Voedingsmythes

Afbeelding
Image by Robert Owen-Wahl from Pixabay

Over valse hoop en nodeloze vrees

Martijn Katan bespreekt 70 mythes over voeding, onderverdeeld in 8 groepen. Katan is een hard core reductionist. Voeding bestaat uit 48 noodzakelijke voedingsstoffen, verder is daar niets magisch aan te beleven. Ik bespreek hier kort de acht grote lemma’s van dit boek.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Afvallen

Het lemma over afvallen is verplichte literatuur. Kraakhelder en geestig beschrijft Katan waarom alle mirakeldiëten werken op de korte termijn, maar er geen enkel is dat werkt op de wat langere termijn. Als goed pedagoog illustreert hij dit met hilarische alternatieven. Zijn leukste dieet staat zelfs niet in het boek: het Katan suikerdieet. Bij het Katan suikerdieet mag je alles eten wat je wil, maar je moet er wel steeds een flinke laag suiker over strooien. Biefstuk friet? Geen probleem, maar wel eerst een dikke laag suiker erover. Het Katan afvalemmerdieet staat er wel in: kieper de biefstuk friet in een emmer, jaag er de mixer doorheen en laat de brij afkoelen. In het afvalemmerdieet zit nog steeds de biefstuk friet, alleen in een onsmakelijke versie. Waarom werken alle andere mirakeldiëten op de korte termijn, hoewel het ene dieet verkettert wat het andere aanraadt? Dikke mensen eten meer dan dunne mensen (wat ze daarover ook zelf mogen denken): het onderhouden en meezeulen van elke extra kilogram vergt energie. Mensen op dieet letten meer op en schransen minder. Dat scheelt zo een paar kilogrammen. En ten tweede, die mirakeldiëten zijn eenzijdig maar niet lekker. Mensen eten er minder van en vallen dus af. Maar vroeg of laat zijn ze de droge gortkoeken of laffe papjes beu en hervallen ze terug in hun oude eetpatroon. En dan krijgen ze razendsnel het gewicht terug dat bij dat patroon hoort. Het principe van de Katandiëten is dat ze voldoende smerig zijn. Wie deze volgt, eet minder en vermagert.

Katan ziet vermageringsdiëten, -pillen en –kruiden als een individualistische “ieder voor zich” aanpak, die ook daarom niet werkt. Hij schrijft: “Afvallen en afgevallen blijven lukt maar zelden. Het slagingspercentage is nauwelijks beter dan bij het afkicken van heroïne” (p. 15). We moeten het probleem van de vetzucht aanpakken als gemeenschap, niet ieder voor zich. We worden voortdurend verleid om meer te eten en minder te bewegen. We moeten meer aan die verleidingen doen. En dat begint te lukken.

Suiker

Het lemma over suiker is even leerrijk. Katan neemt je aan de hand en leidt je door het bos van gemediatiseerde flauwekul naar de essentie. Wat ik in de jaren 1980 heb geleerd tijdens de opleiding epidemiologie, geldt onveranderd. Suiker is barslecht voor je tanden – er was toen officieel meer epidemiologische zekerheid over de relatie tussen suiker en tandbederf dan over de relatie tussen roken en longkanker! De andere relatie tussen suiker en gezondheid loopt langs zwaarlijvigheid. Zoet is lekker. Suiker zit in heel veel industrieel bereid voedsel om ons te verleiden en het voert een vracht calorieën aan. Die suikerrijke voeding maakt (te) dik, en (te) dik is ongezond. Rond suiker is vervolgens een hype ontstaan, waarbij lobby’s grossieren in complottheorieën. Neen, suiker veroorzaakt geen ADHD, geen kanker (tenzij via zwaarlijvigheid) en “trage” of “snelle” suikers vallen niet samen met “gezond” of “ongezond”. De duivel zit in de dosis: suiker kan geen kwaad, wel te veel suiker.

Je kan suiker vervangen door caloriearme zoetstoffen, op hun beurt onderwerp van allerhande complottheorieën. Een goed voorbeeld van zo’n theorie is Stevia, een zoet kruid. De “groene” lobby vermoedde een industrieel complot van de suiker- of andere zoetstoffenindustrie om Stevia tegen te houden. Katan schrijft terecht dat planten doorgaans giftig tot erg giftig zijn en hij daarom heel blij is dat de voedselwaakhonden van de staat streng zijn vooraleer een plant tot de markt toe te laten. Katan vermeldt ook dat Stevia er nu van verdacht wordt een zeldzame, maar wel ernstige allergie te kunnen veroorzaken. Kortom, “natuurlijk” is een verkoopargument maar is niet beter of slechter voor de gezondheid dan veilig bevonden “chemische” zoetstoffen.

Boter, kaas en eieren

Dit is het lastigste lemma. In de cholesteroloorlogen hoort Katan bij wat ik oneerbiedig de cholesterolmaffia noem. Zelf beken ik me tot de cholesterolsceptici. Zoals zoveel in de epidemiologie is het een gepolariseerde strijd tussen gelovigen en ongelovigen die rijkelijk werk uit eigen winkel citeren. Aan mijn cursus uit de jaren 1980, “The Cholesterol Debate”, is nu een hele bibliotheek toegevoegd. Maar veel verder zijn we niet gekomen, de miraculeuze cholesterolverlagende pillen, de statines, niet te na gesproken. Maar dat is geen voeding. Ook als we het oneens zijn over de wetenschap, dan nog worden Katan en ik het gauw eens over verstandige adviezen. Vet levert veel calorieën, en daar worden we dik van. Mogelijk is te veel vet ook niet zo goed voor de hartgezondheid. Er is niets mis met een voorzichtig dieet. Halfvolle of magere melk is daarom een verstandiger keuze dan volle melk. Kinderen hebben melk nodig: melk levert eiwitten, jodium, kalium, zink, vitamine A en diverse vitamines B. Vitamine B12 zit enkel in vlees, vis, melk en eieren. Vegetariërs moeten daarom genoeg melk drinken. Veganisten (die alle dierlijke producten afwijzen) moeten het vitamine B12 uit voedingssupplementen halen: er bestaat geen gezond veganisme zonder industriële ondersteuning. Katan denkt dat helemaal geen melk drinken (of andere zuivelproducten innemen) niet gezond is, maar kan het niet bewijzen. Dit geldt zeker voor kinderen.

Katan raadt aan de angstaanjagende verhalen over melk te negeren – zoals alle andere mediaverhalen over voeding. Er is geen bewijs dat melk of boter slecht voor je is. Boter, melk en eieren bevatten daarentegen veel waardevolle voedingsstoffen. Wees enkel voorzichtig met het vele vet. Drie eieren per week zijn prima, dagelijks spek met twee eieren is ongetwijfeld te veel van het goede.

Gif en kanker

Katan herhaalt Paracelsus: de duivel zit in de dosis.Gif is alleen gif als je er teveel van binnen krijgt (p. 93). Katans grootste kracht zit in de illustraties: van 70 gram zout, 10 liter water of een hoge dosis vitamine A ga je dood. Het botuline toxine, oorzaak van botulisme, is het krachtigste gif dat we kennen. Van geen stof is minder nodig om een mens te doden. Maar zeer lage doses worden gebruikt bij injecties om je rimpels plat te leggen. Dat is ongevaarlijk, al is het mimiekloze smoeltje dat je er aan over houdt enkel mooi voor wie van etalagepoppen houdt. Katan adviseert je niet druk te maken over pesticiden, hormoonverstoorders (de laatste nieuwe eco-hype in Groen-land), kleurstoffen, antibiotica, kwik, alkaloïden, arsenicum, bisfenol A, tributyltin, dioxine, formaldehyde of vele andere griezelig klinkende namen in je eten. Feitelijk zit er steeds minder van deze stoffen in je voedsel, maar het publiek denkt het tegendeel. Dit komt omdat de toelaatbare grenzen steeds verder worden verlaagd. Dit heeft alles te zien met steeds verfijndere meetmethoden en de dure apparatuur die daar aan vast hangt. Ik voeg er graag aan toe: en van gretige politieke partijen die hun ideologie van een bedreigende industrie slijten aan een wetenschappelijk analfabeet publiek.

Katan bevestigt dat er weinig relatie is tussen (moderne) voeding en kanker. Wie zijn kankerrisico wil verlagen, houdt zijn gewicht binnen aanvaardbare grenzen en is voorzichtig met alcohol: de enige echt bewezen dieetfactoren die er toe doen. En zelfs die risico’s zijn miniem, vergeleken met roken. Voedselverontreinigingen als oorzaak van kanker zijn verwaarloosbaar.

Groente en fruit

Dat veel groente en fruit gezond zijn, daar zijn we toch zeker van? Neen, toch niet. Katan neemt een kloek minderheidsstandpunt in weg van de pensée unique van de voedingsdeskundigheid. Hij vindt het bewijs dat groente en fruit hart- en vaatziekten en kanker kunnen voorkomen zwak tot onbestaande. Hij voorspelt zelfs een trieste afgang van de groente- en fruithypothese. Over die afgang ben ik minder optimistisch: veel lang overleden theorieën blijven overeind door de belangen die zich hebben gevestigd op die theorieën. Denk maar aan het vorige hoofdstuk over kanker en voeding. Katans eerste argument is het argument door verstoring.Groenten en fruit lijken gezond, zoals zeehondenvlees een oorzaak lijkt van ijsberenaanvallen (zie kaderstuk “Waarom is voedingsepidemiologie zo lastig”). Mensen die veel groenten en fruit eten, doen ook vele andere gezonde dingen. Zijn tweede, krachtigste argument wordt gevormd door het vele grote gerandomiseerde experimentele onderzoek naar vitamines, geïnspireerd door de gezonde groente- en fruittheorie. “Twintig jaren en honderden miljoenen dollar later was de conclusie onontkoombaar: voedingsstoffen uit groente en fruit helpen niet tegen kanker. Ook hart- en vaatziekten werden niet verlaagd” (p. 131). Het argument dat groente en fruit meer is dan voedingsstoffen, noemt Katan een niet toetsbare hypothese. Ik vrees dat Katan gelijk heeft. Groenten en fruit zijn niet ongezond, maar er is geen overtuigend bewijs dat ze gezond zijn. Het gedoe over zoveel stukken fruit per dag is dus op geheel niets gebaseerd. Dat komt helaas te veel voor in de officiële gezondheidsvoorlichting.

Gezondheid uit een potje

Veel mensen voelen zich alsmaar moe, slapen slecht, zijn gestrest, voelen zich niet goed in hun vel. Drogisten, supermarkten, dieetwinkels en apotheken staan vol met potjes en potten vitamines en voedingssupplementen die je meer “energie” beloven, meer fut, een gezondere huid, een langer leven, en verder alles genezen wat je nog niet wist dat je mankeerde. Katan is hier gauw klaar mee. Sommige doelgroepen kunnen extra vitamines gebruiken (vitamine K voor baby’s op enkel borstvoeding, foliumzuur bij zwangerschap, vitamine D voor ouderen van dagen, vitamines B voor veganisten). In alle andere gevallen kosten vitamines en voedingssupplementen enkel geld en moet je hopen dat ze je niet ziek maken.

Natuurlijk en gezond

“Natuurlijk” wordt geroemd in reclame voor voedingsmiddelen, supplementen en diëten. Het is op zijn best een onschuldige kreet, soms is het ook een minder onschuldig argument om ons iets aan te smeren dat niet goed is voor ons. In werkelijkheid is de natuur ons niet goed gezind. Onze gezondheid kan de doorsnee plant geen barst schelen. Als ze kan verhinderen dat we haar opeten door ons moorddadige buikpijn dan wel een vroege dood te bezorgen, zal ze dat graag doen. Veel van ons voedsel is kunstmatig geteeld en veredeld om het gif er uit te kweken. Denk maar aan de aardappel, een plant uit de familie van de nachtschade. Twee “natuurlijke” aardappelen zijn genoeg om je vreselijke buikpijn te bezorgen. Het gewone eten in de supermarkt is veilig, niet gedegenereerd, niet giftig en niet slecht. Alleen moeten we opletten voor dikmakende pakjes, zakjes en te veel verwennerij.

Katan geeft graag voorbeelden. Eén van de sterkste voorbeelden van de kracht van de voedingsindustrie is de voeding voor mensen zonder darmen. Daar leven er in Nederland een tweehonderd van. Zij leven van een volledig artificiële voeding bestaande uit de 48 chemicaliën die wij nodig hebben. Die voeding loopt ’s nachts langs een infuus in hun ader. Verder leiden zij een normaal bestaan. Dank u, industrie! In dit lemma merkt de erudiete Katan terloops ook dat het bepaald niet zeker is dat “biologische” landbouw beter is voor het milieu: er zijn verborgen kosten door de mindere opbrengst. Die mindere opbrengst vergt meer energie per productie-eenheid.

Drank

Water is de beste drank, omdat die geen calorieën toevoert. Tegenwoordig zie je mensen flesjes water dragen alsof ze op overlevingstocht zijn in de woestijn. Feitelijk hebben mensen verrassend weinig water nodig om niet uit te drogen (een halve liter per dag). Wat meer is comfortabeler, maar je wordt niet gezonder van veel water drinken. Tot slot verschillen we van mening over alcohol, al is de pragmatische Katan weer de redelijkheid zelve. Volgens Katan is ook matig alcoholgebruik niet gezond, maar wel lekker. Hij laat dus zijn dagelijks glaasje wijn niet graag staan. Als ik alle epidemiologische criteria van oorzakelijkheid toepas op de bestaande kennis over matig alcoholgebruik, denk ik dat het bewijs van een oorzakelijk verband tussen matig alcoholgebruik en verlaagde sterfte aan hart- en vaatziekte overweldigend sterk is. Niet absoluut, maar dat is het nooit in de observationele epidemiologie. Het staat wel buiten kijf dat alcoholisme een gesel is. De alcoholbestrijders hebben daarom één onweerlegbaar sterk argument: we weten niet wie waarom van matig gebruik in een verslaving glijdt.

Tot slot

Het slot is bitter voor een voedingsdeskundige. Katan raadt aan om, als je in de media een artikel ziet over gezonde voeding, dat artikel over te slaan. Het is zeer waarschijnlijk fout. Ik kan dit helaas bijtreden als epidemioloog over heel wat meer onderwerpen dan voeding. Maar, voor wie zich wil beschermen tegen de vele onzin en nonsens die in media en internet rondwaren over gezonde voeding, is dit boek van Martijn Katan een verplicht vaccin. Het is in een zo heldere en verhelderende taal geschreven, dat je neigt te vergeten dat dit de neerslag vormt van een leven aan studie van een kritische en intelligente wetenschapper.

Een laatste tip: als er iets over voeding de media haalt, bespreekt Katan het op zijn blog. Ik heb steeds wat bijgeleerd.

 

Toetje: Waarom is voedingsepidemiologie zo lastig?

Eén van mijn leermeesters en latere directeur van het Antwerps Tropisch Instituut voor Geneeskunde, Luc Eyckmans, vatte het zo samen: “Iedere Vlaming die ziek wordt, denkt dat hij iets verkeerd heeft gegeten. Iedere Vlaming eet drie maal daags. Dat klopt dus altijd.” Volgens Katan hebben we 48 essentiële voedingsstoffen nodig. Hij noemt ze wat provocerend chemicaliën. Daarnaast is er een veelvoud aan chemicaliën die we niet nodig hebben, maar waar we geen last van hebben als we er niet te veel van innemen. Die essentiële stoffen zitten in een veelheid aan voeding. Die velerlei soorten voeding worden gegeten door allerhande soorten mensen, die verschillen in meetbare en niet meetbare karakteristieken. Het is moeilijk na te gaan wat mensen precies hebben gegeten, toch in studies op grote aantallen. Vragenlijsten over voeding zijn notoir onbetrouwbaar. Die allerhande soorten mensen krijgen velerlei ziekten met vele oorzaken. Het aantal mogelijke relaties tussen voeding, bevolking en ziekte is zo schier eindeloos, en zo ook het aantal mogelijke relaties ontstaan door toeval of verstoring door andere factoren.

Mensen worden oud en sterven op hogere leeftijd, als ze niet te veel pech hebben, en daarom zijn er langdurige studies nodig. Voor gecontroleerd experimenteel onderzoek is dat nauwelijks mogelijk, waardoor de meeste studies over voeding observationeel zijn. Maar daar vallen ze in de talloze valstrikken van toeval en verstoring door andere factoren (confounding, in het Engels). Wie veel zeehondenvlees eet, riskeert slachtoffer te worden van ijsberen. Dat ligt niet aan het zeehondenvlees, maar aan het verblijf in streken met ijsberen. De grote verstoorder is welvaart, socio-economische status en opleiding. Wat mensen met een hogere opleiding en hogere socio-economische status eten, lijkt steeds gezond. Dus ook voedingshypes en -rages, opgepikt door een rijke, verwende elite. Wat vrachtwagenchauffeurs zonder opleiding eten lijkt steeds ongezond. Maar het is de associatie tussen zeehondenvlees en ijsberen. Als we streng zijn en ernstig verhoogde risico’s eisen voor relaties tussen voeding en gezondheid ofwel goed uitgevoerd experimenteel onderzoek, blijft er van de voedingsepidemiologie van de laatste decennia niet veel over. Katan trekt zelfs het belang van veel groente en fruit in twijfel. Ik zelf vind het bewijs dat veel vlees eten ongezond is, erg mager. Dat wil niet zeggen dat het eten van veel vlees gezond is en dat er geen andere goede redenen zijn dan gezondheid om vleesconsumptie te minderen. Vroeger at je om te overleven. Van te weinig eten ga je dood. Naarmate we welvarender werden, bleek ook te veel eten niet goed: we worden te dik. Maar de overige relaties tussen voeding en gezondheid zijn onzeker. Wat over gezonde voeding bekend is, kan samengevat worden in een enkele zin: eet gevarieerd en niet te veel.

Maar er is veel verwarring. Er zijn talloos veel wetenschapstijdschriften met “nutrition” in de titel. Er is nochtans weinig nieuws te beleven. Daarom worden er talloos veel artikelen gepubliceerd over de talloos vele toevallige of verstoorde associaties tussen voeding en ziekte. Uit die overvloed aan studies kan iedere zelf benoemde voedingsgoeroe die artikelen plukken die in zijn kraam passen en zijn boek schrijven. De laatste echt revolutionaire bevinding over gezonde voeding is gemaakt vlak na de Tweede Wereldoorlog: het ontdekken van het belang van fluor voor gezond tandglazuur. Omdat we alle dagen eten, en dat voedsel zelden nog maar zelf verbouwen, verdient de voedingsindustrie veel geld in scherpe competitie met elkaar. Martijn Katan verdedigt de voedingsindustrie waar nodig en dat is goed. De voedingsindustrie heeft ons veiliger en gezonder voedsel gebracht. Maar het gezondheidsargument wordt misbruikt om marktaandeel te verwerven en te dure voedingsmiddelen te slijten. Anderzijds voert een groene lobby een strijd tegen alles wat industrieel is met als kardinale argument de complottheorie. De hetze tegen suiker bijvoorbeeld is zo oud als de straat. Er is niets over de gezondheidseffecten van suiker dat we al geen decennia weten (zie eerder). Tot slot dienen de media als megafoon. Nieuws en nieuwtjes over gezondheid verkopen. Een onophoudelijke stoet voedingsgoeroes met revolutionaire diëten en schokkende inzichten marcheren over uw scherm, krant en radio. Het advies van Katan is onomwonden en duidelijk: “Nieuws over voeding mag je meestal negeren” (p. 235).