Neen aan de wetenschapsnormvervaging

Afbeelding
Image by PublicDomainPictures from Pixabay

Aan de LandbouwUniversiteit Wageningen promoveerde Ton Baars op een antroposofisch proefschrift. De Gentse professor biologie Walter Verraes reageert kort vanuit een wetenschappelijk-methodologisch standpunt. Dit stukje verscheen eerder in het Nederlandse tijdschrift Bionieuws.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Ik heb niets tegen onschuldig-ongevaarlijke, gelukkig makende metafysische beschouwingen en belijdenissen, maar ik heb wel de grootste bezwaren tegen het inbouwen van dergelijke beschouwingen in natuurwetenschappelijke studies en promoties; zoals kennelijk bij het honoreren van de antroposofische doktoraatsthesis van Ton Baars is gebeurd, waarbij ik de vraag aan promotor en jury van de betrokken (landbouw)universiteit stel: hoe is het mógelijk ???

De antroposofie, gesteund op de wereldbeschouwing van Rudolf Steiner uit het begin van de 20e eeuw, stelt het christendom centraal en wil door bovenzinnelijke kennis komen tot een volledige beschouwing van "de gehele kosmische realiteit". Het is duidelijk een meta-fysica, die de wetenschappelijke methode als middel om tot betrouwbare, zij het niet-dogmatische, kennis te komen, overschrijdt én derhalve géén natuurwetenschappelijke kennis of hypothese-formulering meer is. Waarmee meteen gezegd is waar natuurwetenschappelijke proefschriften dan wel kunnen over gaan qua basale methodiek. Wie per se aanhanger van het antroposofisch principe wil zijn én dit wil uiten naar aanleiding van een proefschrift (in een wetenschappelijk tijdschrift verdwijnen dergelijke ontboezemingen in de prullenmand), kan dit desnoods kwijt in een voorwoord buiten het wetenschappelijk proefschrift, maar het is ongehoord dat dit als een hoofdstuk binnen een wetenschappelijk proefschrift wordt gepresenteerd: dit is een essentieel verschil! Alweer wat jaren geleden waren er overal Teilhard de Chardin-kringen actief, die de geschriften van deze paleontoloog-jesuïet bestudeerden. Pierre Teilhard de Chardin trachtte - ontroerend eerlijk - wetenschap en (de christelijke) godsdienst te verzoenen (wat op kénnisvlak methodologisch gewoonweg niet kàn). Zo'n visie belijdend verdedigen kan prima in boeken, maar niet in een universitaire of andere wetenschappelijke opleiding of research van een discipline, wat trouwens in dat geval ook helemaal niet gebeurd is. Teilhard de Chardin en de universitaire wereld waren zich van deze grenzen terdege bewust.

We leven hedentendage, ondanks de enorme, uiterste boeiende uitbreiding van de wetenschappelijke kennis, in een cultuur waarin heel wat irrationele onderstromingen kritiekloos voor wààr beleden worden, ook door jongeren. Allerlei godsdienstige overtuigingen, het geloof in reïncarnatie, pendelen, wichelroedelopen, creationisme, astrologie (cf. het proefschrift van Germaine E. Hanselmann, alias Elisabeth Teissier, aan de Sorbonne-Universiteit in Parijs), grafologie, hekserij, allerlei vormen van waarzeggerij, kaartenleggen, telepathie, homeopathie, bijna-dood-ervaringen van het au-delà (cf. het proefschrift van Anja Opdebeek, KULeuven) enz., zijn allemaal vormen van geloof die de toetssteen van de wetenschappelijke methode niet hebben of niet kunnen doorstaan. Ze kunnen zodoende géén enkele aanspraak maken op het statuut van toetsbare wetenschappelijke kennis.

Het wetenschappelijk bestuderen van deze beweringen als sociologisch verschijnsel in de menswetenschappen kan uiteraard wel wanneer deze studies zuiver zijn, d.w.z. door de wetenschappelijke beugel kunnen. Maar wanneer niet-wetenschappelijke, niet geteste en daarenboven niet testbare beweringen worden gedaan, dan gaat het hier zonder discussie om een normvervaging die ontoelaatbaar is. Het doet me denken aan de pogingen tot het incorporeren van het "creationisme" als een volwaardige theorie binnen het natuurwetenschappelijk onderwijs tégenover de actuele natuurwetenschappelijke evolutietheorie, zoals her en der in de USA aan de gang was/is, en ook aan het willen weren in Nederland van het neo-darwinisme in de wetenschappelijke lijst van vraagstellingen in het secundair onderwijs om puur niet-wetenschappelijke (levensbeschouwelijke) redenen.

Ik begrijp niet dat dit hier en daar tegenwoordig allemaal blijkt te kunnen, zelfs in de universitaire wetenschappelijke kenniswereld. In een mensenleven dient men heel wat waarden en normen te herzien - we leven immers in een open, dynamische wereld met een evoluerende moraal -, maar menselijke kennis is géén geloof en onderscheidt zich van het laatste door het gebruik van de wetenschappelijke methode van onderzoek, wat impliceert dat deze kennis procesmatig verloopt, ondogmatisch en zélf-kritisch is.

Onderliggend moge het zo zijn dat men met de – natuurwetenschappelijke - kennismodelvorming op zich niet tevreden is: wetenschap speelt zich alleen af op het cognitieve vlak en niet op esthetische en ethische domeinen (behalve sociologisch-neutraal). Die domeinen belijdend invullen valt binnen de existentiële persoonlijke wereld (met maatschappelijke regulatie-afspraken). Maar niet-wetenschappelijk toetsbare beweringen voor cognitief-waar voorstellen of deze verweven met cognitief-valide uitspraken, getuigt van volstrekt onzuiver denken, en kan niet. Drie keer néén dus aan de wetenschapsnormvervaging!



Prof. Dr. Walter Verraes Universiteit Gent Vakgroep Biologie.