John McLachlan, professor geneeskunde aan de universiteit van Durham in Engeland, ontving op een dag een email met de uitnodiging om een bijdrage in te dienen voor de ‘Jerusalem Conference on Integrative Medicine’. De uitnodiging klonk als volgt: ‘In oktober 2010 vindt in Jeruzalem een internationale conferentie over integrale geneeskunde plaats. Geneeskundige experts uit de hele wereld zullen aanwezig zijn. Zij zullen zich toeleggen op manieren om de wetenschappelijke principes van de moderne geneeskunde te verenigen met de holistische beginselen van de alternatieve geneeskunde. Het wetenschappelijk comité van de conferentie aanvaardt nog steeds aanvullende onderwerpen voor het conferentieprogramma.’
McLachlan voelde zich lichtjes geërgerd door dergelijke onzin, en vooral door de insinuatie van de term integrale geneeskunde dat de reguliere geneeskunde geen rekening houdt met de patiënt in zijn geheel. Hij wou eens testen hoe ontvankelijk de organisatoren waren voor integrale nonsens. Hij stuurde een mail waarin hij zichzelf waarheidsgetrouw voorstelde als een expert in de embryologie, met een groot aantal publicaties in gerenommeerde tijdschriften zoals Nature en The Proceedings of the Royal Society, en als auteur van een bekroond handboek over medische embryologie. Dan vervolgde hij: ‘Door mijn onderzoek naar ontwikkelingsstoornissen bij menselijke embryo’s ontdekte ik onlangs een nieuwe variant van de reflexologie. Die is gebaseerd op een homunculus (Latijn voor ‘klein mannetje’, jv) die in het menselijk lichaam gerepresenteerd is op de billen. De homunculus hangt omgekeerd, zodat het hoofd zich onderaan bevindt. De linkerbil komt overeen met de rechterkant van het lichaam.’
In een mix van medisch jargon en pseudowetenschappelijke concepten beweerde hij voorts dat die ‘kaart’ van het lichaam op de billen reageert op het prikken met naalden, zoals bij acupunctuur, en op milde zuiging, zoals bij cupping‹ Bij cupping wordt een kopje (cup) van glas of plastic op het lichaam geplaatst en vervolgens vacuüm getrokken.› (zeg dus nooit ‘kiss my ass’ tegen een reflexoloog, want die zou dat als een verzoek om medische hulp kunnen interpreteren). Bovendien zou het homunculusfiguurtje ook voor diagnostische doeleinden kunnen dienen.
McLachlan was blij verrast toen hij diezelfde dag nog een positief antwoord kreeg: ‘Geachte professor McLachlan, ik dank u voor uw interessante en verrijkende mail. Met het oog op de presentatie van uw voorstel voor het wetenschappelijk comité zou ik het waarderen als u me een abstract van uw lezing bezorgt.‘ In dat abstract deed de professor er nog een schepje bovenop. Hij stelde de homunculus voor als ‘een gebied van klonale expansie (Blaschko-lijnen‹ Het groeipatroon van de huidcellen tijdens de ontwikkeling van het embryo.›), waarbij delen van het lichaam duidelijke ontologische verbanden vertonen met overeenkomstige delen op de achterkant’. De Blaschko-lijnen zouden ook energiestromen naar die bewuste lichaamsdelen voeren. Om helemaal in de traditie van de alternatieve geneeskunde te blijven, voegde hij eraan toe: ‘De methodologie leent zich niet tot gerandomiseerde dubbelblind gecontroleerde studies, om voor de hand liggende redenen’ (de reden is waarschijnlijk dat zorgvuldig gecontroleerde studies doorgaans tot negatieve resultaten leiden). Het bewijs van zijn bevindingen zou McLachlan leveren aan de hand van (anonieme) getuigenissen. Hij voegde eraan toe te vrezen dat dit nieuwe paradigma op mensen met een gesloten geest zou botsen, die het prompt zouden afwijzen.
En weer ontving hij een positieve reactie. Zijn lezing was geaccepteerd, of hij gewoon nog even zijn deelname wou bevestigen. Hoewel McLachlan graag Jeruzalem had bezocht, hield hij het toch maar voor bekeken en onthulde dat de hele theorie niet meer dan een hoax was, een neptheorie. De verdediging van de organisatoren was voorspelbaar: niet zij waren bedriegers, maar wel McLachlan, omdat die zijn titel misbruikte en zich beriep op onbestaande wetenschappelijke studies. En zij hadden zijn bijdrage aanvaard op basis van zijn kwalificaties. Dat was echter net McLachlans punt: dat de normen voor aanvaarding van lezingen voor sommige conferenties bedroevend laag waren.
De teruggekaatste beschuldiging van bedrog roept herinneringen op aan een stunt van de vier kerels van Neveneffecten in het recente VRT-programma Basta. Als voorbereiding op de eerste uitzending hadden ze allerlei verzonnen, idiote persberichten de wereld in gestuurd, die vervolgens kritiekloos werden overgenomen door de Vlaamse kranten. De krantenredacties konden er niet om lachen: de makers van Basta ondermijnden de geloofwaardigheid en de reputatie van de media. De vier grappenmakers merkten terecht op dat niet zij, maar wel de kranten hun lezers bedriegen, omdat ze hun bronnen niet checken. Er is trouwens een duidelijke lijn tussen een nepbericht als grap en echt bedrog: bij een grap is het op voorhand de bedoeling om het nepbericht later als dusdanig te onthullen, bij bedrog niet.
De computer doet ook mee
Iedereen die met e-mail werkt, is vertrouwd met spam: berichten van anonieme afzenders die ons penisverlengende middelen, Viagra of (namaak-)Rolexhorloges proberen aansmeren. Veel van die spamberichten trachten onder de radar van junkfilters onze mailbox binnen te geraken, door zich te vermommen als onschuldige berichten. Het bericht begint bijvoorbeeld met: ‘Hi Peter, ….’, en dan volgen enkele – meestal Engelstalige – zinnen die weliswaar grammaticaal in orde zijn, maar verder helemaal niets betekenen. Er bestaan computerprogramma’s om dergelijke tekst te genereren: op het eerste gezicht perfect Engels, maar als je de tekst zorgvuldig leest, merk je dat de woorden in elke zin geen enkel verband vertonen.
Jeremy Stribling, Max Krohn en Dan Aguayo, drie informaticastudenten aan het prestigieuze MIT (Massachusetts Institute of Technology), hebben er hun hobby van gemaakt om met zo’n computerprogramma nepartikelen te genereren en die op te sturen naar informaticaconferenties waarvan ze vermoeden dat die lage acceptatienormen hanteren. Eén van hun nonsensartikelen, getiteld ‘Rooter: A Methodology for the Typical Unification of Access Points and Redundancy’, stuurden ze naar het 9th World Multiconference on Systemics, Cybernetics and Informatics (WMSCI 2005). Het artikel ziet er indrukwekkend uit,‹ http://pdos.csail.mit.edu/scigen/rooter.pdf› compleet met grafieken, schema’s, citaten en interne tekstverwijzingen, allemaal gegenereerd door een computerprogramma. Ook verraderlijk is de sectie ‘Verwante resultaten’, waarin verwezen wordt naar – weliswaar fictief – verwant onderzoek. Er zitten ook een aantal eigen zinnen in, zoals het grappige ‘Wij hebben de methode als eerste ontdekt, maar hebben ze niet eerder kunnen publiceren omwille van bureaucratische procedures’. Natuurlijk is het artikel in zijn geheel volslagen onbegrijpelijk. Voor iemand die geen expert is in de informatica, is het echter verleidelijk om te veronderstellen dat de tekst gewoon te technisch is en daarom moeilijk te begrijpen. Technisch jargon is immers overvloedig aanwezig, gratuit verspreid doorheen de tekst.
Ook deze drie studenten hadden succes: hun artikel werd aanvaard voor de conferentie als ‘non-reviewed paper’, niet gecontroleerd dus. Achteraf bleek dat het bericht van acceptatie – o ironie – automatisch verstuurd was door een computer. Men kan zich terecht vragen stellen bij een conferentie die inzendingen automatisch aanvaardt, zonder enige controle van de inhoud. De drie konden hun pret moeilijk stilhouden, en al snel maakten talrijke blogs melding van hun hoax. Het geintje kreeg de genadeslag toen Anthony Liekens, een Belgische doctoraalstudent aan de Technische Universiteit Eindhoven, een verontwaardigde mail stuurde naar de conferentieorganisatoren. Hij schreef dat ze zich moesten schamen en dat hij geen enkel artikel meer zou vertrouwen dat eventueel na de conferentie door hen gepubliceerd werd. Hij kreeg een antwoord terug van één van de organisatoren, die hem liet weten dat hij allerminst beschaamd was, maar ‘uitermate verdrietig’, met daarbij een brief van vier pagina’s. Net zoals in het geval van McLachlan werd de beschuldiging teruggekaatst naar de auteurs van het nepartikel. Het waren zij die zich schuldig maakten aan bedrog. Het excuus van de man was dat hij het niet ethisch vond om een artikel te weigeren zonder een grondige peer review, vandaar dat men voor de conferentie ook artikels zonder review accepteerde.
Het is begrijpelijk dat de tijdsbeperkingen van een conferentie geen grondige peer review van alle inzendingen toelaat. Maar als er zelfs geen vlugge sanity check is, wat is dan eigenlijk de wetenschappelijke waarde van zo’n conferentie, als auteurs de grootste onzin kunnen opsturen? In zijn brief haalde de organisator een groot aantal citaten aan over de flexibiliteit van de normen van peer review, en hoe die lager liggen voor conferenties dan voor academische tijdschriften. Dat mag dan wel waar zijn, maar in het geval van een automatische aanvaarding kun je zelfs niet meer van een norm spreken.
Sprookjesachtige kristallen
The Crystal Chamber (http://www.the-crystal-chamber.net/) is een website die de deugden van homeopathische kristallen aanprijst. Op de hoofdpagina wordt kristalhomeopathie vergeleken met gewone homeopathie. Wat gewone, of chemische, homeopathie doet voor het lichaam ‘als een fysisch systeem’, doet kristalhomeopathie voor het lichaam ‘als een energetisch systeem’. Het gaat natuurlijk niet zomaar om kristallen, maar om heel zeldzame exemplaren die ‘gedurende hun eeuwenlange vorming in grotten homeopathische hoeveelheden hebben opgepikt van substanties met een positieve invloed op je aura’. Men heeft ze per toeval ontdekt in het Penninisch Gebergte in het noorden van Engeland. Op de website kan (of liever, kon) je die heel speciale kristallen ook kopen: ‘Laat onze kristallen balans en zachte heling in uw leven brengen’.
Elders op een internetforum voor adepten van heidense religies en hekserij vroeg een criticus met het pseudoniem disturber zich luidop af, verwijzend naar de Crystal Chamber website, hoe iemand zo naïef kon zijn om in die kristallen te geloven. Voor hem ging het om pure oplichterij, en hij weerlegde één voor één de beweringen erover. Een hevige discussie ontspon zich, waarbij disturber overspoeld werd door een golf aan woedende reacties. Zijn tegenstanders hielden voet bij stuk: homeopathische kristallen bezitten wel degelijk positieve eigenschappen. Sommigen zetten zelfs hun beweringen kracht bij met theoretische argumenten uit de fysica. Wat niemand wist was dat disturber, echte naam Gareth Thomas, zélf de persoon was achter Crystal Chamber. Thomas was zich ondertussen goed aan het amuseren en registreerde zich een tweede maal op het forum, dit keer als Jennifer Crane, eigenares van Crystal Chamber. Hij (of zij) werd overladen door enthousiaste reacties. Eén ‘kristallenexpert’ bood zelfs zijn hulp aan met de verkoop van de kristallen!
Er moest natuurlijk een einde aan komen. Thomas had ondertussen al bestellingen voor zijn kristallen ontvangen, inclusief betaling. Hij wierp zijn vermomming af en onthulde dat zowel Crystal Chamber als disturber en Jennifer Crane opgezet spel waren. De arme stakkers die hem al geld hadden gestort, werden netjes terugbetaald en kregen de aanmaning om niet zo lichtgelovig te zijn. Als je de website nu bezoekt, zie je de vermelding ‘HOAX’ en na enkele keren klikken tref je een uitvoerig relaas aan van Thomas’ fratsen. Zijn verhaal werd onder meer opgepikt door kwakjager James Randi en door het tijdschrift New Scientist (maart 2003). Thomas had waarschijnlijk niet verwacht welk effect zijn stunt zou hebben. Tot zijn opperste verbazing nam het aantal bestellingen nog toe na de onthullingen, en veel mensen waren ontgoocheld dat ze geen kristallen meer konden kopen via de website. Thomas betreurt nu dat hij zijn kristallen niet heeft aangeprezen met de bewering ‘door elfen met de hand opgegraven’, zoals hij even overwogen had.
De moeder van alle hoaxen
In minstens twee van de drie beschreven hoaxen lieten de auteurs zich inspireren door de intussen wereldberoemde hoax van Alan Sokal, fysicus aan de Universiteit van New York. Ik kwam in mijn research voor dit artikel zelfs het werkwoord ‘sokaliseren’ (to sokalize) tegen, om u maar een idee te geven van Sokals impact. Zijn ergernis ging vooral uit naar een modieuze intellectuele stroming genaamd postmodernisme. Postmoderne denkers verwerpen de rationalistische traditie van de verlichting; waarheid is niet langer iets wat je kunt bereiken via wetenschappelijk onderzoek, maar is een socioculturele constructie.
Naast dit extreem relativisme kenmerken sommige postmoderne auteurs zich door een uiterst obscure en pedante schrijfstijl. Hun teksten verdrinken in een ondoordringbaar jargon, waarbij ze een heel eigenzinnige betekenis geven aan de technische termen die ze ontlenen aan bijvoorbeeld de fysica en de wiskunde. Die termen worden bovendien gebruikt in een context die helemaal niets met die wetenschappelijke disciplines te maken heeft. Zo ontwaart de filosofe Luce Irigaray een seksuele lading in de beroemde vergelijking van Einstein, E=mc2. De Franse psychoanalyticus Jacques Lacan ziet verbanden tussen de psychoanalyse en de topologie (een heel abstracte vorm van meetkunde) en is zelfs van mening dat ‘de verscheidenheid van [bepaalde topologische objecten] veel verklaart van de structuur van geestesziekten’. Een mooi voorbeeld van duistere vaagheid, gebrek aan samenhang en absurde analogieën is de passage van Lacan over de psychologie van het genot:
In die ruimte van het genot is iets begrensd en gesloten nemen, een plaats, en erover praten is een topologie. In een artikel dat u vooraan in mijn teksten van vorig jaar zult vinden heb ik, denk ik, de strikte equivalentie tussen topologie en structuur bewezen. Als we ons daardoor laten leiden dan zien we dat wat ‘genot’ van anonimiteit onderscheidt, namelijk wat het recht voorschrijft, een meetkunde is. Een meetkunde is de heterogeniteit van plaats, te weten dat er een plaats is van het Andere. Wat die plaats van het Andere betreft, van een sekse als Andere, als absolute Andere, tot welke conclusies kan de recentste ontwikkeling in de topologie ons leiden? Ik zou hier de term compactheid willen aanhalen. Niets is compacter dan een breuklijn, als het duidelijk is dat de doorsnede van alles wat erin besloten ligt bestaat in een oneindig aantal verzamelingen, dan volgt daaruit dat de doorsnede dat oneindige aantal omvat. Dat is precies de definitie van compactheid.
--- Lacan 1975 (in Sokal&Bricmont 1999, pp 27-29)
Of hoe het origineel straffer is dan elke parodie
In hun drang om hun eruditie te etaleren, geven deze schrijvers eerder blijk van het tegendeel: ze hebben geen kaas gegeten van de wetenschappelijke begrippen die ze zo kwistig in het rond strooien. Maar laat dat vooral geen domper zetten op hun pretentie. Zo vraagt wetenschapssocioloog Bruno Latour zich in alle bescheidenheid af of hij met zijn ‘semiotische analyse’ van de relativiteitstheorie iets bijgeleerd heeft aan Einstein.‹ Sokal & Bricmont 1999, pp 117-118.› Zijn ‘semiotische analyse’ is eigenlijk niet meer dan een opeenstapeling van verkeerde interpretaties van de relativiteitstheorie, maar toch beantwoordt hij zijn retorische vraag met een volmondig ja: zonder zijn analyse zou de technische argumentatie van Einstein onbegrijpelijk zijn! Misschien moeten we dat maar beschouwen als een stilzwijgende toegeving dat Latour niets snapt van fysica. Wat geen schande is, maar het is beter om te zwijgen over onderwerpen waar je niets van afweet.
Dat was wat Sokal dacht toen hij zijn parodie schreef. Die droeg de indrukwekkende titel: ‘Transgressing the boundaries: Toward a transformative hermeneutics of quantum gravity’ (1996). Vertaald naar het Nederlands: ‘Transgressie van de grenzen. Naar een transformatieve hermeneutiek van de kwantumgravitatie’. Als u geen flauw benul heeft van wat dat betekent, is dat een teken van goede geestelijke gezondheid: het is immers volslagen nonsens. Net zoals het hele artikel trouwens, dat een aaneenrijging is van citaten van bovenvermelde schrijvers en andere postmodernisten. De citaten werden aan elkaar geweven via kromme logica en absurde interpretaties van technisch-wetenschappelijke termen, een handelsmerk van het postmodernisme. Sokal had nog geprobeerd zijn imitatie te perfectioneren door er onverstaanbare en betekenisloze zinnen tussen te gooien, maar als wetenschapper in wiens job helderheid en precisie essentieel zijn, ontbrak het hem aan inspiratie. Als hij dat vandaag zou willen herhalen, kan hij beroep doen op een computerprogramma dat heuse postmoderne teksten genereert (‘the postmodernism generator’). Je kunt dat programma uittesten op http://www.elsewhere.org/pomo. Bij het openen van de pagina krijg je onmiddellijk een willekeurig postmodern artikel, met een waanzinnig geleerd klinkend taalgebruik, maar zonder enige betekenis. Telkens als je de pagina vernieuwt, genereert de computer een ander artikel. Onderaan vind je de disclaimer, inclusief een verwijzing naar Sokal.
Sokal stuurde zijn artikel naar Social Text, een Amerikaans cultureel tijdschrift, zonder erbij te vertellen dat het om een parodie ging. Het artikel werd aanvaard en gepubliceerd. Sterker nog: het werd gepubliceerd in een speciale editie die net bedoeld was om de kritiek van wetenschappers op het postmodernisme te weerleggen. Onmiddellijk daarna onthulde Sokal zijn parodie in Lingua Franca, een Amerikaans literair magazine. In hetzelfde magazine verscheen vervolgens een riposte van twee redacteurs van Social Text. Heel kenmerkend voor slachtoffers van een hoax lieten ze weten dat ze het bedrog van Sokal niet apprecieerden. Ze vreesden dat zijn gebrek aan ethiek gevaarlijke gevolgen kon hebben voor wetenschappelijke publicaties. Hij moest ook niet denken dat hij de redactie van Social Text in hun slaap verrast had. Hun tijdschrift was namelijk geen wetenschappelijke publicatie, waarbij artikels systematisch onderworpen worden aan peer review, zo argumenteerden ze, maar veeleer een forum waarin een grote verscheidenheid van opinies aan bod komt (daar hebben ze een punt). Verder waren ze van mening dat Sokal een karikatuur had gemaakt van het sociaal constructivisme, de stelling dat wetenschappelijke kennis onlosmakelijk verbonden is met het cultureel kader waarbinnen de wetenschap opereert. Aan het eind van hun betoog benadrukten ze echter wel hun interesse in wetenschap ‘als een burgerlijke religie, als een sociale en politieke autoriteit’ – dit terwijl Sokal net zijn best had gedaan om uit te leggen dat de waarheid van wetenschappelijke kennis los staat van enige politieke of sociale macht.
De hoax had het effect van een bom aan Amerikaanse campussen. Kort nadien dropte Sokal een tweede bom, ditmaal op Parijs: samen met de Belgische natuurkundige Jean Bricmont (U.C.L.) publiceerde hij in 1997 het boek Impostures intellectuelles.‹ Nederlandse vertaling: Intellectueel Bedrog. Postmodernisme, wetenschap en antiwetenschap. EPO/De Geus, 1999.› Daarin stellen de twee het charlatanisme van postmoderne – voornamelijk Franse of Franstalige – auteurs aan de kaak. Het boek bevat ook de integrale tekst van Sokals artikel in Social Text, samen met ettelijke pagina’s aan verduidelijkingen. Een storm aan reacties volgde in de media, overal ter wereld verschenen er opinieartikels over het boek. Tot grote verbazing van Sokal en Bricmont ging het voor sommigen niet langer meer om een aanval op pseudowetenschap, maar kreeg de controverse een nieuwe dimensie. Het was nu de klassieke strijd van rechts tegen links, van de exacte wetenschappen tegen de humane wetenschappen. Op een bepaald moment werd er zelfs gesuggereerd dat, met de Koude Oorlog voorbij, het imperialistische Amerika op zoek was naar nieuwe vijanden en haar doel gevonden had in Frankrijk!
Vruchteloos herhaalden Sokal en Bricmont dat hun kritiek heel specifiek gericht was op een beperkte groep schrijvers, dat zij zichzelf tot de linkerzijde van het politiek spectrum rekenden, dat hun acties net ingegeven waren door hun bekommernis om de humane wetenschappen (de exacte wetenschappen ondervinden namelijk geen hinder van postmoderne onzin), dat de hoax die alles in gang zette in een Amerikaans tijdschrift was gepubliceerd als een aanklacht tegen een academische stroming die populair was aan Amerikaanse universiteiten. Het mocht niet baten. De kennisrelativisten slaagden er niet in te relativeren.
Voor doe-het-zelvers
Voelt u zich na het lezen van dit artikel gemotiveerd om zelf een hoax de wereld in te sturen, dan kan u voor inspiratie terecht bij ‘de officiële inspiratie generator voor alternatieve geneeswijzen’,‹ http://www.denayer.com/inspiratie› een website van de Vlaamse germanist en IT-architect Wouter Denayer. Een druk op de knop en u krijgt een willekeurige nieuwe alternatieve geneeswijze voorgeschoteld, met een korte voorstelling van de therapie. Niet tevreden? Druk nog eens op de knop en u krijgt er een andere. Er zijn meer dan 50.000 mogelijkheden, dus iedereen vindt er wel één die hem of haar bevalt.
Zowel de naam van de therapie als de beschrijving ervan volgen een vast patroon. De naam is uit drie delen samengesteld: een prefix (zoals ‘kosmo’ of ‘bio’), een adjectief (‘dynamiserende’, ‘energetische’, …) en ten slotte een substantief (‘polariteiten’, ‘chakra’s’, …). Voor elk van de drie delen bestaat er een grote woordenlijst waaruit de computer een willekeurige keuze maakt en die keuzes vervolgens aan elkaar plakt. Met de voorbeelden hierboven krijg je bijvoorbeeld ‘kosmo-dynamiserende polariteiten’ of ‘bio-dynamiserende polariteiten’, enzovoort. In fysicahandboeken vind je daar niets van terug, maar geef toe, het klinkt erg chique. Ook de beschrijving van de behandeling bestaat uit een willekeurige greep uit een grote lijst van zinnen. Eén zin vermeldt de herkomst van de therapie (bij voorkeur oosters), een andere zin beschrijft de aandoeningen die erdoor behandeld worden (hoe meer hoe beter), weer een andere zegt iets over de duur van de behandeling (zo vaag mogelijk), … Denayer wil hiermee aantonen dat alternatieve geneeswijzen allemaal putten uit een grabbeldoos met holle slogans en vage claims die perfect inwisselbaar zijn, zodat je één en dezelfde claim bij verschillende therapieën tegelijk kan aantreffen.
Hebt u een goedgelovig iemand in uw kennissenkring die bijvoorbeeld last heeft van tandpijn, stel hem of haar dan eens ‘elektro-resonerende voice dialogue’ voor, een ‘emotieve therapie’ waarbij de oren ‘met een veronderstelde vorm van levensenergie worden behandeld’. Wees daar wel voorzichtig mee. Mensen die erin trappen, zullen daar waarschijnlijk niet om kunnen lachen.
John Vos is lid van SKEPP en werkt als risk manager bij ING België.
Met dank aan Rik Delaet voor de vertaling van het artikel over McLachlan in British Medical Journal.