In de loop van de negentiende eeuw raakten de meesten er wel van overtuigd dat de uitspraak niet van Galilei kon zijn.¹ Het verhaal was echter hardnekkig — het was ook eigenlijk te mooi om niet waar te zijn. Maar als de uitspraak was verzonnen, door wie dan? Die bal werd aan het rollen gebracht door de Duitse astronoom Eduard Heis, die het zich afvroeg ter gelegenheid van Galileis driehonderdste geboortedag.² Vooral katholiken-feindliche tijdschriften presenteerden de anekdote graag als vaststaand feit, mopperde hij, en hij vroeg de lezers van het blad om hulp.
Vier jaar later bracht hij rapport uit.³ Een collega had in Parijs een vermelding gevonden in de zevende druk van een ooit veelgelezen encyclopedisch werk van de benedictijn Louis-Mayeul Chaudon uit 1789 — zij het met een licht voorbehoud:⁴
Op het moment dat hij opstond, aangedaan door het berouw over het afleggen van een valse eed en met neergeslagen ogen, sprak hij, zo beweert men, stampvoetend: Toch beweegt hij! (E pur si move)!
(In plaats van E pur is het ook wel eens Eppur, de kortere vorm van eppure, ‘en toch’, ‘niettemin’; movere is een oudere vorm van muovere, ‘bewegen’.)
Satiricus
In de jaren daarop werd de vroegste vindplaats allengs verder naar achter geschoven, tot de Duitse arts Gerhard Berthold in 1897 het huidige record vestigde.⁵ Hij was na lang zoeken uiteindelijk gestuit op een in 1757 verschenen bundel van de naar Londen uitgeweken Italiaanse literator en satiricus Giuseppe Baretti, The Italian library. Hierin zette Baretti kort levens en werken van de belangrijkste Italiaanse auteurs op een rij, onder wie Galileo Galilei:⁶
Dit is de beroemde Galilei, die zes jaar in de inquisitie zat, en gemarteld werd omdat hij zei dat de aarde bewoog. Zodra hij werd vrijgelaten, keek hij omhoog naar de hemel en omlaag naar de grond, stampvoette, en zei in een contemplatieve bui: Eppur si move, dat is, toch beweegt hij, de aarde bedoelend.
Dit lijkt dus de eerste vermelding van het citaat, van het steeds opduikende ‘move’, en van het uit de lucht gegrepen idee dat Galilei ooit in de gevangenis heeft gezeten en gemarteld is. Geloofwaardiger werd het hele verhaal er bepaald niet op, en de geleerden waren het er verder wel over eens dat het volstrekt apocrief was. Tot, krap tien jaar later, de zaak een onverwachte wending nam.
Schilderij
Het nieuws werd op 9 juli 1911 bekendgemaakt door de Italiaanse Galilei-kenner bij uitstek, Antonio Favaro, tijdens een lange lezing voor de Venetiaanse academie van wetenschappen.⁷ Hij had, zei hij, een paar maanden eerder een brief doorgespeeld gekregen van de directeur-generaal voor oudheden, Corrado Ricci, afkomstig van ene Jules Van Belle uit Roeselare. Favaro citeerde:⁸
Er bestaat een fragment van een schilderij dat Galilei in de gevangenis voorstelt … met de vermelding ‘E pur si muove’. Dit schilderij dateert zeker uit de zeventiende eeuw.
Gezien het voorgaande zou dat wel heel bijzonder zijn, dacht Favaro, en er kwam een koortsachtige correspondentie tussen de twee op gang.⁹ Daarin werd het Favaro duidelijk dat het niet om een ‘fragment’ ging maar om een compleet schilderij, met het jaartal 163... — het laatste cijfer zou een 3 of een 5 kunnen zijn. Van Belle zag in de handtekening ‘R. Donzello’, Favaro zag op de foto’s die hij van Van Belle had gekregen ‘R. Daniello’, maar de door Van Belle geraadpleegde Belgische deskundigen lazen allemaal ‘B. E. Murillo’, en het jaartal ‘1645’. Favaro bleef sceptisch: hij zou het graag willen geloven, een schilderij van Galilei van de Spaanse meester, maar hij hield een stevige slag om de arm.
Die liet hij echter goeddeels vieren in een artikel dat hij een paar dagen later voor de pagina 3 van de sjieke Giornale d’Italia schreef:¹⁰
Het schilderij werd voor onderzoek aan deskundigen voorgelegd, die unaniem tot de conclusie kwamen dat het, los van de datum die erop stond, alle kenmerken vertoont van een werk uit de zeventiende eeuw. … Wat de maker en de datum betreft was men het er, zij het na enige discussie, ten slotte over eens dat de ondertekening moest luiden: ‘B. E. Murillo’, waarbij sommigen vonden dat het schilderij inderdaad kenmerken van de grote kunstenaar vertoont, en dat de datum luidt: ‘1645’, al zijn de laatste twee cijfers niet heel duidelijk.
Hoe dan ook, het stamde vast en zeker uit de eerste helft van de zeventiende eeuw — waarmee de oorsprong van de legende opeens al pal na het overlijden van Galilei in 1642 moest liggen. Misschien kende Baretti het schilderij en maakte hij er een verhaal bij, of was er toch een heimelijke mondelinge of schriftelijke overlevering van Galileis gevleugelde woorden geweest?
Veldheer
Alleen een sterrenkundetijdschrift gaf een korte samenvatting van het exposé van Favaro,¹¹ en die werd opgepikt door de Brusselse astronoom en seismoloog Eugène Lagrange. Hij reisde meteen naar Roeselare om het schilderij met eigen ogen te aanschouwen. In het tijdschrift van de Société belge d’Astronomie, Ciel et terre, deed hij verslag.¹² Hij was heel stellig: de ondertekening was zonder twijfel ‘B. E. Murillo’ en ‘1643’ of ‘1645’. De inscriptie was echter even onmiskenbaar niet ‘E pur si muove’, maar ‘E pur si move’ — maar dat kan juist wel kloppen, voegde hij eraan toe: ‘move is Spaans, muove is Italiaans’, en Murillo is nooit Spanje uit geweest.
Hij sprak in Roeselare ook met eigenaar Jules Van Belle, die hij ‘een kunstliefhebber en erudiet’ noemde. Het doek had ooit — Van Belle wist niet wanneer — een nieuwe lijst gekregen, en de lijstenmaker had achterop met krijt geschreven: ‘Op het oude lyst stond te lezen: Ill. Dom. O. Piccolomini Imperator, Hisp.’, dus ‘Doorluchtige heer O. Piccolomini, generaal van Spanje’. Ottavio Piccolomini,* een broer van aartsbisschop Ascanio, was van 1635 tot 1639 bevelhebber van de Spaanse troepen in de zuidelijke Nederlanden.¹³ Over de herkomst vertelde Van Belle dat hij het doek van een stadgenoot had gekocht, die het twintig jaar daarvoor op de kop had getikt uit de nalatenschap van een priester in Rumbeke, pal bij Roeselare. De priester had het zestig jaar eerder ontdekt bij een antiquair in Ieper, 20 kilometer ten zuidwesten van Roeselare. En Ieper was de laatste standplaats van de Spaanse troepen.
Vriendelijkheden
Ook Lagrange vond dat hij zijn bevindingen naar de krant moest sturen, en wel naar L’Étoile Belge, waarin ze op 13 januari 1912 verschenen.¹⁴
Maar terwijl Favaro’s krantenstuk geheel was genegeerd, sloeg de internationale pers direct aan op de treffende details in het verhaal van Lagrange. Ook ettelijke Nederlandse kranten schreven erover,¹⁵ en ten slotte de Italiaanse. Professor Favaro droeg het als een man:¹⁶
En natuurlijk werd iedereen genoemd behalve ik, die toch eerder dan ieder ander het bestaan van het schilderij had onthuld; maar aan deze manieren van de pers ben ik gewend en ze raken me niet meer.
En zo staat inmiddels in vrijwel elke grote Galilei-biografie dat de uitspraak wel degelijk aan de grote astronoom mag worden toegeschreven.¹⁷ Als hij die niet deed na het vonnis of toen hij uit de gevangenis kwam, misschien bij het afscheid van Ascanio, toen hij terug mocht naar zijn eigen huis bij Florence? Geen enkele biograaf leek verder nog erg benieuwd naar de achtergronden van het eens zo spraakmakende schilderij. Na de Eerste Wereldoorlog was de hele kwestie vergeten en het doek scheen van de aardbodem verdwenen.
‘Waar het schilderij nu is, is onbekend,’ heette het voortaan.
Vleeshuis
Dat zinde de Amerikaanse astrofysicus Mario Livio niet. Hij begon een paar jaar geleden een verbeten speurtocht naar het schilderij, en hij kwam met, voor de liefhebber, opzienbarende resultaten.¹⁸ Hij heeft het zware werk voor het laatste deel van dit verhaal verricht.
Allereerst, ontdekte hij, was het schilderijtoch niet zo heel erg verdwenen. In1933 leende Van Belle, die inmiddels inBerchem bij Antwerpen woonde, hetop verzoek van de gemeente uit aanmuseum Vleeshuis in Antwerpen, dat hetkort tentoonstelde.¹⁹ Een medewerker van De Standaard die naar het schilderij was gaan kijken, gaf nadere en iets andere details over de herkomst.²⁰ Het was volgens hem in 1848 door een adellijke familie uit Ieper geschonken aan de priester Henri-Amand Desmedt. Na diens overlijden in 1888 werd het in Roeselare geveild,²¹ en Van Belle kon het vervolgens kopen ‘voor een peulschilletje’. Toen de verzamelaar het in 1910 liet restaureren, kwam de tekst tevoorschijn en liet hij het nader onderzoeken door deskundigen.
Geen enkele schilderijenexpert lijkt van de herkansing in Antwerpen gebruik te hebben gemaakt: de kunstwereld hield zich geheel afzijdig.
Domper
‘Met veel moeite, een hoop hulp en flink wat geluk,’ schrijft Livio, vond hij ten slotte een achterkleinzoon van een nicht van Van Belle. Diens grootmoeder bleek in 2007 een verzameling schilderijen ter veiling te hebben aangeboden bij de firma Campo & Campo in Antwerpen. De foto bij kavel 213 toonde overtuigend aan: Livio had het verdwenen schilderij boven water gekregen.
Een forse domper was er wel meteen, want de veilingmeesters hadden het schilderij zonder verdere omhaal geclassificeerd als een negentiende-eeuws doek. Waar Van Belle en Lagrange zo duidelijk ‘B. E. Murillo’ en ‘1645’ hadden zien staan, zagen Campo & Campo slechts ‘onleesbare sporen’ van een signatuur.²² Livio was eerder al met een foto van het schilderij bij een viertal kunstkenners langsgegaan, die er evenmin een zeventiende-eeuws werk, laat staan een Murillo, in zagen.
Het veilinghuis heeft de huidige eigenaar en Livio met elkaar in contact gebracht, maar dat heeft zo te zien nog niet tot verdere publicaties geleid. Livio reageerde niet op e-mails.
Daarnaast deed Livio een tweede, misschien wel opzienbarender vondst. Tijdens zijn naspeuringen stuitte hij op nog twee schilderijen met de titel Galilei in de gevangenis — het was een geliefd thema, in de negentiende eeuw. Een ervan was van de Vlaamse meester Romaan Eugeen Van Maldeghem.
Vergane glorie
Eugeen Van Maldeghem was tijdens zijn leven gevierd, maar na zijn dood vrijwel direct vergeten.²³ Hij reisde door heel Europa, was zeer in trek bij de vorstenhuizen, en buitengewoon productief. In een standaardwerk over Nederlandse en Vlaamse kunstenaars van Christiaan Kramm uit 1864 wordt hij hogelijk geprezen, vooral omdat hij zo mooi heiligen kon schilderen.²⁴
Een van de werken van Van Maldeghem die Kramm noemt, is Galilei in de gevangenis, en dat schilderij, uit 1837, bleek in het bezit van de Stedelijke Musea in Sint-Niklaas.²⁵ Het is geheel identiek aan Van Belles schilderij, tot en met het ‘E pur si move’ toe.
Van Maldeghem staat er niet om bekend dat hij gretig kopieën maakte van andermans werk en, zoals Livio opmerkt, Kramm en Van Maldeghem waren tijdgenoten, dus Kramm zou het vast wel gezegd hebben als Galilee in de gevangenis niet een oorspronkelijk werkstuk geweest was.
Voeg hierbij het gegeven dat het schilderij volgens de oeuvrelijst van Kramm in Tielt hing, een stad 20 kilometer ten noordoosten van Roeselare, en de zaak lijkt vrijwel beklonken.
Het ziet er, helaas, toch naar uit dat een niet onverdienstelijke amateur een nette kopie van het schilderij van Van Maldeghem heeft gemaakt — zoiets gebeurde voortdurend. Die replica kwam na wat omzwervingen in Roeselare terecht. Of iemand de boel heeft bedonderd weten we niet, wel dat de wetenschapsgeschiedenis een eeuw op het verkeerde been heeft gestaan. Tenzij...
Voetnoten
1. Guillaume Libri: Histoire des sciences en Italie (1838), p. 259; Alfred von Reumont: Beitrage zur Italienischen Geschichte, dl. I (1853), p. 393.
2. E. Heis: Wer hat dem Galilei das ‘Eppur si muove’ zuerst angedichtet? Literarischer Handweiser, nr. 23 (18 maart 1864), kol. 127.
3. E. Heis: ‘E pur si muove’. Natur und Offenbarung, dl. 14 (1868), p. 371.
4. L.-M. Chaudon: Nouveau dictionnaire historique, dl. 4 (1789), p. 24: ‘Au moment qu’il se releva, agité par le remords d’avoir fait un faux serment, les yeux baissés vers la terre, on prétend qu’il dit en la frappant du pied: Cependant elle remue! (E pur si move)!’ De eerste druk stamt uit 1776; het voorbehoud staat alleen in de edities van 1789, 1804 en 1810.
5. G. Berthold: Über den angeblichen Ausspruch Galilei’s: ‘Eppur si muove’. Bibliotheca Mathematica, jg. 11 (1897), nr. 2 , p. 37.
6. G. Baretti: The Italian library (1757), p. 52: ‘This is the celebrated Galileo, who was in the inquisition for six years, and put to the torture, for saying, that the earth moved. The moment he was set at liberty, he looked up to the sky and down to the ground, and, stamping with his foot, in a contemplative mood, said, Eppur si move; that is, still it moves, meaning the earth.’
7. A. Favaro: Alla ricerca delle origini del motto: ‘E pur si muove’. Atti del Reale Istituto Veneto di Scienze, Lettere ed Arti, dl. 70-2 (1910–1911), p. 1219.
8. ‘Il existe un fragment de tableau, représentant Galilée en prison … et portant la mention ‘E pur si muove’. Cette peinture date certainement du 17.e siècle.’
9. Er liggen ruim twintig brieven en briefkaarten van Van Belle bij de Domus Galilaeana in Pisa, maar ze worden op het ogenblik gedigitaliseerd en zijn pas volgend jaar beschikbaar. De brief aan Ricci is van 1 februari 1911.
10. A. Favaro: ‘E pur si muove’. Il Giornale d’Italia, 12 juli 1911, p. 3: ‘Il quadro venne sottoposto all’esame di periti i quali furono unanimi nel conchiudere che, pur prescindendo dalla data che vi è apposta, esso presenta tutti i caratteri di appartenere al secolo decimosettimo. … Quanto all’autore ed alla data, sebbene vi sia stato qualche disparere, si fini ad ogni modo per tenere che la firma sia da leggere: ‘B. E. Murillo’, concordando anche alcuni nel trovarvi caratteristiche della maniera del grande artista; e la data si legge: ‘1645’, sebbene le due ultime cifre non siano proprio chiarissime.’
11. Un motto famoso. Rivista di Astronomia e Scienze Affini, jg. 5, nr. 12 (december 1911), p. 577.
12. E. Lagrange: Galilée et la légende du ‘E pur si muove’. Ciel et Terre, jg. 33 (1912), nr. 1, p. 34.
13. Piccolomini was eveneens kunstliefhebber. A. Becucci: Ottavio Piccolomini (1599–1656): a case of patronage from a transnational perspective. International History Review, dl. 33, nr. 4 (december 2011), p. 585. In 1643 waren zowel Murillo als Piccolomini in Madrid.
14. L’Étoile Belge, 13 januari 1912, p. 3.
15. Algemeen Handelsblad, 15 januari 1912, p. 7; Avondpost, 16 januari 1912, p. 2.
16. A. Favaro: Ancora a proposito dell’ ‘E pur si muove’. Atti e memorie della Reale Academia di Scienze, Letteri ed Arti in Padova, dl. 29 (1913), p. 11: ‘… e, naturalmente, nominando tutti all’infuori di me che prima d’ogni altro avevo rivelato l’esistenza del quadro: ma a queste gentilezze della stampa periodica ho gia fatta l’abitudine e non mi commuovono più.’
17. S. Drake: Galileo at work: his scientific biography (1978), p. 357; M. A. Finocchiaro: Retrying Galileo: 1633–1992 (2007), p. 114; J. L. Heilbron: Galileo (2010), p. 327. En ook S. Hawking: On the shoulders of giants (2002), p. 397. Bartolomé Esteban Murillo: Jonge bedelaar, circa 1648.
18. M. Livio: Did Galileo truly say, ‘And yet it moves’? A modern detective story. Scientific American, blog 6 mei 2020.
19. Gazet van Antwerpen, 15 september 1933, p. 3; Het Laatste Nieuws, 16 september 1933, p. 9.
20. De Standaard, 1 oktober 1933, p. 5.
21. De smedt had zich, door tegenslag en onwetendheid, enorme schulden op de hals gehaald voor de bouw van een eigen parochiekerka in Beitem, 7 kilometer ten zuiden van Roeselare. Zijn familie moest de hele kerk, met alles erop en eraan, verkopen. W. Wylin: Het verleden van Beitem, www.beitem.be.
22. Livio schrijft dat ze helemaal niets zagen, maar dat blijkt bij navraag bij Campo & Campo onjuist. Vooral de vorm van de craquelures dateert het doek; van een tekst op de achterkant herinnert men zich niets. Het schilderij werd geveild voor 550 euro hamerprijs.
23. Eric Bekaert: Romaan Eugeen van Maldeghem, de vergane glorie van Dentergems grootste kunstenaar (1813–1867). Roede van Tielt, jg. 35, nr. 2 (april-mei-juni 2004), p. 54.
24. Christiaan Kramm: De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd, Aanhangsel (1864), p. 1043.
25. Het kwam uit de kunstverzameling van de literator en acteur Lodewijk Verstraeten uit Sint-Niklaas, die in 1859 zijn gehele collectie aan de stad schonk.