Het geval Geryl

Afbeelding
Image by Rob Maggs from Pixabay

Het bizarre oeuvre van een dilettant en rekenknoeier

Een dilettant is volgens van Dale een “amateuristische of oppervlakkige kunst- en wetenschapsbeoefenaar”. De term zou oorspronkelijk gebruikt zijn voor mensen die uit pure liefhebberij muziek spelen, maar kreeg op het einde van de negentiende eeuw de negatieve connotatie van “iemand die het niet kan”.

Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Vlaanderen heeft met Patrick Geryl een pseudowetenschappelijk dilettant van uitzonderlijk formaat. Uitzonderlijk in de zin dat hij zijn dilettantisme combineert met een - voor anderen gênant - lef. In zijn werken moet zijn gebrek aan duidelijkheid en logische gedachtegang blijkbaar worden gecompenseerd door een gezwollen stijl vol superlatieven. Je kunt als lezer alleen maar de verspilling van papier en inkt betreuren: naast alle onzin is het niet eens leuk om te lezen. Vergeleken met hem lijkt het werk van von Däniken of Velikovsky een verademing.

Geryl haalt de laatste tijd het nieuws met zijn voorspellingen over de komende wereldramp in 2012 en de daarmee verband houdende archeologische ontdekkingen die hij in Egypte zou hebben gedaan. Hij heeft daar niet alleen een aantal boeken over gepubliceerd, maar zoekt ook zelf concreet naar middelen om die ramp te overleven. En blijkbaar zijn er mensen die hem daarin willen volgen. De voormalige laborant houdt zich nu voltijds bezig met die overlevingskwestie.

Van quasars tot fruitdiëten

Geryl debuteerde in 1987 met Een nieuwe ruimte-tijd dimensie, een boek over kosmologie dat hij met zijn eigen - nogal bizarre - tekeningen illustreerde. In dat boek probeert hij aan te tonen dat de relativiteitstheorie onjuist is. Het is moeilijk zijn proza samen te vatten (in tegenstelling tot wat men bij dit soort onderwerp gewend is, maakt Geryl geen gebruik van natuurkundige formules), maar hij meent aan te tonen dat de speciale en de algemene relativiteitstheorie met elkaar in tegenspraak zijn. Einstein formuleerde in 1905 zijn speciale (of beperkte) relativiteitstheorie, waarin hij de relaties tussen snelheid, tijd, lengte en massa vastlegde voor voorwerpen die met een eenparig rechtlijnige beweging ten opzichte van elkaar bewegen. De elf jaar later geformuleerde algemene relativiteitstheorie geldt ook voor lichamen in versnelling en omvat ook het verschijnsel gravitatie. Daarmee kon Einstein de grondslagen van de moderne kosmologie leggen. Dat beide theorieën met elkaar in conflict treden, is iets wat vóór Geryl niet bekend was en na hem evenmin, want de tweede is gewoon een uitbreiding van de eerste. Overigens blijkt uit het boek niet dat Geryl de (vrij moeilijke) algemene theorie begrijpt, laat staan toepast.

Geryl heeft het in dat werk vooral over de quasars, verafgelegen sterrenstelsels die zich met zeer grote snelheid in het expanderende heelal van ons vandaan bewegen en bijzonder veel energie uitstralen. In 1987 woedde nog veel discussie over wat de oorzaak van die grote energie kon zijn. Geryl meende het antwoord gevonden te hebben. Door de enorme snelheid moet de massa volgens de (beperkte) relativiteitstheorie sterk toenemen. Geryl meende dat de massa van quasars zo groot is geworden dat ze in elkaar storten. Ze “vernielen zichzelf in een catastrofale, gravitationele collaps, versnellen hun tijdseinde nog door de zich samenklittende massa en sterven tenslotte in de allerhevigste explosie van het universum(let op het typisch Geryliaans gebruik van superlatieven die het boek soms een apocalyptisch sfeertje geven).

Helaas heeft Geryl van de essentie van de relativiteitstheorie weinig begrepen. Volgens Einstein is er geen bevoorrechte waarnemer, geen absoluut referentiepunt, en zijn alle bewegingen relatief. Als we een quasar zich snel van ons zien verwijderen, dan is de massa van die quasar voor ons toegenomen. Maar op de quasar zelf is daar niets van te merken: daar ziet men dat ons melkwegstelsel zich met een enorme snelheid van de quasar af beweegt en dat “wij” een grotere massa hebben.

Dat is niet het enige voorbeeld van Geryls onwetendheid. Zo verwart hij massa nu eens met volume, dan weer met materiedichtheid. Fout is bijvoorbeeld zijn tekening die laat zien dat een koe bij een grotere snelheid dikker wordt. Hoewel een en ander het boek totaal waardeloos maakt, is Geryl er twintig jaar later nog altijd trots op. Hij beweert zelfs dat hij als eerste de expansie van een miljard quasars heeft voorspeld, terwijl er tot nu toe maar een paar honderdduizend quasars bekend zijn (als men één quasar per minuut ontdekt, wat bijzonder veel is, zou er tweeduizend jaar nodig zijn om aan een miljard te komen).

Om evidente redenen haalde Patrick Geryl meer succes met een boek als Slank en gezond door juiste voedselcombinaties en het fruit-groente dieet(1991), dat meermaals herdrukt werd. Met zijn revolutionair dieet trok hij zich van energie, eiwitten en koolhydraten niets meer aan, maar deelde het voedsel in in drie categorieën die met elkaar gecombineerd mogen worden, zelfs in enorme hoeveelheden. Wij voelen ons niet competent om de waarde van dit dieet te beoordelen, maar een Nederlandse recensie merkte koel op: “ In de reguliere voedingsleer gaat men niet uit van voedselcombinaties. Het boek bevat onjuistheden en kan dan ook niet worden geadviseerd”.

Naar eigen zeggen eet hij sinds zijn 21ste enorme hoeveelheden fruit, met de bedoeling niet het voorbeeld te volgen van zijn vader, die amper 57 jaar werd. “Mocht ik vroeger aan het hongerdieet zijn begonnen, zou ik 140 jaar kunnen worden(1), vindt hij. Gezien het succes van deze publicatie volgden er nieuwe boeken met veelzeggende titels als Vitaal door het leven - Genees jezelf van allergieën, ziektes en spijsverteringsmoeilijkheden dankzij de juiste voedselcombinaties(1997) enAlleen de natuur geneest reuma, kanker en ... aids : hoe je door het veelvuldig drinken van verse vruchte- en groentesappen in de juiste voedselcombinaties je darmflora kunt herstellen en ... genezen !(2001). Commentaar overbodig.

De wereldramp

Zijn hoop lang te kunnen leven kreeg naar eigen zeggen een schok toen hij in het boek The Mayan Prophecies(1995) kennis nam van een voorspelde wereldramp in 2012. Hij was zo onder de indruk dat hij zijn pensioensparen stopzette en zich verder ging verdiepen in het onderwerp. Samen met Gino Ratinckx, door hem aangeduid als archeo-astronoom (deze kent althans meer van astronomie dan Geryl, wat weinig wil zeggen), publiceerde hij in 2000 De Orion Profetie(2000, in vijf talen vertaald) zijn eigen versie van de komende ramp. Later vulde hij dit aan met The World Cataclysm in 2012(2005), De wereldcatastrofe in het jaar 2012 (2007) en How to survive 2012(2007).

Voor zover zijn theorie te begrijpen valt, kunnen we die ontleden in een vijftal beweringen, die alle bijzonder betwistbaar zijn.

1. Na een aantal perioden van zonneactiviteit volgt er een massale magnetische uitbarsting

Net als de aarde beschikt de zon over een magnetisch veld. Die is het gevolg van de rotatie van de hete geïoniseerde gassen (plasma) waaruit de zon bestaat. Doordat de plasmalagen, als gevolg van de verschillen in rotatiesnelheid van de zon (die is sneller aan de evenaar dan aan de polen) meer en meer rond elkaar “gewonden” raken, raakt het magnetisch veld meer en meer vervormd, wat zich uit door toename van zonnevlekken op het oppervlak (die een gevolg zijn van die “windingen”). Men zegt dan dat de zon actief wordt. Een gevolg hiervan zijn uitbarstingen van massa’s plasma die via magnetische velden uit de zon worden gestoten. Bij grote activiteit kunnen die uitbarstingen spectaculair zijn en kunnen de uitgestoten geladen deeltjes op aarde merkbaar zijn in de vorm van poollicht of door storingen van het radioverkeer.

Na het bereiken van een maximum neemt de activiteit geleidelijk weer af. Het aantal zonnevlekken daalt en na enkele jaren zijn er zelfs vrijwel geen vlekken meer te zien. De zon is dan “kalm”. Daarna komen er geleidelijk weer meer zonnevlekken en herhaalt het verschijnsel zich.

Tussen twee maxima van activiteit liggen gemiddeld 11 jaar, een periode die echter kan variëren van 7 tot 15 jaar. De maxima van zonneactiviteit (te meten aan het aantal zonnevlekken) kunnen sterk verschillen. Midden twintigste eeuw kenden we een paar ongezien hoge maxima, terwijl er in de tweede helft van de zeventiende eeuw nauwelijks zonnevlekken te zien waren.

Geryl beweert dat na een bepaald, zeer groot aantal perioden er een zeer hoog maximum met massale eruptie moet volgen. Waarom is totaal onduidelijk, te meer daar het bestaan van zo’n eruptie in het verleden niet werd aangetoond (het is pas sinds begin 17de eeuw dat de zonnevlekken systematisch worden waargenomen). Met de huidige kennis van de zonnefysica is er geen reden om aan te nemen dat zoiets zal gebeuren, en zeker niet na een welbepaald aantal zonnecycli.

2. De zonne-uitbarsting veroorzaakt een omwisseling van de magnetische polen op aarde

Uit studie van het magnetisme in oude rotsformaties blijkt dat de magnetische polen van de aarde in het verleden meermalen omgewisseld zijn. Dit gebeurt hoogstwaarschijnlijk als gevolg van processen in de gesmolten kern van de aarde, die vergelijkbaar zijn met die in het inwendige van de zon, zij het op veel geringere schaal. Dit is echter geen gevolg van een of andere uitbarsting van de zon en het is volstrekt onzinnig dat de zon een verschijnsel zou kunnen beïnvloeden dat door het inwendige van de aarde wordt veroorzaakt! Het magnetisch veld van de zon is trouwens relatief zwak, vergeleken met de invloed van haar zwaartekracht.

De omkeringen van het aardmagnetisch veld gebeuren met vrij onregelmatige tussenpozen van honderdduizenden jaren. De laatste omkering vond bijna 800.000 jaar geleden plaats, lang voor er menselijke beschavingen waren. Geryl beweert wel over aanwijzingen te beschikken voor een veel recentere poolomkering, maar zonder duidelijke referenties. Bovendien verlopen zulke omwisselingen zeer geleidelijk en niet met één grote stoot, zoals hij suggereert. Omdat het aardmagnetisch veld nu licht afneemt, is het mogelijk dat er nu al een poolwisseling begonnen is. Maar die zal pas over duizend of tweeduizend jaar voltooid zijn.

3. Die omwisseling verandert de rotatie van de aarde

Deze veronderstelling is mogelijk nog zotter dan de voorgaande. De verandering van het aardmagnetisch veld heeft geen gevolgen voor de draaiing van de aarde om haar as, te meer daar dit veld vrij zwak is en de verandering zeer geleidelijk verloopt. Ook op de zon keren de magnetische polen zich elke zonnecyclus om en dat heeft geen invloed op haar rotatie.

Maar Geryl beweert dat de poolwisseling ervoor zorgt dat de aarde in tegenovergestelde zin gaat draaien, zodat de zon van de ene dag op de andere in het westen opkomt. Niets wijst er echter op dat dit ooit gebeurd is. Integendeel, op enkele uitzonderingen na vertonen de planeten en satellieten van ons zonnestelsel dezelfde rotatiezin als de aarde.

4. Het gevolg is een geweldige catastrofe, waarvan er sporen waarneembaar zijn

Die sporen vindt hij onder meer in de verhalen over de verwoesting van Atlantis, de zondvloed en dergelijke. De link leggen naar dit soort legenden is nogal gratuit. Hoe dan ook is het zeer de vraag of mensen op aarde een dergelijke ramp zouden kunnen overleven om het nog te kunnen navertellen.

Als de aardrotatie plots zou worden afgeremd of omgedraaid, zouden de gevolgen inderdaad niet te overzien zijn. De roterende aarde vertegenwoordigt een kinetische energie van zo’n 2.1026. Dat is bijna een biljoen keer de energie van de sterkste waterstofbom ooit gemaakt (50 megaton TNT of 2.1017J). Als die rotatie wordt stopgezet, komt die energie vrij, grotendeels onder de vorm van warmte. Alle water zou van de hitte verdampen, zodat het betwijfelbaar is dat deze ramp de oorzaak van de zondvloed is geweest, zoals Geryl beweert. Zijn vrees dat de komende ramp alle kerncentrales zal vernietigen, zodat door de vrijgekomen radioactiviteit grote delen van de wereld onleefbaar zouden worden, is nergens voor nodig: de hele aarde wordt ook zonder radioactiviteit onbewoonbaar.

Hoe dan ook vond volgens Geryl een dergelijke ramp plaats in 9792 v. Chr., en die was verantwoordelijk voor de zondvloed en de verwoesting van Atlantis. Een vorige ramp, in 21312 v.Chr., verplaatste even de aardas (?) en zorgde ervoor dat nogal wat mammoeten plots in de poolkoude terechtkwamen en daardoor ingevroren werden. (Een merkwaardige veronderstelling als men weet dat een mammoet aangepast was aan het leven in koude streken. De bevroren mammoeten die men af en toe vindt, zijn waarschijnlijk gewoon door het ijs gezakt. Een mammoet is nogal zwaar). Meteen “verklaart” hij ook de ijstijden, hoewel de chronologie van de ijstijden niet klopt met de jaartallen die hij geeft.

5. De oude Egyptenaren en de Maya's wisten dat en hebben dat genoteerd in geheime code, die Geryl wist te ontcijferen.

Dit is het aspect waar Geryl zich zelf het meest mee bezighoudt. De nakomelingen (?) van Atlantis stichtten de Egyptische en de Mayabesbbescchavingen. Vreemd, want er ligt minstens zesduizend jaar tussen de vermeende catastrofe van 9792 v. Chr. en het ontstaan van de Egyptische beschaving. Bij de Maya’s is dat zelfs 9500 jaar. Hoe ze die herinnering levend hielden, is een raadsel. Maar volgens Geryl hadden ze niet alleen de herinnering en het tijdstip van die catastrofe bewaard. Ze wisten bovendien dat er na een aantal zonnecycli een nieuwe ramp zou komen en hebben die zo op bijzonder nauwkeurige wijze berekend. Hoe ze dat allemaal konden weten, legt Geryl niet uit. In plaats daarvan zuigt hij een verhaal uit zijn duim - inclusief dialogen - over oude Egyptenaren die de geschiedenis van het “Grote Cataclysme” ergens gaan graveren en daarvoor de “Hemelse Mathematische Combinaties” bestuderen.

Als het op concrete aanwijzingen aankomt, beroept hij zich op de Mayakalender die in 2012 zou “aflopen” (zie verder). Bovendien meent hij in de zogenaamde Dresden-codex, één van de zeer weinige geschriften van de Maya’s die bewaard zijn gebleven, een verborgen code voor de zonnevlekkencycli te hebben ontdekt. De Dresden-codex bevat inderdaad tabellen met een astronomische betekenis, die onder meer betrekking hebben op Venus. Een relatie met de zonnevlekkencyclus weet Geryl alleen te vinden na ingewikkelde en absurde berekeningen, waarbij hij allerlei rekenkundige dwaasheden begaat (zie verder). Het is vreemd dat de al niet gemakkelijk te ontcijferen getallen in de Dresden-codex, naast hun eigenlijke betekenis, nog eens een geheime code zouden bevatten waarin de Maya’s hun diepste geheimen verborgen hielden. Maar Geryl zoekt overal naar “codes” die hij zal “breken”. Hoe dan ook is nergens aangetoond dat de Maya’s iets van zonnevlekken afwisten.

Voor de Egyptische fundering van zijn theorie baseert Geryl zich voornamelijk op … de zodiak van Dendera. Zoals we eerder uitvoerig uitlegden, is dit een hellenistisch monument van kort voor onze jaartelling, dat alleen qua stijl aansluit op de Egyptische beschaving, maar verder als astrologisch thema helemaal niet Egyptisch van oorsprong is. Alleen het feit dat Geryl dit totaal ignoreert, zegt alles over zijn kennis van het oude Egypte. Maar ook hier weet hij een oeroude “code” te ontcijferen.

Zijn conclusie is dus dat het “onomstotelijk” vaststaat dat de volgende catastrofe op 21 december 2012 moet plaatsvinden. Als ultiem bewijs geeft hij dat Venus rond die tijd aan de hemel schijnbaar een lusvormige - of retrograde - beweging maakt in de buurt van het sterrenbeeld Orion. Op 27 juli 9792 v. Chr. (de datum van de vorige ramp) gebeurde hetzelfde, “alleen aan de andere kant” (van Orion, lijkt hij te bedoelen). Het is onbegrijpelijk wat dit stukje astrologie hier komt doen: de (schijnbare!) beweging van Venus nabij Orion zou iets te maken hebben met de zonneactiviteit. De voorspelde posities kloppen ook niet. Geryl vertelde dat zijn vriend Gino Ratinckx dit met een “primitief programma” heeft uitgerekend. Maar eenvoudige computerprogramma’s voor het berekenen van planeetposities zijn waardeloos als ze voor een te verafgelegen tijdstip worden gebruikt. De befaamde astronomische rekenaar Jean Meeus (erelid van SKEPP) berekende op mijn verzoek de positie met gesofisticeerde software. De positie van Venus in 9792 klopt niet, en die in 2012 evenmin.

Peudowetenschappelijke inspiratie

De meeste van Geryls beweringen zijn geenszins origineel. Theorieën over een komende ramp in 2012 circuleren al decennia in kringen van occult ingestelde Maya-adepten. Op 21 december van dat jaar – winterzonnewende – zou de laatste dag van de Mayakalender vallen. Dat zou volgens heel omstreden interpretaties samenvallen met het einde der tijden. Bovendien zouden aarde en zon die dag precies op één lijn staan met het centrum van de Melkweg. Dat laatste klopt in elk geval niet, tenzij je erg onnauwkeurig bent. Met het “einde van de Mayakalender’ wordt bedoeld dat die dag in de Mayachronologie (de zogenaamde “lange telling”) een heel ronde waarde krijgt, namelijk 13.0.0.0.0 in Maya-notatie. Wanneer die “fatale” waarde precies bereikt wordt, is echter niet met zekerheid bekend. Over de correlatie met onze tijdrekening bestaat geen eensgezindheid onder deskundingen.(2) Hoe dan ook is het aantal pseudowetenschappelijke publicaties hierover de laatste tijd niet te tellen. Er komt eind dit jaar zelfs een heuse film, 2012 Doomsday, uit.

Het verband tussen de Mayatijdrekening en de zonneactiviteit werd geponeerd door de Britse ingenieur Maurice Coterell, die meende op basis van een groot aantal zonnevlekkencycli een lange periode van zonneactiviteit van 1.366.040 dagen te vinden, een getal dat leek te correleren met combinaties van cycli in de Dresden-codex. Hij schreef hierover met Adrian Gilbert het eerder vermelde The Mayan Prophecies. Gilbert, co-auteur van de pseudowetenschappelijke bestseller The Orion Mystery(Geryl had niet veel inspiratie nodig voor een titel als De Orion Profetie!) verdedigde al eerder theorieën dat Egypte de voortzetting van een veel oudere beschaving was van voor de zondvloed.

Geryl voegt bij dit alles nog de ideeën toe van de Franse pseudo-egyptoloog Albert Slosman, auteur van Le grand cataclysme(1976), die ook het rampjaar 9792 v.Chr. voor Atlantis bedacht. Op de vraag hoe Slosman aan die fatale datum kwam, antwoordde Geryl “Ik kan het hem niet meer vragen, hij is dood sinds 1981”.(3) Blijkbaar weet Geryl na jaren studies en berekeningen niet welke de redenen zijn om die datum aan te nemen.

Geen belangstelling voor natuurkunde

Geryl is het type van de dilettant die meent ophefmakende theorieën te mogen verkondigen omdat hij niet gehinderd is door de gevestigde opvattingen van de wetenschap. In de geschiedenis zijn er een paar autodidacten geweest die inderdaad ophefmakende ontdekkingen deden tegen de gangbare conventies in (Schliemann, de ontdekker van Troje, wordt altijd als voorbeeld genoemd), maar deze figuren beschikten als autodidact wel over een vrij grote kennis van hun onderzoeksdomein en over een minimum aan methodiek. Zowel kennis als methodiek zijn bij Geryl zéér problematisch.

Nemen we zijn bevindingen over de magnetische velden van zon en maan: het magneetveld van de zon, zijn oorzaken en zijn gevolgen, zijn fysische processen die zeer uitvoerig bestudeerd zijn, zowel door waarnemingen als door natuurkundige theorieën (in de eerste plaats de magnetohydrodynamica van het inwendige van de zon). Hetzelfde geldt voor het magneetveld van de aarde, waar ook het paleomagnetisme belangrijk is. Maar Geryl heeft hier in zijn boeken zo goed als geen belangstelling voor, zelfs niet op oppervlakkige wijze. Sterker, hij laat zien niet te begrijpen wat magnetisme eigenlijk is. Nochtans gaat het hier in de eerste plaats om een natuurkundig probleem. Het enige wat hem interesseert, zijn de periodiciteiten in die verschijnselen, en dan nog weet hij er geen correct gebruik van te maken.

Geryl heeft wel regelmatig beroep gedaan op deskundigen om zijn theorieën te toetsen. De astrofysicus Walter Van Rensbergen (VUB) probeerde hem uit te leggen hoe je met die periodiciteiten moet werken, gemiddelden moet uitrekenen, enzovoort. Volgens Van Rensbergen veranderde dat niets aan Geryls inzichten en deed hij gewoon zijn zin. Een sterk voorbeeld van zijn eigen dilettantisme geeft Geryl als hij in zijn boek vertelt hoe de astrofysicus Dirk Callebaut (Universiteit Antwerpen) hem een artikel stuurt over de zonnevlekken, waarin Geryl “verbijsterd” verneemt dat zonnevlekken nabij de zonne-evenaar ontstaan en niet waarneembaar zijn als ze verder dan 45 graden van die evenaar liggen. Zoiets had hij in elk behoorlijk sterrenkundig naslagwerk kunnen vinden. Voor Geryl, die blijkbaar nooit eerder een serieus wetenschappelijk artikel in handen kreeg, is deze informatie van “toponderzoekers” alleen maar de start voor een nieuwe reeks onbegrijpelijke speculaties.

Voor zijn informatie over de Maya-astronomie is het niet anders. Felix Verbelen, de voorzitter van de Volkssterrenwacht Mira en een ervaren rekenaar die zich al lang toelegt op de astronomische betekenis van de Mayageschriften, bestudeerde op Geryls verzoek diens hypothesen en wees erop dat zijn vermeende relaties niet kloppen, omdat hij werkt met afgeronde en dus onjuiste waarden. Geryl trok zich daar niets van aan en bleef dezelfde rommel hanteren.

Rekenknoeier

Patrick Geryl is inderdaad wat men een “rekenknoeier” noemt, iemand die uit allerlei berekeningen van alles weet af te leiden. Hij rondt af waar het hem past en deelt tot op een waanzinnig aantal cijfers na de komma als het hem uitkomt. Maar hij beseft niet dat bij fysische grootheden rekening moet worden gehouden met meet- en afrondingsfouten.

Een paar voorbeelden. Hij merkt op(4) dat het verschil tussen de lengte van het jaar in de Mayageschriften (365 dagen) en de werkelijke waarde van het jaar (zie verder) 0,2422 dagen bedraagt of 20.926,08 seconden (hij vermenigvuldigt met het aantal seconden in één dag, nl. 86.400). Het resultaat van die deling wordt tot op twee decimalen gegeven, wat zinloos is: de fout is immers zeker niet kleiner dan één seconde. Maar Geryl laat vervolgens na een volkomen onbegrijpelijke redenering - 8 was een heilig getal bij de Maya’s - die onzinnige “08” na de komma vallen en bekomt dus precies 20926 seconden (eigenlijk zou hij moeten schrijven 20926,00 s). Dat getal, om mysterieuze redenen dus op een honderdste nauwkeurig, deelt hij opnieuw door 86400 en geeft als resultaat: 0,2421990741, nauwkeurig tot op een tienmiljardste.

Iets verder gaat hij nog verder uit de bocht door 1/10000 seconde op te tellen bij die 20926 s. Het resultaat is voor hem 20926,0001. Dat is opnieuw zinloos. Maar hij maakt het nog erger: hij deelt dit opnieuw door 86.400 en schrijft als resultaat 0.2421990752315, een nauwkeurigheid van één biljoenste…

Zijn onwetendheid van delen na de komma blijkt uit volgend citaat:

“Hun (de Maya’s) obsessie voor getallen was weergaloos. Mijn rekenapparatuur was waarschijnlijk niet knap genoeg om dit te ontdekken. Daarom besloot ik de berekening met de hand te maken. Op die wijze haalde ik veel meer cijfers na de komma. Dit was wat ik uitrekende met de hand: 20.926 : 86.400 = 0,24199074074074074074074074.”(5)

Geryl verwart bovendien voortdurend cijfers met getallen en spreekt van een “reeks” als een getal een oneindige rij cijfers na de komma heeft. Bovendien hebben dergelijke “beschouwingen” alleen zin in een decimaal getallenstelsel. De Maya’s hadden een twintigtallig stelsel, en bovendien geen notatie voor “cijfers na de komma”.

Daarbij verandert de lengte van het tropisch jaar in de loop van de tijd. Circa duizend jaar geleden, ten tijde van de Mayabeschavingen, duurde het jaar ongeveer 0,0001 dag - enkele seconden - langer. Zijn “werkelijke waarde” van het jaar klopt dus niet.

We gaan maar niet in op de manier waarop Geryl allerlei verbanden legt met de precessie van de equinoxen en zelfs een heuse “precessiecode”(6) weet te vinden. Het is allemaal even onduidelijk, want de precessie heeft niets, maar dan ook niets met het magnetisch veld van de zon of dat van de aarde te maken. Het rekengeknoei van Geryl komt neer op een zeer verwarde vorm van numerologie, waarin zelf het getal van het Beest – 666 – een belangrijke rol speelt.

Egyptische flauwe kul

Onder invloed van Slosman en Gilbert, maar ook van andere pseudowetenschappelijke “klassiekers” als Hapgood, Bauval, Hankock en J.A. West, is Geryl er vast van overtuigd dat het in Egypte wemelt van sporen van geheime kennis die bewijst dat de prachtige Egyptische beschaving erfgenaam is van een nog veel oudere beschaving. De piramides van Gizeh zijn volgens hem monumenten die aan vroegere rampen herinneren.

Geryl is ook enkele keren in Egypte geweest voor onderzoek. Maar niet bepaald met spectaculaire resultaten. Naar eigen zeggen was hij ooit met enkele Poolse medestanders in Egypte (de Poolse vertalingen van zijn boeken werden bestsellers en hij heeft zelfs een artikel in de Poolse Wikipedia), waar ze de aanwijzingen volgden van … “een helderziende, iemand die pendelt”(7). Ze kregen echter geen toestemming voor opgravingen. Dat gebeurde evenmin toen Geryl en Ratinckx in Egypte waren met als voornaamste hulpmiddel een GPS, om de positie van het labyrint van Hawara te meten. Dit “vergeten labyrint” nabij de piramide van Amenemhat III in de Fajoem-oase is in feite een enorme onderaardse dodentempel die nog niet werd opgegraven. Geryl, weer geïnspireerd door Slosman, beweert dat zich in deze onderaardse ruimte allerlei informatie bevindt - in de eerste plaats een voorstelling van (alweer!) de zodiak van Dendera - die de nodige bewijzen voor zijn theorie levert. Hij is er erg zeker van, alleen heeft niemand, ook Geryl zelf niet, die gezien. Ook tijdens de merkwaardige Hawara-expeditie van de Belgische kunstenaar Louis De Cordier in 2008, waarbij met geofysische apparatuur werd gepeild naar de onderaardse ruimte, werd er niets bijzonders gevonden. Toch kraaide Geryl victorie. Hij beweerde dat hij achter de onderneming van De Cordier zat (hoewel die meermalen afstand van hem nam). Het verhaal van Hawara is overigens een afzonderlijk artikel waard.

Patrick Geryl heeft zich een bescheiden plaatsje veroverd naast de goedverkopende fantasten von Däniken, Velikovsky, Hancock, West et al., hoewel zijn boeken nog verwarder en zeker minder leesbaar zijn. Hij is nu op zoek naar een geschikt schuiloord voor zichzelf en een zeer beperkte groep mensen die met hem de komende ramp willen overleven. Volgens zijn inzichten moet dit lukken op een berg van minstens 2.500 meter, liefst in Afrika. Veel keuze heeft hij niet.

 

Voetnoten

  1. Het Nieuwsblad 31/01/2006
  2. Zie Ronny Martens: "Het einde der Tijden" in 2012?  http://www.skepp.be/node/214
  3. Humo 3566, 6 januari 2009
  4. Wereldcatastrofe, p.216
  5. id. p. 221
  6. id. p. 81
  7. Humo 3566