Astrology revisited

Afbeelding

Astrologie is de wat grijzere, maar nog steeds springlevende koningin der pseudowetenschappen. Al in de tijd van de Verlichting werd er vernietigend uitgehaald naar de - volgens de woorden van de Franse astronoom-politicus Jean-Sylvain Bailly - “oudste ziekte die ooit de rede heeft aangetast”. De huidige skeptische bewegingen hebben voor een deel hun wortels in de reactie tegen de populariteit van de astrologie in de jaren 1970 en ’80. Toen kregen astrologen immers ruim het woord op radio en televisie. Tegen het einde van de vorige eeuw was die populariteit duidelijk afgenomen, maar tegenwoordig komt ze weer meer in de aandacht. De astrologie is nooit echt verdwenen. Naar het schijnt zouden de millennials er dol op zijn. Door de revolutie in de informatica en de komst van het internet is het bekomen van een persoonlijke horoscoop gemakkelijker en goedkoper dan ooit. En er blijft blijkbaar een doelpubliek voor astrologische publicaties.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Onlangs verscheen in Vlaanderen een boek dat zich tot een ruimer publiek richt. Getuige ook de brede aandacht die het in de media kreeg. Voor ondergetekende, die zich decennia eerder al met astrologie heeft bezig gehouden, een goede gelegenheid om na te gaan wat de astrologen in deze tijd voor nieuws te vertellen hebben. 

“Deze mooi geïllustreerde no-nonsense gids door astroland is een blikvanger op je koffietafel en een must-have in je astroboekencollectie,” zo staat er op de achterflap. Die ene zin zegt veel over het geheel. De auteur, Nele Costers, is behalve businesscoach ook professioneel astrologe die bovendien ook “coaching en lezingen” in astrologie beweert te geven.
In de inleiding wijst ze op het stijgend succes van de astrologie (volgens haar zou de verkoop van boeken daarover in 2019 en 2020 met 40% respectievelijk 60% gestegen zijn) en de oorzaak is voor haar duidelijk. Steeds meer mensen stellen volgens mevrouw Costers vast dat “de exacte wetenschappen, hoe waardevol ook, de mens te weinig als een totaliteit zien”. Astrologie is volgens haar dan ook iets complementair op wat de wetenschap aanbiedt en ze vergelijkt die positie dan ook uitdrukkelijk met de alternatieve geneeswijzen. 

Over “constellaties” en “sterrentekens”

De auteur geeft vervolgens een theoretische uitleg over de oorsprong en de grondslagen van de astrologie. Die is vrij kort en geenszins overtuigend. Ze begint merkwaardig met uitleg over “de Melkweg”. Vreemd, want de Melkweg (bedoeld wordt: ons melkwegstelsel) speelt in de astrologie en ook in haar boek geen enkele rol. Meteen stapt ze over op de sterrenbeelden: “De sterren vormen samen groepen of constellaties (…) Een constellatie is een verzameling van sterren die – als je ze met denkbeeldige lijnen verbindt – figuren vormen.” Met deze definitie van een sterrenbeeld, verhuld met het ongebruikelijke anglicisme “constellatie” gaat ze meteen uit de bocht. Want sterrenbeelden zijn juist géén echte groepen van sterren. Wie ’s nachts vanuit de verte naar een stad kijkt, kan honderden lichten zien, lampen uit de huizen en straatverlichting, die mogelijk figuren vormen. Alleen liggen die lichtjes niet noodzakelijk bij elkaar. De ene lamp kan honderden meters of zelfs kilometers verder staan dan de andere. Voor de sterren aan de hemel geldt hetzelfde, alleen kan het verschil in afstand nog veel groter zijn (en die afstanden op zich zijn gigantisch). Sterrenbeelden zijn dus volstrekt toevallige samenraapsels, en geen “groepen”. Om de Waterman als voorbeeld te nemen: de vijf helderste sterren van dat weinig opvallend sterrenbeeld liggen op een afstand van respectievelijk 612, 758, 159, 240 en 234 lichtjaar (een lichtjaar is de afstand die het licht aflegt in één jaar, of bijna 4 biljoen kilometer). De ene ster ligt dus meer dan zesmaal zo ver van ons als de andere…  

Steeds meer mensen stellen volgens mevrouw Costers vast dat “de exacte wetenschappen, hoe waardevol ook, de mens te weinig als een totaliteit zien”. Astrologie is volgens haar dan ook iets complementair op wat de wetenschap aanbiedt en ze vergelijkt die positie dan ook uitdrukkelijk met de alternatieve geneeswijzen. 

Over de oorsprong van de astrologie is Costers onduidelijk. Zo zegt ze dat “de Indiërs, Chinezen en Maya’s voorspellingen (deden) op basis van wat ze in de hemel waarnamen”. Dat klopt niet echt: de Indiërs namen pas veel later de Griekse astrologie over en de Chinese “astrologie” heeft niet veel met hemelverschijnselen te maken. En van die fameuze voorspellingen door de Maya’s weten we eigenlijk zo goed als niets. Juister legt ze de oorsprong bij de Babyloniërs, een volk dat volgens haar “leefde tussen 3000 en 1000 voor Christus in Mesopotamië”. Merkwaardig wel, die datering, vermits ze iets verder over de Babyloniërs schrijft dat die “Al sinds de 7e eeuw voor Christus op stenen tabletten (alweer onjuist: het gaat om kleitabletten) de fluctuerende marktprijzen bijhielden” en andere zaken, en daarbij werden “zelfs hemelwaarnemingen gespijkerd”. We permitteren ons dan ook ervan uit te gaan dat Costers meent dat  ‘spijkerschrift’ met spijkers werd geschreven…

Wanneer de astrologie dan eigenlijk ontstaan is, komt de lezer niet te weten. Voor de liefhebbers: waarschijnlijk pas vrij laat: de oudste horoscopen dateren uit de 4de eeuw v.Chr.. Ze geeft wel een min of meer correcte uitleg over het ontstaan van de dierenriem: de Babyloniërs verdeelden de band aan de hemel waarin de planeten zich voortbewegen in twaalf vakken van elk 30 graden – ongetwijfeld afkomstig van de twaalf maanden –  en gaven die de namen van de sterrenbeelden die er ongeveer mee overeenstemden. Die twaalf vakken zijn de bekende tekens van de dierenriem, geen sterrenbeelden, al noemt ze die nogal verwarrend “sterrentekens”. Dat er in die zone dertien sterrenbeelden liggen, is eigenlijk irrelevant in de discussie over de (on)zin van de astrologie en dat legt ze zowaar vrij correct uit.

Minder duidelijk is ze als het over het verschijnsel van de precessie gaat. De vernoemde twaalf tekens zijn gekoppeld aan de plaats van de zon aan het begin van de lente, m.a.w. aan de seizoenen. Het gevolg is al die tekens na al die eeuwen r helemaal verschoven zijn ten opzichte van de sterrenbeelden die er meer dan 2000 jaar geleden mee ‘overeenkwamen’. Costers geeft hier een verwarde, onjuiste uitleg over en  haalt er ten onrechte de schrikkeljaren bij. Ze vermeldt wel dat deze kwestie astrologen in twee kampen verdeelt. Een groep, vooral in het westen, gebruikt de dierenriem die aan de seizoenen is gekoppeld, terwijl de zeer talrijke groep Indische astrologen zweren bij een dierenriem die stilstaat ten opzichte van de vaste sterren. Het verschil is niet gering, maar dat vindt onze auteur blijkbaar geen al te groot probleem. Die langzame verschuiving heeft geleid tot het geloof (dat lang niet door alle astrologen wordt gedeeld) dat elke verschuiving van één teken (na iets meer dan tweeduizend jaar) een nieuw “astrologisch tijdperk” inluidt, zoals het “Watermantijdperk”, dat volgens de enen al begonnen is, volgens de anderen nog moet beginnen. Costers weet het ook niet - wat haar niet belet er veel aandacht aan te besteden.

“Trillingen” en Jung

Maar laat ons nu kijken hoe astrologie werkt, want Costers doet tenminste de moeite daarop in te gaan. Het antwoord op die vraag stelt evenwel teleur. 

“Niemand weet het precies. Eén opvatting leunt aan bij de astronomie. Alles heeft een eigen trillingsfrequentie, zo ook planeten. Het wordt gezegd dat wij die trillingen tot op de aarde kunnen voelen, dat er een magnetische aantrekkingskracht uitgaat van elke planeet.” Laat ons die nonsens over magnetisme integraal overslaan en ons afvragen waar de astronomie het dan wel over “trillingen” van planeten heeft. Costers verwijst uitdrukkelijk naar een website van de NASA met “planet sounds”. Inderdaad heeft de NASA op haar site een pagina gezet getiteld Spooky Space 'Sounds'1 . De aanhalingstekens wijzen er op dat we dat niet letterlijk mogen nemen. Het gaat vooral om radiogolven van de zon en sommige planeten, zoals Jupiter en Saturnus, opgevangen door ruimtesondes en omgezet in geluidsgolven. Voor Mars kun je op de site de trillingen horen die een seismometer van de sonde InSight op de Rode Planeet heeft (overigens zorgt de wind in de atmosfeer van Mars voor echt geluid). De NASA zette deze lugubere “geluiden” op haar site, blijkbaar voor de lol (Halloween!) en wellicht om zo belangstelling voor die fenomenen te lokken bij het grote publiek. Maar nogal wat internetters hebben dat niet goed begrepen en zijn op YouTube filmpjes met dergelijke “geluiden” van planeten gaan plaatsen. Merkwaardig is dat in die filmpjes ook andere planeten meeneuriën – waarbij niet duidelijk is waar hun “geluid” vandaan komt. Dit soort geluid moet dan ook fake zijn! strologen werpen zich dankbaar op deze nieuwe vorm van flauwekul - zij het zonder te begrijpen waarover het gaat! En zonder ook maar ergens uit te leggen waarom dit soort “trillingen” een rechtvaardiging voor de astrologie zou geven.

Astronomie is nooit het sterkste vak van astrologen geweest. Costers toont haar omvangrijke onwetendheid des te meer door toe te geven dat het moeilijk te geloven is dat we de aantrekkingskracht ervaren “van planeten die lichtjaren van ons vandaan staan (zoals Uranus, Neptunus en Pluto)”. In werkelijkheid is die afstand maar enkele lichturen. 
Costers klampt zich niet vast aan deze “astronomische” verklaring voor de astrologie, maar zegt meteen dat er een “meer gangbare opvatting” bestaat, waarbij ze verwijst naar de theorie over archetypen en collectief onderbewustzijn van de bekende psychoanalyticus Carl Gustav Jung. Dat die theorie zelf totaal omstreden en onbewezen is, weten we al een tijd, en een “bewijs” voor de werking van de astrologie vormt die geenszins. 

Onze astrologe besluit haar theoretische uitleg met de vermelding dat er momenteel vier stromingen in de astrologie bestaan: de traditionele, de psychologische (waar de opvattingen van Jung bovendrijven), de vedische (i.e. Indische) en de evolutionaire astrologie. Die laatste stroming gaat over de “ontwikkeling van de ziel” en is een fusie van andere vormen. Wat dat concreet betekent is me volstrekt onduidelijk, maar dat zal wel niet aan mij liggen.Na deze theoretische beschouwingen schakelt Costers over op de praktijk en daarmee zitten we in de hoofdbrok van het boek, bij wat de meeste lezers van astrologische boeken vermoedelijk écht interesseert. Daar vernemen we wat een Steenbok meemaakt op een goede dag en een Ram op een slechte dag, dat Kevin De Bruyne een bekende Kreeft is en Meghan Markle een bekende Leeuw. Enzovoort.

Afbeelding

Daar gaat het toch om? Wat zeuren we eigenlijk over de wetenschappelijke geldigheid van de astrologie wanneer we kunnen lezen dat Maagden de beste vrienden zijn en dat Luchttekens (Tweelingen, Weegschaal en Waterman) “meestercommunicatoren en -denkers” zijn? 
Verdere uitleg over de onderdelen van de astrologie verdrinken in dit soort 'boeiende' bespiegelingen. Het gaat allemaal over karakters, levensloop, relaties en gebeurtenissen in de samenleving, tot en met de recente pandemie. Van een rechtvaardiging of een kritische noot is zo goed als geen sprake. 

Nieuw: Chiron en de Rodden Rating

Astrologie moge dan stokoud zijn, de astrologen hebben in de voorbije decennia wel wat nieuws bedacht. Dat merken we in dit recente boek.  
Zo werkt Nele Costers met tien planeten. Daaronder ook de pas in 1930 ontdekte Pluto, die door de sterrenkundigen intussen niet langer als een echte planeet wordt beschouwd. Maar soit: zon en maan zijn voor de astrologen ook planeten. Maar Costers neemt er ook Cheiron, of beter Chiron bij, een planetoïde die in 1977 ontdekt werd en nogal wat aandacht kreeg omdat zij zich tussen Jupiter en Saturnus beweegt en het niet duidelijk was of het om een komeet of een planetoïde ging. Intussen zijn er veel meer dergelijke objecten met die eigenschap waargenomen. Chiron is niet eens de grootste ervan en je vraagt je af waarom die speciale aandacht moet krijgen van de astrologen, terwijl er al zo’n miljoen planetoïden zijn waargenomen. 

Als eindoordeel over dit boek kan ik enkel James Randi parafraseren: het enige betrouwbare eraan is de paginanummering.

Een andere nieuwigheid heeft te maken met de moeilijkheid dat van nogal wat mensen het exacte tijdstip van geboorte niet gekend is. Een zwaar probleem voor wie een vrij precieze horoscoop wil berekenen en daardoor een serieus bezwaar voor de geloofwaardigheid van astrologie. De Canadees-Amerikaanse astrologe Lois Rodden (1928-2003) wilde die geloofwaardigheid verbeteren door een “ratingsysteem” in te voeren (te vergelijken met de intussen beruchte kredietratings). Die gaat van “AA” voor mensen waarvan het geboorte-uur officieel geregistreerd is, tot “X”, waarvoor alleen de datum bekend is. De door haar gestichte Astrodatabank bevat de gegevens van tienduizenden celebrities, voorzien van een Rodden Rating. Natuurlijk, voor wie zijn geboorteuur niet kent verandert dat niets... Costers wijst er dan ook op dat sommige astrologen dit uur proberen te “reconstrueren” aan de hand van ingrijpende gebeurtenissen in iemands leven. Zelf waagt ze zich daar niet aan, bescheiden als ze is. Wie zijn of haar tijdstip niet kent, troost ze met de sibillijnse woorden “Dat is jammer, maar kan ook zijn betekenis hebben.”!

Afbeelding

De lezer moet me excuseren dat ik hier niet alle bezwaren tegen de astrologie op een rij zet. Dat zou ons te ver leiden en zulke bezwaren heb ik eerder in een boek geformuleerd2. Het boek van Nele Costers verandert niets, maar dan ook helemaal niets aan die kritiek. Het heeft dan ook geen zin om heel het boek wetenschappelijk binnenstebuiten te keren. 

Naast het lezen van al die onzin kan men zich bijkomend ergeren aan de ‘trendy’ wijze van schrijven, met het voortdurend gebruik van leuke woordjes en Engelse uitdrukkingen. Tussen de stukken tekst staan voortdurend citaten in het Engels, ook van auteurs die zeker niet in deze taal schreven. We durven betwijfelen dat Costers weet dat de Romeinse filosoof Seneca geen Engels sprak. 

Als eindoordeel over dit boek kan ik enkel James Randi parafraseren: het enige betrouwbare eraan is de paginanummering.

Voetnoten

  1. https://soundcloud.com/nasa/sets/spookyspacesounds 
  2. Ronny Martens & Tim Trachet : Astrologie Zin Of Onzin. Hadewijch, 1995 . ISBN 9789052402864