slaan, wat kan leiden tot DNA-schade. ‘Niet-ioniserende straling’ is de verzamelterm voor dat deel van het elektromagnetische spectrum waarbij de fotonenergie te laag is om atomaire verbindingen te verbreken. Niet-ioniserende straling kan geen DNA-schade veroorzaken, maar kan wel biologische effecten hebben. ‘Biologisch effect’ is niet synoniem met ‘schade’. Het voornaamste biologische effect van zichtbaar licht is de stimulering van de staafjes en de kegeltjes van de retina. Zonder dit biologische effect zouden wij blind zijn. Opwarming is een universeel effect van radiofrequente golven, zij het dat bij lage veldsterkten de persoon in kwestie dit niet opmerkt. Bij intense blootstelling kan schade ontstaan door verbranding. Zeer hoge statische veldsterkten kunnen worden waargenomen en de bloedstroom beïnvloeden of normale zenuwpulsen modificeren. Blootstelling aan dergelijke hoge veldsterkten is echter zeldzaam.
Het is onbekend hoe de niet-thermische effecten van niet-ioniserende straling schade kunnen toebrengen aan de gezondheid, laat staan ernstige ziekte zoals kanker bij kinderen. Wij staan bloot aan straling uit zeer diverse natuurlijke bronnen, waaronder het reeds genoemde zichtbare licht en het magneetveld van de aarde. Dit vergemakkelijkt de zoektocht naar een biologisch plausibele verklaring voor gezondheidseffecten niet. Normering van niet-ioniserende straling is daarom gebaseerd op thermische effecten en op principes van redelijkheid. De drempels worden zodanig vastgesteld dat voor uitkomsten daaronder geen redelijk vermoeden meer bestaat van enig tastbaar gezondheidsrisico.
Baggeren in het puin
Onderzoek naar gezondheidseffecten van niet-ioniserende straling onder deze drempels is hopeloos. De blootstelling is onmerkbaar, komt uit velerlei bronnen en varieert over tijd en plaats. De periode wanneer blootstelling relevant is, is onbekend, metingen ontbreken. Er zijn geen biologische markers, er is geen goed te identificeren aandoening met enig bekend causaal verband met elektromagnetische velden. Daarom wordt de bewijslast omgedraaid: onderzoek moet aantonen dat er geen gezondheidseffecten bestaan. Dat is vergelijkbaar met het aantonen dat er in uw tuin geen huiskabouter woont: het bestaan van huiskabouters valt niet te verwerpen als deze zich buitengewoon goed aan iedere menselijke observatie weten te onttrekken. En als u een huiskabouter vindt, zal u hem herkennen? Niemand weet hoe een echte huiskabouter eruitziet. Omdat ze zich zo goed verstoppen blijven waarnemingen beperkt tot ladderzatte Ieren, niet erg betrouwbaar. Hoe zien gezondheidseffecten van electromagnetische veldstraling er eigenlijk uit? Herkennen we ze als we ze zien?
Er is goed onderzoek dat hypothesen test, opgesteld uit bekende theorie, en gedachtensprongen die ons verder leiden naar een betere theorie en meer kennis. Er is heel veel onderzoek om geld mee te verdienen (in de klimatologie het broeikassa-effect geheten). Bij de dada’s van de moderne middenklasse horen alternatieve ziekten en alternatieve geneeskunde om ze te genezen, onderzoekers bedienen hen graag op hun wenken met alternatief onderzoek. Het puin dat zo wordt opgebaggerd is een uitstekende inleiding tot wetenschap en hoe dat werkt. Het is een illustratie van het theorema van Bayes. Thomas Bayes was een protestantse dominee en wiskundige uit de 18de eeuw die misschien het beroemdste theorema uit de kansenleer formuleerde. Dat theorema voorspelt (onder andere) dat de kans dat een resultaat na een onderzoek waar is (de posterior kans), afhangt van de kans dat resultaat voor het onderzoek waar is (de prior kans) en de validiteit van het onderzoek (de likelihood). Met andere woorden, zonder deugdelijke prior hypothese vooraf leert onderzoek niets – een waarheid als een koe die ook een berg genetisch onderzoek naar de prullenmand der geschiedenis zal verwijzen. Als men geen flauw idee heeft of een bevinding voor een onderzoek waar is, heeft men na dat onderzoek nog altijd geen flauw idee. Het ijzeren theorema van Bayes vormt ook het kruis van de kankerscreening: bij gezonde personen is diagnostisch onderzoek minder betrouwbaar dan bij zieken, omdat er geen ziekte verwacht wordt. Men gaat dus veel gezonde personen behandelen, wat het grote succes van kankerscreening uitmaakt. Geen betere prognose dan een patiënt die niets mankeert.
Met milieu-onderzoek is het niet anders. Epidemiologisch onderzoek zonder te weten waar men naar op zoek gaat, leidt enkel tot interpreteerbare resultaten bij zeer sterke ziekmakende factoren, zoals roken. En zelfs dat klopt niet: de Duitse epidemiologen uit het interbellum gingen wel degelijk gericht op zoek naar kankers van de “Rauchstrasse”, de ademhalingswegen, daarin een generatie later gevolgd door de Britten en Amerikanen. Door toeval lijkt het vaak dat aantallen accumuleren in een beperkte tijd en op een beperkte plaats, vooral als de verwachte aantallen klein zijn. Leukemie of hersengezwellen bij kinderen zijn het meest dankbaar voor milieukassa-onderzoek. De oorzaken zijn onbekend en doodzieke kinderen laten niemand koud (deze ziekte clustert vermoedelijk echt, door onbekende relaties met een infectieuze kinderziekte). Wanneer bij dergelijke clusters van aandoeningen een bevolking en een blootstelling bij elkaar worden gezocht, betekent dit een cirkelredenering waar het positieve resultaat op voorhand is ingebouwd. Goed epidemiologisch onderzoek voorspelt: bij verdenking op ziekteclusters moeten bevindingen worden gereproduceerd bij bekende blootstelling maar onbekende aantallen van de verdachte aandoening.
Slecht onderzoek vindt wat moet worden gevonden, baggerexpedities rakelen een boel toevalsbevindingen op, de betekenis van deze bevindingen is volstrekt onbekend. In tijdschriften met lage wetenschappelijke status nuanceert de redactie minder gemakkelijk opgeklopte interpretaties van dergelijke zwakke signalen: ze leiden tot meer belangstelling voor het blad, al is het maar om te schrijven dat de interpretatie is opgeklopt. Voor de media is het dan gevonden gevreten om verkoopscijfers op te fokken met onheilsberichten. Achteraf is het dan de schuld van de sensatiezucht van de media. De wetenschappers wassen hun handen in peer reviewed onschuld.
Het nocebo-effect
Het voorzorgsbeginsel toepassen op ieder potentieel gezondheidsrisico leidt tot verlamming, omdat de menselijke kennis steeds beperkt is. De Europese Commissie benadert dit pragmatisch door te stellen dat het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast als er een redelijk vermoeden bestaat van een voldoende ernstig milieu- of gezondheidsrisico. Bij gebrek aan enige plausibele biologische verklaring heeft dat redelijke vermoeden over de gevaren van electromagnetische straling nooit bestaan, en jaren onderzoek hebben dat gebrek aan enige biologische verklaring enkel doen toenemen. Nocebofenomenen zijn het spiegelbeeld van placebo-effecten. Onder placebo-effect wordt verstaan dat een positieve verwachting over een medicijn aanleiding kan geven tot een gunstig resultaat. Echter, het is evengoed bekend dat placebobehandelingen vaak gepaard gaan met negatieve bijwerkingen: mensen krijgen even goed bijwerkingen als zij deze verwachten. De gebruikelijke nocebo-symptomen zijn dezelfde klachten van mensen die deze toeschrijven aan vormen van niet-ioniserende straling. Cees Renckens van de Vereniging tegen de Kwakzalverij was zo vriendelijk mij een brochure op te sturen van de Werkgroep Electromagnetische Overgevoeligheid met de beschrijving van het syndroom: vermoeidheid, duizeligheid, dufheid, slaperigheid, slapeloosheid, migraine, hoofdpijn, griepgevoelen, concentratieproblemen, onrust, depressiviteit, agressie, oorsuizingen, jeuk, spierspanningen, spierzwakte, enzovoort. Samen te vatten als “ik voel mij niet goed” zonder enige objectiveerbare afwijking. In de pruttelbak van onderzoek met multipele eindpunten zijn positieve resultaten in een dergelijke troep vage symptomen gegarandeerd. In heel wat trials is het nocebo-effect in de placebogroep hoger dan in de groep onder actieve behandeling.
In experimenteel onderzoek naar straling van zendmasten is het opvallendste verschil te vinden tussen de groep mensen die hun klachten toeschrijven aan straling en de controlegroep. De eerste groep reageert snel, divers en negatief op de testsituatie. Bij testopzetten hoort een voorafgaande training, waar de onderzoeksgroepen leren omgaan met het gebruikte instrumentarium. Beide groepen melden steeds meer gezondheidseffecten na blootstelling aan placebo dan tijdens de training. Het idee daarbij blootgesteld te zijn aan elektromagnetische straling verwekt evenveel hoofdpijn bij degenen die niet als bij degenen die wél hieraan zijn blootgesteld.
Mensen die verwachten ziek te worden, worden ook ziek. ‘Gezondheidsrisico’s’ brengen voordelen, voor milieuactiegroepen, voor kwakzalvers die zuiverende apparaten en ontgiftende therapieën aanbieden, maar ook voor wetenschappers die op zoek zijn naar onderzoekssubsidies. Een onderzoeksprogramma van 25 miljoen dollar, gefinancierd door de mobiele telefoonindustrie in de jaren negentig van de vorige eeuw, leverde na zes jaar geen resultaten op. George Carlo, de directeur van dit programma, meldde evenwel plots dat men toch ‘direct evidence of possible harm from cellular phones’ ontdekt had. Carlo werd gebombardeerd tot de heldhaftige wetenschapper die inging tegen de leugenachtige industrie die de waarheid manipuleerde. Hij deed die schokkende ontdekking toen het geld op was en het duidelijk werd dat de industrie het nut van verder onderzoek niet meer inzag. Hij heeft zich toen zeer succesvol onder de eeuwigdurende tepels van de bezorgde burger als melkkoe gewrongen.
Conclusie
Er is geen biologische verklaring voor de wijze waarop elektromagnetische velden onze gezondheid kunnen beïnvloeden, anders dan door warmte. De waarnemingen uit goed onderzoek zijn te schaars en te zwak om toevalstreffers uit te sluiten. Eeuwigdurend meer onderzoek vindt eeuwigdurend meer van hetzelfde: een mix van veel negatieve bevindingen met enige niet-interpreteerbare signalen. Bij grote onzekerheid over milieu-effecten wordt vaak een beroep gedaan op het voorzorgsbeginsel. Met dit niet exact te definiëren beginsel, dat gebaseerd is op principes van redelijkheid en proportionaliteit, weegt men de mogelijke schade af tegen de verwachte kosten van voorzorg. Paradoxaal kan het voorzorgsbeginsel worden ingeroepen tegen het gebruik van het beginsel zelf. Waar twijfel onredelijk is op basis van bestaande wetenschappelijke kennis, is het toepassen van het voorzorgsbeginsel immers onredelijk omdat het angst voor een ziekmakende factor ziekte genereert door het nocebo-effect. Het in stand houden van twijfel waar die niet gerechtvaardigd is, ondersteunt het idee dat elektromagnetische straling gezondheidsschade veroorzaakt.
Er is veel onderzoek, zowel door de industrie als door onafhankelijke instanties gefinancierd, zowel fundamenteel onderzoek naar de aard van elektromagnetische straling als epidemiologisch onderzoek naar bestaande blootstelling, dat ernstige, goed meetbare gezondheidseffecten nagenoeg volledig uitsluit. Door nocebo-effecten wordt veel meer ziekte geschapen dan ooit kan worden verwekt door nog onbekende effecten van deze straling. Ook artsen zijn weinig bekend met de fysische aard van niet-ioniserende elektromagnetische straling. Als het voorzorgsbeleid wordt toegepast waar aantoonbaar risico ver te zoeken is, loopt men het risico de volksgezondheid schade toe te brengen door het scheppen van angstige verwachtingen over denkbeeldige gevaren. De ideeën van de moderne westerse burger over de gevaren van de ons omringende elektromagnetische wereld staan in geen verhouding tot de bekende wetenschappelijke feiten. Onterechte angst is schadelijk voor de gezondheid, vooral bij daarvoor gevoelige personen. Meer onderzoek is nodig, om te leren hoe men de moderne burger correct kan informeren over de bestaande risico’s en de onvermijdelijke onzekerheid.
Dit artikel is een verkorte versie van het artikel van Luc Bonneux verschenen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 28 april 2007, volume 151, pagina 953-956, getiteld “Elektromagnetische velden: gezondheidsschade door het nocebo-effect”.
Het volledige artikel is ook verschenen in "Wonder en is gheen Wonder" (jg 2007) , en is nocebo-effect" data-entity-type="node" data-entity-uuid="661a6ae7-85c7-452a-b172-308f0628e597" data-entity-substitution="canonical" title="Elektromagnetische velden: gezondheidsschade door het nocebo-effect">hier te lezen.