Kleine filosofie van de oplichterspsychologie - deel 2

Afbeelding

Deel II: Bernard Madoff en andere oplichters

In het Nederlands noemen we ze oplichters, fraudeurs, zwendelaars of bedriegers, maar dat klinkt eigenlijk iets te negatief. Natuurlijk is het zo dat wie opgelicht is door een con man daar over het algemeen niet al te blij mee is. Maar de doorslaggevende emotie bij het slachtoffer is niet zozeer de spijt over wat men kwijt is (meestal geld). Eerder overheerst de schaamte dat men zich heeft laten oplichten en het onbegrip over hoe dit mogelijk was. De con man steelt immers je geld niet; je geeft het hem vrijwillig zelf in handen. Daarom is het vaak zo dat mensen geen klacht neerleggen, omdat ze in de juridische zin van het woord niks belastends te melden hebben.

Geplaatst onder
Deel artikel TwitterFacebookLinkedinWhatsapp

Ik maakte onlangs kennis met de Belgische oplichter Piet Van Haut, die als twintiger en dertiger talloze mensen heeft opgelicht op de meest uiteenlopende manieren. Zo bijvoorbeeld benaderde hij oudere dames die hij charmeerde en wijsmaakte dat hij op het punt stond een grote erfenis te ontvangen. Hij was evenwel blut, zei hij, en had een bepaald bedrag nodig om de kosten te betalen die een voorwaarde waren om de erfenis te kunnen ontvangen. Hij beloofde die vrouwen dat ze, als ze hem wilden helpen, hun zogenaamde lening dubbel en dik zouden terugverdienen zodra het geld van de erfenis op zijn rekening stond. Meerdere vrouwen liepen in de val. Uiteraard ging Piet Van Haut met hun zogenaamde investering lopen en kregen ze nooit een cent terug. De meesten durfden evenwel geen klacht neerleggen, omdat ze het geld in een zekere zin aan Van Haut cadeau hadden gedaan en ook uit schaamte omwille van hun naïviteit. Zelf, zo zei hij me herhaaldelijk tijdens ons gesprek, had hij geen greintje spijt van zijn daden. Die vrouwen hadden er in zekere zin zelf om gevraagd, meende Van Haut, en hun financieel verlies was volgens hem het gevolg van hun dwaze onvoorzichtigheid en hebzucht – Van Haut beloofde hen snel en makkelijk geld.

Van Haut noemt zichzelf nu een meesteroplichter, een begrip dat vroeger uiteraard beschuldigend tegen hem gebruikt werd en dat hij verfoeide, maar nu gebruikt hij het zelf als een soort geuzennaam. Hij beweert dat hij nagenoeg iedereen kan oplichten en als je naar zijn verhalen luistert, zou je het nog geloven ook. Zo heeft hij zich bijvoorbeeld ooit uitgegeven voor een hoge magistraat en bracht hij in die functie een onaangekondigd blitzbezoek aan de Brusselse politie. Hij eiste een helikopter op, om een zogenaamde verrassingscontrole uit te voeren boven de Brusselse en andere gevangenissen. Men voldeed aan zijn verzoek en vloog met hem enkele uren boven de Belgische hoofdstad. Een andere keer verbleef hij in een Amsterdams hotel als zoon van een oliesjeik. De rekening liet hij naar de Nederlandse overheid sturen. Tussendoor gaf hij zich uit als CEO van diverse bedrijven en vroeg en kreeg hij dure auto’s ter beschikking om er zogenaamde proefritten mee te maken. Op een bepaald moment stond hij ergens met zo’n wagen in panne. Hij belde naar het autobedrijf om te klagen, waarna men hem onmiddellijk een andere wagen bracht. Wie een luisterend oor heeft krijgt op één avond tientallen van dergelijke verhalen opgedist. Wat waarheid en verzinsel is, is niet altijd meteen duidelijk, maar het is een feit dat Van Haut voor verschillende oplichtingspraktijken is veroordeeld en meerdere jaren in de gevangenis heeft doorgebracht. Sindsdien is hij, als oplichter, met pensioen en leeft hij van het geld dat hij vroeger van tientallen of honderden mensen aftroggelde en op buitenlandse rekeningen plaatste. Het wonderlijke is niet zozeer dat Van Haut dit alles in zijn eentje klaarspeelde, maar dat al zijn slachtoffers zijn verhalen en beloftes blijkbaar geloofwaardig vonden.

Piet Van Haut is in bepaalde kringen in België en Nederland zeer bekend, om niet te zeggen berucht, maar sommige con men zijn over de hele wereld gekend, bijvoorbeeld de Amerikaan Ferdinand Waldo Demara, geboren in 1921 en overleden in 1982. Demara speelde tijdens zijn leven een groot aantal personages. Hij gaf zich onder meer uit voor ingenieur, doctor in de psychologie, advocaat, pedagoog, leraar, een wetenschapper die kanker onderzoekt, monnik, cipier en chirurg. Voor geen enkele van die jobs had hij de benodigde kwalificaties, maar met valse cv’s, de lectuur van enkele boeken en veel lef en leugens tijdens jobinterviews blufte hij zich erin. Het meest tot de verbeelding spreekt ongetwijfeld de periode dat hij zich uitgaf als chirurg. Tijdens de Koreaanse Oorlog in de vroege jaren vijftig bevond Demara zich aan boord van een Canadees oorlogschip. Hij deed zich voor als Joseph Cyr, een chirurg die echt bestond en werkzaam was in een Canadees ziekenhuis.

Demara opereerde aan boord van het schip meerdere soldaten, die vaak zeer ernstige verwondingen hadden opgelopen tijdens gevechten. Voor elke operatie zocht hij in een handboek op wat er moest gebeuren. Wonderlijk genoeg is geen enkele van zijn zogenaamde patiënten overleden. Zijn bedrog werd ontdekt toen een soldaat bij wie Demara een kogel uit het lichaam had verwijderd, Dr. Cyr bedankte in een interview in een Canadese krant. De moeder van de echte Dr. Cyr las dat interview en was uiteraard verbaasd te vernemen dat haar zoon zich op een schip bevond in de buurt van Noord-Korea, terwijl hij tegelijkertijd werkzaam was in een ziekenhuis in New Brunswick. Demara werd ontmaskerd als bedrieger, maar er werd geen klacht tegen hem ingediend. De kapitein van het schip kon lange tijd niet geloven dat Demara geen echte chirurg was. Hij was ervan overtuigd dat de echte Dr. Cyr de bedrieger was, die een valse beschuldiging uitte tegen de briljante chirurg aan boord van zijn schip.

De bekendste con man uit de recente geschiedenis is waarschijnlijk Bernard Madoff. Bij velen doet de naam ongetwijfeld nog een belletje rinkelen. Madoff, is geboren in 1938 in New York en zit sinds 2009 een gevangenisstraf uit van 150 jaar. Hij was decennialang een alom gerespecteerd zakenman, bekend en gewaardeerd in Wall Street, en een tijdlang directeur van de Nasdaq, de beurs waar vooral aandelen van technologiebedrijven worden verhandeld. Gaandeweg zette hij evenwel een ingewikkelde ponzifraude op, een vorm van financieel bedrog die bedacht werd door de Amerikaan Charles Ponzi. Het komt erop neer dat de fraudeur fondsen aantrekt en beweert dat hij het geld in een zeer interessante en winstgevende onderneming investeert. In werkelijkheid investeert hij niet, maar verteert hij het geld of koopt er huizen of peperdure auto’s mee of hij verspeelt het in een casino of op de beurs of wat dan ook. De winsten die hij de eerste beleggers beloofde, betaalt hij met het geld dat binnenkomt via nieuwe slachtoffers, die hij eenzelfde verhaaltje op de mouw speldt. Zo komt er regelmatig vers kapitaal binnen, waarvan hij zo nu en dan een deeltje uitbetaalt aan zijn investeerders, als de zogenaamde winst die ze maakten. In werkelijkheid verrijkt de fraudeur natuurlijk enkel zichzelf en houdt hij zijn slachtoffers koest door hen op gezette tijden wat geld toe te stoppen. Zo lang de zwendelaar nieuwe slachtoffers kan aantrekken en hen ervan kan overtuigen om hun geld aan hem over te maken, gaat alles goed – toch voor de zwendelaar. Als evenwel op een bepaald moment teveel mensen tegelijk hun interesten opvragen, of, erger nog, hun investering terug willen, of als er een tijdje lang geen vers geld binnenkomt, dan dreigt het hele kaartenhuis in elkaar te storten.

Dat is wat uiteindelijk ook Madoff overkomen is. Hij slaagde er niet meer in om zijn investeerders tevreden te houden, er kwam een onderzoek en hij moest bekennen dat hij geen reële investeringen had gedaan. Tot zijn slachtoffers behoren wereldberoemde mensen, onder andere filmregisseurs, kunstenaars en zakenmensen, maar ook banken en allerlei fondsen. Bij niemand ging er een alarmbel rinkelen. Het totale bedrag dat Madoff heeft verduisterd wordt geschat op 65 miljard dollar, het grootste bedrag ooit dat aan een investeringsfraude door één persoon verbonden is.

Hoe is zoiets mogelijk? Hoe kan het dat zoveel mensen, van wie de meesten zeer verstandig en met veel ervaring in de financiële wereld, zich zo in de luren laten leggen? Waarom gaan er niet veel sneller alarmbellen af? Een verklaring die vaak opduikt bij dergelijke situaties gaat terug op Latijns gezegde waarvan de precieze bron onzeker is en dat in het Nederlands luidt: de wereld wil bedrogen worden, welnu, bedrieg haar dan. Er zijn variaties op zoals “de mensheid wil bedrogen worden, welnu bedrieg de mensen dan”.

Het klinkt niet onredelijk. Als je de werkwijzen en de loopbaan van con men zoals Piet Van Haut en Bernard Madoff bestudeert, dan zou je niet alleen denken dat het waar is dat mensen bedrogen willen worden, maar je komt in de verleiding om het ook eens te zijn met het cynische tweede deel van de uitspraak, namelijk dat mensen niet anders verdienen dan bedrogen te worden. Ik denk evenwel niet dat het klopt, noch het eerste deel, noch het tweede. Ik denk niet dat mensen het verdienen om bedrogen te worden, maar dat is hier nu mijn onderwerp niet. De vraag is of het klopt dat mensen bedrogen willen worden? Ik denk het niet. Mensen hebben net een sterke weerstand tegen bedrog, vinden het eerder verwerpelijk en onrechtvaardig als ze merken dat ze gedupeerd zijn. Onze kwetsbaarheid voor zwendelaars komt eerder voort uit het feit dat we snel geneigd zijn om mensen eerder te vertrouwen dan te wantrouwen, en uit onze behoefte om geloof te hechten aan wat mensen die ons vertrouwen inboezemen, ons vertellen. Kinderen komen niet ter wereld met een ingebakken scepticisme tegen wat hun ouders en andere personen uit de groep waartoe ze behoren, hen vertellen. Integendeel, het lijkt er eerder op dat men kinderen vrijwel alles kan wijsmaken. Daar zit een zinvolle evolutionaire logica achter: kinderen die twijfelen aan wat hun ouders hen vertellen, lopen gemiddeld een groter risico om hun jeugd niet te overleven dan kinderen die het ouderlijk gezag niet in vraag stellen. Ouders hebben het immers over het algemeen goed voor met hun kinderen en hebben over allerlei kwesties ervaring opgedaan en kennis verworven die kinderen nog niet bezitten. Kinderen doen er dus goed aan om hun ouders en andere gezagsdragers te vertrouwen. Volwassenen zijn ten gevolge van opgedane levenservaring uiteraard kritischer en sceptischer, maar ook wij houden er nog steeds van om te geloven in wat mensen die ons vertrouwen inboezemen ons vertellen. We kunnen immers niet alles zelf uitdokteren. Bovendien hebben de meeste mensen een optimistisch vertrouwen in abstracte concepten, zoals rechtvaardigheid en eerlijkheid. Het geloof dat uiteindelijk alles goed komt, houdt ons gaande in harde tijden. De overtuiging dat mensen over het algemeen eerlijk zijn, maakt het mogelijk dat we in groepen kunnen leven en samenwerkingsverbanden aangaan. Het is overigens waar dat onze dagelijkse contacten met vaak zeer uiteenlopende mensen lijken aan te geven dat ons vertrouwen in de mensheid terecht is. Al wordt er veel gelogen, we worden niet constant door iedereen bedrogen. De grote meerderheid van intermenselijke contacten verloopt positief en eerlijk. Het loont om overwegend eerlijk te zijn en om ervan uit te gaan dat je anderen over het algemeen kan vertrouwen. Dat zorgt voor wederkerig altruïsme, voor samenwerking en voor duurzame relaties en, op hoger niveau, voor hechte en sterke groepsverbanden. Maar net daarin schuilt onze kwetsbaarheid: de zwendelaar weet dat de meerderheid van de mensen die hij benadert, hem vanuit hun morele standaardpositie met vertrouwen tegemoet treden. Hij heeft dus al een voet binnen nog voor de deur goed en wel geopend is. Bovendien is een succesvolle con man getalenteerd in het bespelen van onze eigenschappen die ons natuurlijk vertrouwen sterker maken. Hij vertelt ons een aangrijpend of intrigerend verhaal waarin we worden meegezogen. Hij wekt sympathie op door iets ontroerends met ons te delen. Hij streelt onze ijdelheid of wekt bewondering op. Hij spiegelt ons iets aanlokkelijks voor, laat ons verstaan dat hij ons, en ons alleen, een unieke kans aanbiedt. Hij houdt ons een wortel voor waar we dwangmatig achteraan gaan. Veel slachtoffers getuigen achteraf, wanneer ze de harde realiteit van het bedrog hebben verwerkt en doorgeslikt, dat ze niet kunnen begrijpen hoe ze zo dwaas en machteloos werden door de praatjes van de zwendelaar. We doorzien allemaal gemakkelijk het bedrog als het een ander overkomt en zijn dan geneigd om meewarig het hoofd te schudden en luidop te verkondigen hoe ongelofelijk het is dat mensen zo dwaas kunnen zijn. Maar wie zelf door een gewiekste zwendelaar benaderd wordt, weet niet wat hem overkomt. De zwendelaar weet perfect, al dan niet intuïtief, hoe hij een zorgvuldig uitgekozen slachtoffer bespelen moet. De knop waarop geduwd moet worden kan hebzucht zijn, zoals Piet Van Haut me vertelde, maar evengoed kunnen mensen in de cognitieve valkuil terechtkomen doordat hun ijdelheid gestreeld wordt of omdat de zwendelaar hen het gevoel heeft uitverkoren te zijn. Bernard Madoff hoefde zelf nauwelijks nieuwe slachtoffers te zoeken. Ze boden zichzelf aan. Ze hoorden inside informatie over een geniale belegger die meer zekerheid bood en opbrengst realiseerde dan om het even wie. Maar de belegger is kieskeurig; hij gaat niet zomaar met om het even wie in zee. Je moet zijn vertrouwen winnen. Je moet uitverkoren worden om je geld aan hem te mogen afstaan, zodat hij het investeren kan. Een buitenstaander kan soms het onzinnige van die hele psychologische dynamiek zien, maar wie in het zwaartekrachtsveld van de zwendelaar terecht komt, prijst zich gelukkig te zijn opgenomen in de inner circle, en denkt tegelijkertijd dat het welverdiend is te zijn uitverkoren.

Lef en leugens en hoe ons te beschermen

De Russisch-Amerikaanse schrijfster Maria Konnikova wijst er in haar boek List & Leugen op dat we natuurlijk enkel kunnen praten over con men die ontmaskerd zijn. We hebben niet echt een idee hoeveel mensen er rondlopen die op basis van permanent liegen en bedriegen op grote schaal hun carrière uitbouwen. Dat is niet hetzelfde als het soort liegen dat we allemaal doen. Onderzoek toont aan dat leugens alomtegenwoordig zijn. In eenvoudige conversaties van tien tot twintig minuten duiken er spontaan meerdere op. Een voorbeeld: je voelt je niet goed in je vel omdat het al een tijdje fout loopt in je relatie of omdat je job je eigenlijk niet meer bevalt. Je wandelt in de stad, komt een ouwe vriend tegen en die vraagt je hoe het met je gaat. Eigenlijk gaat het niet erg goed, maar je hebt helemaal geen zin om uit te leggen hoe het zit en dus antwoord je spontaan en quasi onmiddellijk dat alles prima is. Het gesprek met je vriend is dus nog niet begonnen of je hebt al een leugen verteld. Ook aan onze partners, kinderen, vrienden en familie vertellen we geregeld leugens of halve waarheden. Als je kind vraagt wat je van zijn tekening vindt, of als je vriendin wil weten of dat nieuwe kapsel haar mooi staat, dan is het niet altijd even wijs om de waarheid en niets dan de waarheid te vertellen. Wie dat toch doet, in alle omstandigheden, geraakt al snel sociaal geïsoleerd. Een belangrijke subklasse van leugens en verdraaiingen is blijkbaar nodig voor normale sociale interacties. We mogen dit evenwel niet verwarren met het bedrog van zwendelaars en oplichters zoals ik die hierboven besproken heb. Con men zijn expliciet uit op het oplichten van mensen. Ze weten wie kwetsbaar is, bijvoorbeeld omdat iemand emotioneel in een zwakke periode zit door een transitie in het leven, bijvoorbeeld door een sterfgeval, een nieuwe job of een relatiebreuk. Ze weten wie ijdel is, en hoe ze dit kunnen uitbuiten, ze weten wie in wat gelooft, en kunnen daarop inspelen. In het algemeen zijn ze briljant in het creëren – in woorden wel te verstaan – van een alternatieve realiteit die ze vervolgens aan hun slachtoffer aanbieden. Je zou rijk kunnen zijn, je zou beroemd kunnen worden, je zou in een villa met zwembad moeten wonen, je verdient die erfenis van die buitenlandse oom van wiens bestaan je niet afwist en het is niet meer dan normaal dat die knappe blonde jongedame jou liefdesbrieven schrijft vanuit Kazachstan. Oplichters bieden ons ook zekerheid: die transitie waarin je je bevindt maakt je kwetsbaar, doet je aan van alles twijfelen, maar de oplichter weet wat je net dan nodig hebt. Zoals Piet Van Haut me vertelde, terecht denk ik, is het misschien wel de belangrijkste eigenschap van de zwendelaar dat hij over bijzonder veel lef beschikt. Je moet je durven uitgeven voor de CEO van een groot bedrijf, je moet jezelf durven voorstellen als de procureur-generaal, je moet een hotel durven binnenstappen als de zoon van een oliesjeik, je moet in staat zijn te beweren dat je een chirurg bent, terwijl je zelfs niet eens de middelbare school hebt afgewerkt. Wie een bijzonder grote eigendunk heeft en ervan uitgaat dat hij zo overtuigend is dat niemand zijn beweringen in vraag zal stellen, kan zeker overwegen om een zwendelaarscarrière te beginnen.

De vraag hoe we onszelf kunnen beschermen tegen zwendelaars, kan ik natuurlijk niet onbeantwoord laten. Het is geen eenvoudige vraag. De beste verdediging zit in zelfkennis en inzicht in de werkwijze van con men. Wat de zelfkennis betreft is het essentieel om te beseffen dat intelligentie ons niet immuniseert. Tot op zekere hoogte zelfs integendeel: slimme mensen vallen voor ingewikkelde constructies van zwendelaars, net omdat ze hun intelligentie aanspreken. Minder verstandige mensen vallen voor eenvoudige oplichterspraktijken. Uit onderzoek blijkt ook dat je niet noodzakelijk beter gewapend bent als je al een keer het slachtoffer werd van een oplichter. De logica lijkt hier te zijn dat mensen denken dat het hen onmogelijk een tweede keer kan overkomen. “Zo dom kan ik niet zijn, en bovendien heb ik geleerd uit mijn ervaring.” Niet dus. Dom of slim zijn speelt nauwelijks een rol en zwendelaars weten dat eerdere slachtoffers relatief makkelijk opnieuw te bedriegen zijn. Door alle sociale media maken we het fraudeurs ook steeds makkelijker: we zetten allerlei persoonlijke informatie op Facebook en andere media, zodat een zwendelaar weet wanneer je je in een transitie bevindt, hoe je je voelt, wat je interesses zijn, je zwakke plekken, … Veel makkelijker dan dat kunnen we het hen bijna niet maken. Het advies van privacy-experten om voorzichtig om te springen met persoonlijke informatie is volkomen juist.

Denk ook niet dat jij de zwendelaar zal herkennen wanneer je ermee te maken krijgt. Dat is niet zo. Onderzoek van psychologen zoals Paul Ekman toont aan dat het zo goed als onmogelijk is om te zien of iemand liegt. Toch denken we de signalen te herkennen. Onze gesprekspartner is zenuwachtig, durft ons niet in de ogen kijken, slaat de blik neer, heeft zwetende handpalmen, enzovoort. Er blijkt allemaal niks van aan te zijn. Ook de leugendetector, zo tonen studies aan, leert ons niets over het waarheidsgehalte van wat mensen zeggen. We overschatten systematisch onze mensenkennis. Sommige zwendelaars hebben psychopathische trekken: ze zijn zeer narcistisch, hebben geen empathie met hun slachtoffers, hebben weinig impulscontrole en houden ervan om de touwtjes in handen te hebben in sociale relaties. Bij enkelingen gaat dat bijzonder ver. Ik had het over Ferdinand Demara, die letterlijk met het leven speelde van zijn slachtoffers, gewonde soldaten aan boord van een Canadees oorlogsschip. Het is een vorm van voor God spelen, de ultieme droom van elke psychopaat. Je zou denken dat je iemand met dergelijke persoonlijkheidskenmerken snel doorziet, maar helaas, het klopt niet. Psychopaten hebben vaak een charme die als oppervlakkig wordt omschreven, maar blijkbaar is hun charme sterk genoeg om het ene na het andere slachtoffer te maken. En dat zolang ze niet opgepakt worden en in de gevangenis belanden.

Tot slot, naast inzicht verwerven in onze eigen zwakheden en in de manier waarop zwendelaars tewerk gaan, loont het om enkele van de vuistregels die ik eerder besprak voor ogen te houden. Zo heb ik erop gewezen dat buitengewone beweringen buiten-gewone bewijzen nodig hebben. Con men doen buitengewone beweringen. Ze komen er mee weg omdat ze niet gecontroleerd worden. Het klinkt ongelofelijk, maar Bernard Madoff bijvoorbeeld werd nooit grondig doorgelicht, waardoor hij decennialang ongestoord zijn ponzifraude kon uitvoeren. De subtiele ironie is natuurlijk dat we net het minst geneigd zijn om de sterkste uitspraken te controleren. Wie zich uitgeeft voor chirurg, zal het waarschijnlijk ook wel zijn – immers, wie zou zichzelf op een oorlogsschip als chirurg aanbieden terwijl hij van chirurgie het abc niet kent?

Ik breng ook even de uitspraak van David Hume in herinnering: “A wise man proportions his beliefs to the evidence.” Zwendelaars leggen zelden of nooit echte bewijzen voor over hetgeen ze beloven en beweren. Dat kan ook moeilijk, want de bewijzen zijn er niet. Vorig jaar berichtten de kranten over een Nederlandse meesteroplichter die in één weekend in enkele Belgische steden waaronder Gent, Brugge en Oostende ruim vijftienduizend euro verteerde zonder ook maar één euro te betalen. Hij huurde een limousine, ging uit eten in een driesterrenrestaurant en was klant bij een vip-escortbureau. Aan iedereen aan wie hij geld verschuldigd was, zei hij dat hij het al had overgeschreven. Als zogenaamd bewijs toonde hij telkens een vervalst overschrijvingsformulier. De man in kwestie bleek geen diploma te hebben, geen job en geen geld en hij woont bij zijn ouders in Nederland in een rijhuis. Toch zie je hem op foto’s op internet in dure pakken, poserend in een helikopter, achter het stuur van een Ferrari. In een krantenartikel over zijn passage in Vlaanderen wordt een gedupeerde als volgt geciteerd: “Ik heb mijn lesje geleerd. Een overschrijvingsformulier zal ik niet meer aanvaarden. Tegenwoordig kan je alles fotoshoppen. Als er geen geld op mijn rekening staat, zal ik de klanten vragen om cash te betalen.” Die man, hoe spijtig het ook is, heeft gelijk.

Ten slotte breng ik nog eens de kruiswoordraadselmetafoor in herinne-ring. Zwendelaars doen beweringen die op een woord lijken dat niet overeenkomt met de andere woorden in de puzzel. Tijdens financiële crisisperiodes was Bernard Madoff de enige investeerder die geen hinder ondervond. Iedereen in de financiële wereld had problemen en leed verlies, alleen Madoffs bedrijf bleef stabiel en bleef het voor de wind gaan. Overal zakte de rente op beleggingen, maar niet bij hem. Dit moet onze alarmbellen doen afgaan.
Maar toegegeven, het is moeilijk. Onze psychologische mogelijkheden hebben bugs en loopholes, en succes-volle zwendelaars hebben een feilloos instinct over hoe deze te vinden en uit te buiten. Het zijn over het algemeen ook goeie acteurs die emoties beter kunnen spelen dan ze zelf gewaarworden. Ze hebben een hoge eigendunk en veel zelfvertrouwen. Bovendien schatten ze de rest van de mensheid eerder laag in en kunnen ze dat goed verstoppen. Het zorgt er wel voor dat ze het gerechtvaardigd vinden om mensen te bedriegen, met als motto “ze moeten maar zo stom niet zijn”. De zwendelaar is ook trots op zijn talent om te bedriegen. Hij wil niet zomaar een oplichter zijn, maar een meesteroplichter. Hij vertoont geen normaal respect voor iedereen met een zekere autoriteit, heeft geen of weinig empathie en maakt zijn leven en handelingen ondoorgrondelijk. Nagenoeg iedereen kan nietsvermoedend in zijn net terecht komen. In Huckleberry Finn van Mark Twain doet een confidence artist de volgende uitspraak:

Ain’t we got all the fools in town on our side? And ain’t that a big enough majority in any town?

U bent gewaarschuwd.