Wie of wat is dat establishment? De leidende wetenschappelijke instellingen, zoals universiteiten, waar je niet binnen geraakt of in elk geval geen leidende functie verwerft als je te zeer tegen de gevestigde wetenschap ingaat. Het is de wetenschap van kantoren en oubollige vergaderzalen, van salongeleerden in een deftig pak, terwijl de pseudo’s zichzelf de allure van de moedige, hardnekkige, non-conformistische onderzoeker aanmeten. Zeg maar Indiana Jones (de laatste film Indiana Jones and the Kingdom of the Crystal Skull is trouwens regelrecht gebaseerd op een pseudo-wetenschappelijk thema) Zo wordt het vaak voorgesteld in stripverhalen en avonturenfilms. En zelfs in (pseudo-wetenschappelijke) documentaires. Wie herinnert zich de meermaals op tv vertoonde documentaire over het Orionmysterie, waarin de fantasten Graham Hancock, Robert Bauval en Anthony West als noeste terreinwerkers tussen de piramides van Gizeh wandelen terwijl ze hun verhaal vertellen. De enige kritiek die op hun opvattingen te horen is, komt van een geleerde die in kostuum een toespraak op een congres houdt. Dat is televisie!
Er is natuurlijk wel degelijk zoiets als een wetenschappelijk establishment: al die wetenschappelijke instellingen met hun bijbehorende bureaucratie. De universiteiten zijn het best gekend, maar de meest elitair ogende wetenschappelijke instellingen zijn de academies van wetenschappen. Elk land heeft wel een dergelijke academie. België heeft er uiteraard twee, plus nog eens twee academies voor geneeskunde. Meestal denken we dan aan deftige vergaderingen van geleerde grijsaards in pluche zetels die af en toe een prijs uitreiken.
Die academies hebben een zekere macht. Het zijn zowat de parlementen van de wetenschap. Vooral in de achttiende, begin negentiende eeuw waren ze de drijvende kracht achter het wetenschappelijk onderzoek. In de twintigste eeuw hadden ze de leiding van de wetenschap in de communistische landen, en bij de Russische Academie van Wetenschappen is dat min of meer nog altijd het geval. Omdat de meeste academies zichzelf door coöptatie aanvullen, is het normaal dat alleen gevestigde waarden er toegang toe krijgen.
Geen wonder dat de academies van wetenschappen wel eens de deuren gesloten hielden voor bizarre ideeën (hoewel er ook voorbeelden te vinden zijn waarin ze dat niet deden). De Franse academie van wetenschappen heeft daar een zekere reputatie in verworven. Bij de oprichting van de Académie royale des Sciences in 1666, door de befaamde minister Colbert, tot meerdere glorie van Lodewijk XIV, werd de astrologie als wetenschappelijke discipline uitgesloten. Dat was in die tijd niet evident, want astrologie was eeuwen als een serieuze wetenschap behandeld en zelfs toen waren er gewaardeerde geleerden die aan astrologie deden. De astrologen - en heus niet alleen de Franse - herinneren nog vaak aan deze uitsluiting om te kunnen beweren dat de astrologie door een louter politieke maatregel van Colbert haar status als wetenschap verloor. Het is waar dat de Académie royale des Sciences als een voorbeeld voor academies in de meeste andere landen zou gelden. Bovendien liet Colbert in 1683 ook de verspreiding van astrologische almanakken verbieden. Maar men moet oorzaken en gevolgen niet verwarren. De astrologie raakte in die tijd in diskrediet, zowel in de wetenschap als in de meer ontwikkelde kringen in het algemeen (schrijvers als La Fontaine en Swift maakten ze belachelijk). Het was die veranderende mentaliteit tegenover de astrologie die zorgde voor de houding van het “establishment”, en niet omgekeerd.
Diezelfde Académie des Sciences viel later op door haar afwijzende houding tegenover het bestaan van meteorieten. In een eerdere bijdrage wees ik er al op dat ze in de achttiende eeuw verklaarde dat stenen niet uit de lucht kunnen vallen. De aanhangers van de pseudo-wetenschappen herinneren daar vaak aan. Eerlijkheidshalve zouden ze er wel aan moeten toevoegen dat de academie niet lang volhardde in die afwijzende houding. In 1803 wijzigde ze haar standpunt nadat de briljante jonge fysicus Jean-Baptiste Biot - nota bene in opdracht van de academie - een onderzoek had ingesteld naar een steen die teruggevonden was na een schitterende meteorenregen. Dit voorbeeld toont aan dat dergelijke instellingen wel degelijk van mening kunnen veranderen als daar goede redenen voor zijn. En dat is essentieel: wetenschap corrigeert haar fouten terwijl pseudowetenschap blijft vasthouden aan voorbijgestreefde opvattingen.
Toch is die houding tegenover meteorieten regelmatig vergeleken met bijvoorbeeld de houding van de wetenschap tegenover UFO’s. Vooral het zogenaamde Condor-rapport uit 1968 werd zwaar op de korrel genomen. Dat rapport was het resultaat van het UFO-project van de universiteit van Colorado, het eerste grondig en multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek naar UFO-meldingen. Kort gezegd luidde de conclusie dat er met UFO’s niets bijzonders aan de hand is en dat het onderwerp geen verdere studie waard was. Dat beviel de UFO-gelovigen uiteraard niet en het was het begin van een jarenlange discussie. We moeten opmerken dat het hier niet ging om een zuiver wetenschappelijk onderzoek. Het Coloradoproject verliep in opdracht van de Amerikaanse luchtmacht, met als doel uit te maken of UFO’s een gevaar vormden voor de Amerikaanse nationale veiligheid. Het antwoord was negatief, en voor de luchtmacht was daarmee de kous af. Nu, veertig jaar later lijken de Amerikanen meer dan ooit overal bedreigingen voor hun nationale veiligheid ernstig te nemen, maar van UFO’s spreken ze niet meer.
Nog even terug naar de Parijse Académie des Sciences. Die besliste in 1775 om niet langer machines te onderzoeken die als perpetuum mobile werden voorgesteld. Een perpetuum mobile is een machine die eeuwig blijft draaien zonder dat er energie aan toegevoegd wordt. Volgens de wetten van de thermodynamica (de wet op het behoud van de energie en de entropiewet) is zoiets onmogelijk, maar die wetten werden pas in de negentiende eeuw geformuleerd. De academie had theoretisch gefundeerde redenen om het bestaan van een perpetuum mobile af te wijzen. Dus waren ze bevooroordeeld, zo horen we soms. Ervaren skeptici herinneren zich wellicht nog de uitvinder-kunstenaar Wessel di Wesseli, die beweerde dat hij een perpetuum mobile kon maken. Wie beweerde dat dit volgens de wetten van de natuurkunde onmogelijk was, kreeg een eigenaardige, maar moeilijk te weerleggen redenering te horen: die wetten, aldus de heer di Wesseli, waren het gevolg van de weigering van de academie om nog een perpetuum mobiel te aanvaarden en ze waren onjuist, omdat de beslissing van de academie ongegrond was. Een mooi staaltje van sofisme, maar wie de geschiedenis bestudeert, weet dat het niet klopt.
De academie had goede redenen om verder onderzoek naar een perpetuum af te wijzen. Ze besefte dat er zoiets als een behoud van mechanische energie bestond (al bestond er nog geen veralgemeend energiebegrip) en dat die energie in elke machine afneemt als gevolg van onvermijdelijke wrijving. Al eeuwenlang waren er ontelbare pogingen geweest om een perpetuum mobile te maken, aangemoedigd door allerlei beloningen die vorsten hadden uitgeloofd. De academie meende dan ook: “Dit soort onderzoek heeft het nadeel kostbaar te zijn. Het heeft meer dan één familie geruïneerd en vaak hebben de mechanici die grote diensten hadden kunnen bewijzen er hun fortuin, hun geld en hun genie aan verbruikt.” Kortom, de academie meende mensen tegen zichzelf te moeten beschermen
Om soortgelijke redenen weigerde de Franse academie - ook in 1775 - om nog voorstellen te onderzoeken voor de oplossing van twee beruchte problemen uit de klassieke meetkunde: de kwadratuur van de cirkel en de verdubbeling van de kubus. Hoewel er toen geen wiskundig bewijs bestond dat die constructies onmogelijk waren (dat zou pas veel later gebeuren, voor de kwadratuur van de cirkel pas in 1882), was iedere voorgestelde oplossing onjuist gebleken. De academici waren het beu om de zogenaamde oplossingen te bestuderen waarin steeds dezelfde fouten terugkwamen, te meer daar de bedenkers ervan vaak weigerden te aanvaarden dat ze fout waren, ook als dat zwart op wit was aangetoond. Hoewel de onmogelijkheid van de kwadratuur van de cirkel in 1882 definitief werd bewezen (en in de wiskunde staat “onmogelijk” echt voor onmogelijk) lopen er nog altijd kwadrateurs rond die erover klagen dat hun geniale vondst door het establishment wordt afgewezen.
Het is wellicht nuttig te onderstrepen dat een academie - of welke wetenschappelijke instelling dan ook - zich in dat soort gevallen niet uitspreekt als ultieme autoriteit in de wetenschap, want zo’n autoriteit bestaat eigenlijk niet en wetenschappelijke zekerheden worden niet vastgelegd door vergaderingen en stemmingen. Het gaat erom de overheid te adviseren over wetenschappelijke kwesties in het belang van de samenleving. Dat is trouwens een taak van academies.
In het verleden hebben sommige academies bovendien interessant onderzoek verricht naar pseudo-wetenschappelijke beweringen. Ik herinner aan het befaamde onderzoek van een commissie van - opnieuw - de Académie des Sciences naar de omstreden “magnetiserende” therapie van Franz Anton Mesmer. Recenter nog - rond 1955 - stelde de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen in opdracht van de regering een groot onderzoek in naar de realiteit en de geaardheid van aardstralen. De conclusie was dat het om pure fantasie ging. Dat onderzoek heeft de ongerustheid voor aardstralen in Nederland wel degelijk weggenomen, tenminste voor een tijd. De pseudo’s kunnen daar misschien de kwade wil van het establishment achter zien, maar de onderzoekingen verliepen volgens een voorbeeldige methode.
Als het gaat over de houding tegenover alternatieve geneeswijzen zijn de klachten over de druk van het establishment nog duidelijker. De artsen, zo wordt gezegd, werken de erkenning van alternatieve geneeswijzen tegen om hun belangen te verdedigen. Dat is niet helemaal onjuist, in de zin dat sommige groepen alterneuten die geen artsen zijn (zoals de osteopaten, voor de overgrote meerderheid kinesisten) ervoor ijveren om zelfstandig medische diagnoses te kunnen verrichten en dus het monopolie van de artsen te doorbreken. Maar dat heeft niets te maken met de discussie over de geldigheid van die geneeswijzen. Van zodra iemand wèl arts is mag hij in ons land - helaas - de meest gekke geneeswijzen uitoefenen. De Orde van Geneesheren - toch altijd voorgesteld als de voorhoede van het medisch establishment - heeft daar weinig problemen mee. Over de wetenschappelijke aspecten spreekt de Orde zich niet uit, wat strikt genomen ook zijn taak niet is. Het is opmerkelijk dat toen minister van Volksgezondheid Marcel Colla een tiental jaar geleden met zijn omstreden wetsontwerp over de erkenning van enkele “niet-conventionele geneeswijzen” voor de dag kwam, hij wel degelijk de mening van het wetenschappelijk establishment vroeg, te weten de diverse medische faculteiten in ons land en de twee koninklijke academies voor geneeskunde. Hun advies was even duidelijk als consequent: therapieën kunnen alleen maar worden erkend als hun werking wetenschappelijk is bewezen en dat was voor de voorgestelde geneeswijzen niet het geval. Colla was daar niet gelukkig mee en verweet de wetenschappers politieke bijbedoelingen. Waarmee hij zich inderdaad tegen het wetenschappelijk establishment keerde… zonder overigens op Indiana Jones te lijken.
© Tim Trachet. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd en/-of verspreid zonder schriftelijke toestemming of naamsvermelding van de auteur.