De figuur van de apostel Thomas, die niet wilde geloven dat Jezus verrezen was tot hij hem had gezien en diens wonden gevoeld, dient hier in dit overigens weinig Bijbelse kader als voorbeeld. Jezus berispte Thomas met de woorden: ‘Zalig zijn zij die niet zien en toch geloven’, maar Braeckman en Boudry laten zien dat Thomas gelijk had om ongewone beweringen niet zomaar aan te nemen. Of waarom een skeptische houding een gezonde houding is. De auteurs gebruiken voor dit boek de term scepticisme (met een c), waarbij ze een duidelijk onderscheid maken met het radicale scepticisme – of pyrrhonisme, de filosofische houding. Braeckman en Boudry tonen juist aan dat, net als bij Thomas, vertrouwen in de empirische wetenschap wel loont, mits gecombineerd met kritisch denken.
Het boek gaat niet zozeer over de skeptische houding zelf, maar over die menselijke activiteiten waar een skeptische houding jammerlijk ontbreekt; over misleidingen, (zelf)bedrog, lichtgelovigheid, ... enfin, over datgene wat leidt tot pseudowetenschap, bijgeloof en andere flauwekul. Het is daarbij niet de bedoeling het zoveelste overzicht van al deze flauwekul te geven. De auteurs leggen in de eerste plaats de redenen bloot die de flauwekul mogelijk maken. Ze proberen een overzicht te geven van de diverse mechanismen die ons van het kritische denken doen afwijken. Daarbij baseren ze zich op recent wetenschappelijk (vooral psychologisch) onderzoek.
De gemiddelde lezer van Wonder is met een aantal van die mechanismen zeker al vertrouwd, in de eerste plaats met de visuele en andere illusies, die door goochelaars gebruikt worden. Maar dat is nog maar het begin. Zo zijn er de vele fouten in het menselijk geheugen, wat ondermeer de treurige oplichterij van de ‘verdrongen herinneringen’ mogelijk maakt.
Een andere belangrijke bron van misleiding is zelfbedrog, met als nevenverschijnsel de cognitieve dissonantie, het verschijnsel dat de meeste mensen liever de waarheid geweld aandoen dan zichzelf ongelijk te geven, omdat ze zichzelf nu eenmaal niet al een idioot beschouwen. Cognitieve dissonantie is vaak verantwoordelijk voor het krampachtig vasthouden aan weerlegde opvattingen.
Samenzweringstheorieën krijgen een hoofdstuk apart. Terecht, want ook hier werken bijzondere psychologische mechanismen die ons zulke opvattingen graag doen geloven. Zo krijgen ook hoaxen en vervalsingen veel aandacht. Dat gaat dan over cryptozoölogie (verhalen over zeemonsters, de Yeti, Nessie enzovoort), maar ook over de befaamde kunstvervalser Han van Meegeren, die met zijn valse Vermeers talloze experts kon misleiden.
Die verschillende psychologische mechanismen worden toegelicht aan de hand van concrete voorbeelden van misleiding en pseudowetenschap. De auteurs willen en kunnen daarbij zeker niet volledig zijn. Wel beschrijven ze enkele zeer uitgebreide gevallen – soms echte case studies – waarvan sommige geïnspireerd zijn door eigen onderzoek en ervaring. Bij de cryptozoölogie gaat de meeste aandacht naar Bigfoot, de Noord-Amerikaanse variant van de Yeti, wellicht omdat Johan Braeckman de streken waar dit aapachtig wezen geacht wordt te vertoeven, zelf verkend heeft. Bij de complottheorieën staat het complotdenken rond 9/11 centraal (concreet: de opvatting dat de Amerikaanse overheid zelf de aanslagen van 11 september organiseerde of ze minstens toeliet zonder in te grijpen). Misschien is het gedoe rond 9/11 niet zo representatief voor complotdenken in het algemeen. Veel samenzweringstheorieën zijn plausibeler en minder grotesk, maar dit geval is met de recente tiende verjaardag weer razend actueel geworden, en zoals bekend trad Johan Braeckman in discussie met de complotdenkers van de Belfort-group (zie elders in dit nummer).
Als filosofen gaan de auteurs ook in op het filosofische aspect van het verschijnsel pseudowetenschap. Eens te meer stellen ze vast dat er een verschil is tussen al wat volgens bepaalde demarcatiecriteria geen echte wetenschap is aan de ene kant en eigenlijke pseudowetenschap aan de andere kant. Pseudowetenschap heeft zo zijn specifieke eigenschappen. Aanhangers van een pseudowetenschap hanteren immunisatiestrategieën om hun opvatting te beschermen tegen alles wat daarmee in strijd kan zijn.
De aanpak van Braeckman en Boudry is leerrijk en inspirerend. Bepaalde beweringen roepen wel vragen op. Zo schenken de auteurs veel aandacht aan de theorie van de Amerikaanse evolutiebioloog Trivers dat zelfbedrog het gevolg is van een evolutionaire aanpassing. Anders gezegd: zichzelf iets wijsmaken kan ons, mensen, een evolutionair voordeel geven. Zelf zeggen ze dat er bedenkingen tegen die theorie mogelijk zijn, maar waarom besteden ze er dan zoveel aandacht aan? Een andere opmerking: in het hoofdstuk over religie wordt bijzonder veel aandacht besteed aan experimenten rond de meetbare effecten van bidden (met name voor de genezing van zieken). Dat die (in wezen onnozele) experimenten geen positieve resultaten opleverden, is duidelijk. Maar stel dat ze toch iets hadden opgeleverd, wat zou daarmee zijn aangetoond? Hoogstens dat bidden op een of andere manier helpt, maar niet eens dat een god (welke god overigens?) daarvoor verantwoordelijk is.
De ongelovige Thomas heeft een punt is dus niet het zoveelste overzicht van de pseudowetenschappen. Het is vooral een boek over kritisch denken – of het gebrek daaraan. Het wil in de eerste plaats de lezer aanzetten tot kritisch denken, met het besef dat wat we denken en waarnemen niet altijd even betrouwbaar is. Dat is op zich een moeilijke opdracht.
De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken.
Met een voorwoord door Jean Paul Van Bendegem.
Johan Braeckman en Maarten Boudry
Antwerpen/Utrecht: Houtekiet, 2011
ISBN 978 90 8924 188 7
344 pp
Tim Trachet is journalist en stichtend lid/erevoorzitter van SKEPP.