Wanklanken: Muziek & Pseudo-wetenschap

Afbeelding

Door prof. Gustaaf Cornelis, eerste viool van SKEPP.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Het mag ook wel eens: voor een keertje aan de andere kant. Neen, vrees niet, het gaat er niet om dat skeptici horoscopen gingen trekken of homeopathisch water zouden fabriceren. Alhoewel, de beste boswachters zijn de beste stropers (of is het omgekeerd?). Neen, gewoon even aan de andere kant van de zaal: als toehoorder, niet als voordrachthouder. Even lekker onderuit een uiteenzetting over muziek aanhoren. Door een gerenommeerd organist. Het belooft interessant te worden.

Het verhaal van de musicus vangt aan in de oudheid, met de zoektocht van Pythagoras en zijn volgelingen naar het Grote Mysterie, de kosmische wetmatigheid. De musicus suggereert dat Pythagoras en zijn volgelingen de grote vraag beantwoord hadden: zij ontdekten immers de Harmonie der Sferen. Dat die oude Grieken het bij het juiste eind hadden bleek veel later met het werk van Kepler: ook hij ging op zoek naar de Waarheid.

De skepticus in me fronst de wenkbrauwen. Hadden de Pythagoraeërs niet al meteen vastgesteld dat niet alles in de natuur als een getallenverhouding kan voorgesteld worden en hadden ze zo niet de irrationale getallen ‘ontdekt’? Pythagoras en zijn volgelingen zaten al snel in een crisis: de getallenmystiek bleek niet zo vruchtbaar als ze gehoopt hadden. Maar hun falen was gauw vergeten en velen hielden en houden de droom levendig dat de werkelijkheid een harmonie ten gehore brengt. Zo ook onze musicus. Wat is echter de nazinderende boodschap? Sedert de oudheid wordt er gezocht naar de harmonie der sferen, en dus is er een harmonie der sferen. Wat verzwijgt onze musicus? Dat men eigenlijk al vanaf het begin tot de conclusie had moeten komen dat er van een harmonie geen sprake was. Blijkt dat de planeten een eigen frequentie hebben. Die frequentie komt uiteraard overeen met een klank, die echter veel te laag is om te horen. Breng je die frequenties een dertigtal octaven hoger, dan worden ze wel hoorbaar. Zo krijg je voor de aarde een ‘la’ en voor de zon een ‘sol#’. (Neen, niet om die reden wordt een sol een ‘sol’ genoemd). In de natuur komen frequenties voor die dus met noten overeenstemmen. Waar komen die frequenties vandaan? Voor de zon neem je, bijvoorbeeld, het tropische jaar. Zet je dat om in seconden en neem je daar dan de omgekeerde waarde van, dan kom je zo aan je ‘la’.

De skepticus wordt wakker. Het tropische jaar is de tijd die de zon schijnbaar nodig heeft om op haar uitgangspunt terug te keren ten opzichte van het lentepunt. Die tijd is echter veranderlijk: het lentepunt verplaatst zich en de zon beweegt zich steeds langzamer op haar schijnbare baan. Dat betekent dat de vermeende frequentie van de zon niet constant is. Vandaag is het een ‘sol#’, maar dat is niet altijd het geval geweest en dat zal ook niet zo blijven. De Harmonie is dus van ‘korte’ duur. De schijnbare snelheid van de zon in de loop van het jaar is trouwens ook veranderlijk; de frequentie zou dus periodiek moeten veranderen. Of niet? Ik heb het wellicht weer niet goed begrepen. Wat schort er nog aan het verhaal? Alle genoemde bewegingen van de zon gaan terug op bewegingen van de aarde. De schijnbare bewegingen van de zon veroorzaken de klank die de zon voortbrengt. Hoe komt de aarde dan aan haar klank? In elk geval gaat het niet om een klank die ontstaat uit beweging. Natuurlijk niet, want de beweging van de aarde rond de zon duurt even lang als de schijnbare beweging van de zon om de aarde: we zouden dezelfde klank krijgen. Dus moet voor de aarde een andere oorzaak gezocht worden. Welke oorzaak wordt echter niet verteld. Het zou de asrotatie van de aarde kunnen zijn, maar waarom wordt dan niet de asrotatie van de zon genomen, maar wel de lengte van haar schijnbare beweging aan de hemel ?

Er zijn zeven noten en zeven planeten. Dat kan geen toeval zijn, suggereert de musicus. In de oudheid kende men de planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus: die zijn immers met het blote oog zichtbaar. Maan en Zon werden ook als ‘dwaalsterren’ beschouwd, en zo kom je inderdaad aan zeven.

De skepticus schuifelt op zijn stoel. Er rijzen drie problemen. Ten eerste zijn er nu negen ‘grote’ planeten bekend (Uranus, Neptunus en Pluto). Ten tweede werden intussen erg veel manen ontdekt die rond die planeten wentelen (en dan zwijgen we nog over de ontelbare planetoïden en kometen die verder het zonnestelsel gestalte geven). Ten derde waren niet alle natuurfilosofen het eens over het aantal sferen: Plato telde er acht, Aristoteles zesenvijftig, Philolaos van Krotoon, volgeling van Pythagoras en ontwerper van de Pythagoreïsche kosmologie, had er tien in zijn systeem, en Kepler zag er zes. Met andere woorden, geen enkele vigerende natuurfilosofie maakte gewag van zeven sferen. Dus waarom zijn er dan geen zes, acht, tien of zesenvijftig noten als dat aantal iets te maken zou hebben met de natuur? Trouwens, negen zou dan toch het meest waarschijnlijk zijn (for the sake of argument)? Het punt is dat onze musicus het aantal noten relateert aan de theorieën uit de oudheid (maar daar bestond dus geen consensus en geen theorie spreekt van zeven sferen) om enerzijds te suggereren dat de wijsheid in het verleden te zoeken valt en anderzijds zijn these kracht bij te zetten dat muziek en wereld onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

"In den beginne was er het woord”, citeert onze musicus uit de bijbel. Hij voegt er meteen aan toe dat er eigenlijk in het Hebreeuws te lezen staat dat de wereld begon met ‘klank’. Klank is dus fundamenteel, zo blijkt.

De skepticus gelooft niet wat hij hoort. Gaat onze musicus de bijbel als autoriteit aanhalen? Of is het de bedoeling aan te geven dat de schrijvers ervan wilden aangeven dat ook zij ingezien hadden dat de werkelijkheid een harmonie verbergt? Het verwonderde me even dat niet verwezen werd naar de ‘big bang’. Gelukkig maar, want de enige reden waarom zowel leek als expert spreekt van een oerknal om het allervroegste begin van het universum mee aan te geven, gaat terug op een schertsnaam bedacht door Fred Hoyle, die het niet zo ophad met de kosmogonie van George Lemaître. Geluid zal er niet bij geweest zijn: er was geen medium om de trillingen voort te planten. Licht overigens evenmin – maar dit terzijde. Ik wil echter onze musicus geen woorden in de mond leggen.

Het is duidelijk, zegt de musicus, dat de werkelijkheid doordrongen is van muziek . Zo ook de mens. Dus als de mens om één of andere reden van slag is, dan volstaat het de harmonie te herstellen. Dat hebben ze in het Oosten goed begrepen: met hun cimbaaltjes en klankschalen. Een klankschaal ziet er inderdaad uit als een pothelm of een soepkom, maar velen weten toch meteen dat het niet dient om op je hoofd te zetten of om uit te eten. Onze musicus is daarover zeer gestemd en enthousiast gaat hij verder. Elk orgaan heeft een eigen frequentie. Als je lever er wat geeltjes bijligt, dan zal de juiste toon die weer gezond maken.

De skepticus wordt woest. Cirrose? Even een tik op de klankschaal! Een wat gevaarlijke boodschap van onze musicus, me dunkt. Hoe weet men trouwens welke frequentie bij welk orgaan hoort? Dat is toch bewezen! Want, als je er voor open staat (dixit musicus meus), dan werkt het. Wetenschappelijk onderzoek heeft dat aangetoond! Ik vraag me af welke tonen je moet aanhoren om van AIDS of MS te genezen.

Klank is voor de mens fundamenteel. Want verbinden we klanken niet met emoties? Is het niet zo dat een bassbeat voor sommigen enerverend, maar voor zovele jongeren stimulerend kan zijn? Onze musicus verklaart dit fenomeen door het feit dat de lage tonen op de lagere gebieden van ons lichaam inwerken: ze beïnvloeden wat er in onze buik zit. Als we zenuwachtig zijn, bijvoorbeeld, dan kriebelt het daar. De lage tonen in de hedendaagse muziek werken in op de buik en versterken daar de emoties.

De skepticus wordt uitzinnig. Waarom zitten de emoties in onze buik? Waarom niet in ons hart? Of in onze hersenen? Is het niet eerder zo dat de borstkas resoneert, dat het hart wordt gestimuleerd en dat jongeren daardoor in een geëxciteerde toestand komen, terwijl ouderen het niet leuk vinden dat hun hart begint te jagen wanneer het de bassbeat wil bijhouden?

Het hek is finaal van de dam. Muziektherapie! Alternatieve geneeswijzen! Yin en Yang! Chakra’s! Het kan niet op volgens onze musicus. De wereld is vol harmonie, de mens heeft het eindelijk begrepen. Muziek opent de poorten naar de diepere mysteries van ons zijn. Toch fijn om te weten dat alles wetenschappelijk werd aangetoond, mocht er nog iemand aan twijfelen.

Chakra’s! Eindelijk! De skepticus zat er op te wachten. Gek genoeg wijst onze musicus niet op het feit dat er zeven – jawel: zeven – chakra’s zijn. Blijkbaar is de scepticus beter onderlegd in de onzin dan de musicus die ermee koketteert. Chakra’s worden door yogi’s gebruikt om zich op te concentreren. Je kan die punten echter niet zien, ze hebben geen reële betekenis. Niettemin maken new-agers gretig gebruik van het concept, zonder enig benul te hebben van de ware toedracht. Het zijn symbolen om de meditatie van yogi’s te vergemakkelijken; kwestie van een aandachtspunt te hebben. Niets meer, niets minder. Dat zal onze musicus worst wezen. Chakra’s hebben geen zier met muziek te maken, maar wie ligt daar nu van wakker? Pseudo-wetenschappers zouden eigenlijk aan protectionisme moeten gaan doen: "chakra’s zijn van mij en je mag die benamingen niet ijdel gebruiken!" Bricmont en Sokal doen dat al lang, mutatis mutandis.

We worden getrakteerd op stukjes Bach, Mozart, … Erg korte stukjes, want onze musicus hoort zichzelf liever praten dan op zijn misprezen klavier te tokkelen. Een opgetrommelde doedel-zakspeler mag nauwelijks een heerlijk deuntje ten beste geven. Prachtig! Maar meteen neemt de musicus weer het woord om bij wijze van intermezzo Helmut Lotti en Dana Winner te prijzen omdat ze het volk hebben leren luisteren naar klassieke muziek.

De skepticus in me wordt apathisch. De musicus drukt geen vermoedens uit; hij verkondigt de waarheid. Heeft echter al één socioloog onderzocht of luisteraars van Lotti en Winner inderdaad de weg naar de klassieke muziek hebben gevonden? Is er een toegenomen verkoop van klassieke opnames vastgesteld na de laatste releases door Lotti en Winner? Is er een toeloop naar concerten en klassiek optredens? Zolang geen wetenschappelijk onderzoek de hypothese bekrachtigt, blijft het een vermoeden, hoe mooi het ook mag klinken. Twee lange uren heeft de marteling geduurd. Ik leg er spreekwoordelijk het bijltje bij neer. Ik maak geen aanstalten de musicus onder een spervuur van kritische vragen en opmerkingen te begraven. "Wellicht is het publiek schrander genoeg," troost ik mezelf. Tijdens de receptie achteraf valt dat behoorlijk tegen; één op twee van de aanwezigen vond het een te pruimen uiteenzetting. En dat is verontrustend. De spreker heeft allerhande overtuigingstechnieken gebruikt die zijn gratuïte beweringen rechthouden. Retoriek aan de ene kant, autoriteitsargumenten aan de andere kant. Het gebruik van een autoriteitsargument is één, maar de inhoud ervan is twee: met het aanhalen van autoriteiten toon je niets aan, en de aangehaalde autoriteiten in deze hebben zelf niets aangetoond. Van Pythagoras tot Kepler: niets hebben ze hard kunnen maken. Wanneer verwezen wordt naar wetenschappelijk onderzoek valt stellig te betwisten of er eigenlijk wel wetenschappelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat laatste is best ergerlijk. Het is niet aan te tonen dat het onderzoek niet gebeurd is; wie wat dan ook claimt zou daarom het fatsoen moeten hebben om aan te geven wie het onderzoek verricht heeft, waar en wanneer het werd uitgevoerd. Al te snel wordt aan beweringen toegevoegd "het is wetenschappelijk bewezen." Dat was hedenmiddag schering en inslag. Wetenschap wordt nog op een andere manier misbruikt. De techniek is ons bekend: met concepten uit de wereld der wetenschappen worden de esoterische verhaaltjes doorspekt. Het publiek wordt murw geslagen met termen als ‘herz’, ‘frequentie’, ‘energie’, enzovoort. En rechtmatige termen uit de musicologie (‘octaaf’, ‘reine kwint’, enzovoort) maken het geheel voor de leek helemaal ondoorzichtig. Wat kan je daar nog tegenin brengen?

Hebben we hier met fraude te maken - zeggen dat het wetenschappelijk is zonder bewijzen aan te voeren? Wellicht niet. De musicus is te goeder trouw. Hij is wat naïef en daar kan hij ook niets aan doen. Maar hij is overtuigd van zijn gelijk en weet dat goed over te brengen naar een onkritisch publiek; en dat is elk publiek dat door de omstandigheden (laat op de avond, gezellige zetels, onbekommerde sfeer) heel ontvankelijk is. Het heeft geen belang wie de musicus in kwestie is. Van tel is het feit dat wellicht vele anderen op die manier te werk gaan en kwakkels verspreiden. Organisatoren van lezingen wezen gewaarschuwd. De belangrijkste vaststelling is mijns inziens dat muziekwetenschap en pseudo-wetenschap het met elkaar prima kunnen vinden. Niet verwonderlijk: pseudo-wetenschap heeft zovele gezichten en is zo onzinnig – waanzinnig – dat het zich met alles laat combineren. Het is betreurenswaardig dat ‘goede’ wetenschaps-mensen zich laten inpalmen. Je kan dan ook de vraag stellen of het wel ‘goede’ wetenschapsmensen zijn. Alvast is duidelijk dat het ‘mensen’ zijn …

Ray Hyman zei het al: zelfs briljante zielen kunnen zich vergissen. Volgens deze psycholoog heeft het te maken met het feit dat genieën zich op terreinen wagen waar ze geen kaas van gegeten hebben. Onze musicus mag dan wel een schitterend muzikant zijn, van de wetenschapsgeschiedenis, wetenschappen en filosofie heeft hij weinig of niets begrepen. Hij stelt zich echter wel op als een specialist ter zake en draait zodoende zijn publiek een chakra voor de ogen. Al bij al, een geheel van wanklanken.

 

Prof. Gustaaf Cornelis is voorzitter van Skepp (2004), wetenschapsfilosoof aan de VUB en geeft gastcolleges aan de Universiteit Gent