Voedingsmiddelen en supplementen
Bescherming van de consument tegen oneerlijke handelspraktijken is een prioriteit voor de EU. Sinds 2006 bestaat er een wettelijke EU-regeling betreffende reclame voor voedingsmiddelen en supplementen. Gezondheidsclaims zijn enkel toegelaten indien ze wetenschappelijk gestaafd zijn.
Wie wil beweren dat een bepaalde ziekte voorkomen kan worden door geregeld iets te eten of te slikken, moet dat bewijzen door een stevig wetenschappelijk dossier in te dienen bij de commissie EFSA, de European Food Safety Authority.
Alleen beweringen over het voorkomen van een aandoening zijn toegelaten. Beweringen over behandelen of genezen zijn verboden, want deze vallen onder de strenge regelgeving voor medicijnen. Handelaars die zeggen of op zijn minst suggereren dat hun voedingsmiddelen allerlei gezondheidsvoordelen bieden, zullen vanaf nu hun reclameslogans eerst moeten voorleggen aan de EFSA, die ze zal beoordelen op basis van de geleverde wetenschappelijke bewijsvoering. Enkel goedgekeurde beweringen mogen nog gebruikt worden, alle andere zijn verboden.
De EFSA beoordeelde in 2009 al meer dan 500 gezondheidsclaims over voedingsmiddelen. Twee derde daarvan werden afgekeurd. In februari 2010 publiceerde de organisatie een tweede reeks. Van de 416 ingediende slogans aanvaardt de EFSA er amper negen als afdoende bewezen, de rest werd afgekeurd. Dat was slecht nieuws voor de verkopers van groene thee, zwarte thee, antioxidanten, probiotica en nog veel meer. Ze zullen hun reclameslogans moeten inslikken en iets anders proberen. Naar verluidt liggen er nog meer dan drieduizend dossiers te wachten op goedkeuring.
De fabrikanten en verkopers krijgen nog wel even tijd, want er is een overgangsperiode, dus ze mogen er nog even op los fantaseren en mensen de hemel beloven. Vanaf 2011 zou de consument van voeding en supplementen echter beschermd zijn tegen leugens, misleiding en overdrijving.
Oneerlijke handelspraktijken
De EU is echt begaan met de consumenten en wil ze beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken. Die zijn specifiek bepaald in de Europese Richtlijn 2005/29/EG, een samenvattende brochure staat op http://ec.europa.eu/consumers/cons_int/safe_shop/fair_bus_pract/ucp_nl….
In de bijhorende zwarte lijst van “handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd”, zegt nr 17: “Bedrieglijk beweren dat een product ziekten, gebreken of misvormingen kan genezen”. Die richtlijn werd overgenomen in de Belgische wet op de oneerlijke handelspraktijken, aangenomen op 5 juni 2007, in werking sinds 1 december 2007.
De wet is dus heel duidelijk: beweringen over genezend vermogen zijn verboden, tenzij voor geregistreerde medicijnen, en die worden geregeld in aparte wetten.
Medicijnen
De wetgeving op erkenning van medicijnen is veeleisend en streng (EU Directives 65/65/EEC en 75/319/EEC en 89/341/EEC). Wie iets beweert over werking tegen ziekte of medische klacht, moet dat kunnen bewijzen. Sindsdien zijn er al duizenden producten uit de Europese apotheken verdwenen wegens onvoldoende werkzaamheid of veiligheid. Ook hier wordt de gebruiker goed beschermd.
Maar schijn bedriegt. In 1992 ( EU-richtlijn 92/73/EEC) werd een eerste eigenaardige uitzondering gemaakt op die strenge regels. Voor homeopathische en antroposofische middelen werd een speciale categorie gecreëerd. Wettelijk zijn het medicijnen, maar in tegenstelling tot normale medicijnen moeten ze geen enkel bewijs voor werking leveren. Dat werd indertijd gemotiveerd met de bewering dat er in de homeopathie geen ziekten worden behandeld, maar mensen. Ieder individu is verschillend, aldus het verhaal, dus kunnen we niet spreken over algemene werking of indicaties van een middel. Geen eenheidsworst, enkel een homeopaat kan pas na langdurige ondervraging bepalen welk middel die individuele klant nodig heeft. Het parlement heeft die uitleg geloofd en dus werd voor homeopathische middelen die speciale uitzondering bedacht, de “vereenvoudigde registratie”. De motivering daarvoor was dat een belangrijk deel van de bevolking naar homeopathie vraagt en die mensen hebben recht op kwaliteit. Bezwaren wegens het gebrek aan bewijs voor de werking van enig homeopathisch middel werden verworpen omdat homeopathie niet kan beoordeeld worden met “conventionele statistiek” (sic!).
Omdat er tevens een aantal geruststellende beperkingen werden opgelegd, is deze erkenning van producten die totaal of bijna geen werkzame stof bevatten, zonder al te veel tegenstand goedgekeurd in het Europees Parlement, mede dankzij de onvermoeibare inzet van enkele Belgische Groene parlementsleden.
Vermits de homeopaten zelf beweerden dat ze geen bewijs kunnen leveren voor een algemene werking, werd wel uitdrukkelijk verboden enige indicatie van ziekte of klacht te vermelden. Op de verpakking of bijsluiter mocht men enkel melding maken van de oorspronkelijke stof waarvan vertrokken werd en van het aantal keren dat er verdund en geschud werd. Geruststellend was ook dat er geen merknamen mogen gebruikt worden en dat het middel zo sterk moet verdund zijn dat het geen enkele werking kan hebben, zelfs niet bij inname van een volledige verpakking. Op de verpakking moet duidelijk de vermelding staan “homeopathisch middel zonder goedgekeurde therapeutische indicaties”.
De critici waren in slaap gesust door die garanties en de gelovigen waren gelukkig dat hun middeltjes waar niets in zit toch tot medicijn waren gedoopt. De industrie was gelukkig, want de weg naar onbelemmerde export lag open.
Verdunde eerlijkheid?
Al vanaf het begin werden die beperkende bepalingen uitgehold. Er werd al direct toegestaan om meerdere middelen te combineren in één flesje, de zogenaamde “complexe middelen”, en die mochten wel een commerciële fantasienaam krijgen. Hoe valt dit te rijmen met de bewering van de homeopaten dat elk middel zo verschrikkelijk individueel gekozen moet worden? Waarom zou men meerdere middelen combineren in één flesje? De reden was natuurlijk dat de homeopathische industrie deze producten toch op de markt wil brengen voor een medische indicatie, wat dan ook veelvuldig gebeurt. Die combi-middelen – “complexen” genaamd – worden vaak verkocht onder commerciële namen die erg suggestief zijn: ze beginnen met arterio-, arthro, cholester-, circulat-, gastr-, gynaeco-, oculo-, pectus-, klimakter-, lumbag-, laryng-, enzovoort.
Wie nog gelooft dat homeopaten hiermee geen indicaties voor een ziekte of een orgaan willen suggereren, is wel erg naïef. En dat alles gebeurt zonder een greintje bewijs voor de werking ervan.
De regel aangaande het verbod van de vermelding van enige ziekte werd in de praktijk ook systematisch overtreden door de fabrikanten, want boekjes met indicaties en lijsten van ziekten werden apart verspreid. Men behaalt de grootste verkoopscijfers door een middel dat aangeprezen wordt tegen griep en verkoudheid. Waarom is de individuele bepaling daar ineens niet meer belangrijk? Is het dan toch eenheidsworst?
De EU-richtlijn 92/73/EEC bevatte ook enkele vage, voor interpretatie vatbare zinnen over nationale tradities en verworven rechten voor middelen die reeds op de nationale markten zijn, en gaf de mogelijkheid aan individuele landen om speciale erkenningen toe te staan. In Nederland werd die uitweg al snel gebruikt om twee soorten homeopathische middelen te erkennen: die met en die zonder indicaties, alhoewel de bedoeling van de vereenvoudigde registratie toch duidelijk was dat men geen indicaties mocht vermelden. In de toelichting op de Nederlandse wet werd vermeld dat dit gebeurde om de exportmogelijkheden van de nationale homeopathische industrie te bevorderen (sic). SKEPP heeft indertijd hiertegen klacht ingediend bij de EU, maar zonder enig gevolg. We kregen zelfs geen antwoord.
De uitholling van de medicijnenwet gaat nog verder. De achterpoortjes in de 92/73/EEC richtlijn werden in 2004 (directieve 2004/27/EC artikel 15) bijna ongemerkt bekrachtigd en uitgebreid. De homeopaten mogen nu vereenvoudigd registreren en toch melding maken van ziekten of klachten, als ze kunnen aantonen dat het middel ooit “traditioneel homeopathisch” daarvoor gebruikt werd. Dat hoeven ze enkel aan te tonen door “bibliografie”! Het komt dus op het volgende neer: als men een boek(je) toont waarin staat dat een middel ooit gebruikt werd voor ziekte X, dan is het in orde en mag dat vermeld worden als medische indicatie. In meerdere landen (NL, VK) was hiertegen protest vanwege de experten in de farmacologie die in de commissies voor erkenning van geneesmiddelen zetelen. De Belgische Koninklijke Academie voor Geneeskunde heeft hierover zelfs een document met haar standpunt verspreid.
Er zijn in de EU dus strenge regels voor zowat elk handelsproduct, voor voeding, voor supplementen, voor bronwater en voor medicijnen. De burger iets op de mouw spelden is verboden en kan streng gestraft worden, maar de homeopathische lobby is erin geslaagd aan al die regels voor eerlijke handel of reclame te ontsnappen. Duizenden traditionele middeltjes zijn verdwenen uit de apotheken omdat men niet kon aantonen dat ze werkzaam zijn, maar de homeopathische industrie heeft die grote kuis goed doorstaan dankzij stevig lobbywerk van hun industrie en de groene partijen.
In hoeverre die vrijstelling van eerlijke informatie te rijmen valt met de wetten op eerlijke handelspraktijken, zou wel eens juridisch uitgeplozen mogen worden. Waarom zou elke producent of verkoper, dus ook de voedingsproducenten en supplementenverkopers, verplicht zijn het bewijs te leveren dat wat ze beweren ook waar is, maar de homeopaten niet? Waarom zouden de anderen zich niet beroepen op het principe van gelijkberechtiging en ook eisen dat ze “traditioneel” gebruik mogen vermelden als ze het ergens in een boek kunnen aanwijzen? Aan oude boeken vol oude wijsheden is er geen gebrek.
De belangrijkste blunder van het Europees Parlement was dat producten waarin geen of bijna geen actieve stof zit toch als medicijn worden beschouwd, zonder dat ze aan de regels voor medicijnen moeten voldoen. Zo ontsnapt de homeopathische industrie aan alle normen voor eerlijke reclame, zowel voor handel als voor medicatie, omdat ze zich op die “vereenvoudigde registratie” kan beroepen.
In België werd die EU-richtlijn omgezet naar een Koninklijk Besluit (14 december 2006) over geneesmiddelen, met een speciaal hoofdstuk voor homeopathische middelen. Wanneer is een geneesmiddel homeopathisch? “Als het homeopathisch karakter voldoende kan aangetoond worden”. Dit is echt een doordenkertje. Wat is het homeopathisch karakter van een water- en/of alcoholoplossing, of van suikerbolletjes? Dat is op geen enkele manier vast te stellen op het verkochte product. De verklaring dat ermee verdund en geschud werd, volstaat.
Alle lidstaten werden door de EU verplicht om speciale commissies voor de registratie van homeopathische middelen aan te stellen. Meestal zijn de leden professoren in de farmacologie of klinische farmacologen, naast ook zelfverklaarde homeopaten. Die speciale geneesmiddelencommissies moeten nu tegen heug en meug en onder protest “middelen” waar niets in zit, erkennen en registreren. Ze moeten het homeopathisch karakter ervan erkennen enkel op basis van verklaringen dat er voldoende mee geschud en verdund werd.
Dat Koninklijk Besluit van 14 december 2006 “betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik” zegt in Artikel 40 dat er medische indicaties mogen vermeld worden. Daarvoor is enkel een “gedegen bibliografie” vereist, wat dat ook moge betekenen. De term suggereert misschien wel dat men duidelijk wetenschappelijk bewijs voor werking moet leveren, maar het is niet meer dan aantonen dat een homeopaat het ooit voor een bepaalde indicatie heeft aanbevolen, en bovendien kan zowat iedereen zichzelf homeopaat noemen. De commissie moet dus nota nemen van die therapeutische indicaties en kan niet anders dan goedkeuren, ook al meent ze dat het klinkklare nonsens is.
In andere landen van de EU werden er vergelijkbare wetten opgesteld, omdat de directieve dwingend is. Ook daar groeit het protest van de ernstige farmacologen, maar de wet is de wet.
Een belangrijk aspect in de registratie van geneesmiddelen is de kwaliteitscontrole op het eindproduct. Die is hier echter onmogelijk, vermits de meeste homeopathische middelen zo sterk verdund zijn dat er geen spoor van enig actief middel in terug te vinden is. Er bestaat geen enkele manier om het eindproduct te onderscheiden van een ander “middel”, noch van het zuivere oplosmiddel of gewone suikerkorrels. Analyses op het afgeleverde product kunnen enkel vaststellen dat er niets in zit, iets zeggen over het oplosmiddel of onzuiverheden, maar absoluut niets over welk “medicijn” het zou zijn, noch over de “sterkte”, want er kan evenmin bepaald worden welke “potentie” het is. De potentie is de homeopathische manier om het aantal keren dat er verdund en geschud werd uit te drukken, en bepaalt de “sterkte van werking”. Hoe meer verdund en geschud, hoe sterker, stellen de homeopaten. De potentie vinden ze heel belangrijk, maar vermits er geen enkele aanwezige stof kan aangetoond worden, noch onderscheid met een ander “middel” kan gemaakt worden, valt die potentie evenmin te meten en blijft ze een illusie. Men kan om het even wat op het etiket schrijven en niemand kan bewijzen dat het niet waar is. Je kan het vergelijken met wijwater versus gewoon water. Er is geen verschil, enkel de getuigenis van de priester dat hij de nodige heilige formules heeft uitgesproken.
Wie het verschil kan aantonen tussen die hoogverdunde homeopathie en gewoon oplosmiddel, of het onderscheid kan maken tussen twee verschillende homeopathische middelen, kan nog steeds de SKEPP-prijs van 10.000 euro verdienen of de prijs van 1 miljoen dollar van het Randi-fonds.
Dat niemand dit onderscheid kan maken, werd al meermaals bewezen en een paar jaar geleden nog eens aangetoond door de BBC in het wetenschappelijk programma Horizon. De homeopaten hadden triomfantelijk beweerd dat ze met flow-cytometrie met zekerheid konden aantonen dat hun hoge verdunningen een duidelijk aantoonbare activiteit hadden, verschillend van het oplosmiddel alleen. Het geheugen van water (of van alcohol of suikerbolletjes) was volgens hen definitief bewezen. Ze hadden alle EU-ministeries aangeschreven met dit bericht en onmiddellijke erkenning geëist. De proef was volgens hen in verschillende Europese universiteiten met succes uitgevoerd. Skeptici geloofden er niets van en waren bereid 1 miljoen dollar neer te tellen als de homeopaten de test konden overdoen in het bijzijn van neutrale waarnemers. De BBC nam hen op hun woord en liet de test uitvoeren. Het bleek niet te werken, niet beter dan de toevalskans. Het miljoen dollar is nog steeds beschikbaar. De video van die uitzending is nog altijd te bekijken op YouTube (zoekterm BBC homeopathy).
We mogen niet beweren dat de homeopaten niet ernstig geprobeerd hebben, want enkele jaren geleden verscheen er een artikel in een homeopathisch tijdschrift dat verslag bracht van hun poging om middelen te onderscheiden met behulp van pendelen. Het lukte niet.
Pharmacopoeia
Een ander deel van deze verdunde saga is dat er nu een apart hoofdstuk homeopathie moet geschreven worden in de Europese Pharmacopoeia. Dat is een standaard referentieboek met alle objectieve gegevens over farmacologisch actieve stoffen, zoals identificatie, uitzicht, smeltpunt, fysische eigenschappen, bereiding en dosering. Vroeger had elk land zijn eigen Pharmacopoeia, maar die worden nu verenigd in een Europese. Voor homeopathie bestaat er enkel een Duitse en een Franse. De EU gaf de opdracht om ook voor homeopathische middelen de samenstelling (fabricatie) binnen de lidstaten te harmoniseren en een hoofdstuk homeopathie aan de EU-Pharmacopoeia toe te voegen. Een speciale werkgroep homeopathie werd opgericht. Het toezicht gebeurt door het EDQM (European Directorate for the Quality of Medicines) dat over de Pharmacopoeia waakt. Het eerste verslag daarvan, uit 2005, is te raadplegen op de EU-website: “Quality of Homeopathic Products in the New European Legislative Framework”, report of the proceedings 15 February 2005.
Hier volgen enkele staaltjes uit dit baanbrekend wetenschappelijk werk. Voor wie het nog niet wist, de bereiding van een homeopathisch middel vertrekt van een geconcentreerde moedertinctuur, de TM of Tinctura Matris. Dat kan een vloeistof zijn, een aftreksel in water of alcohol, maar ook een droog poeder dat niet oplosbaar is (bijvoorbeeld gemalen oesterschelp).
Het basisproduct kan zijn:
- dierlijk: kakkerlak, honingbij, slangengif, huidschilfers van een schurftlijder, …
- plantaardig: een hele reeks planten en vruchten
- levenloos: oesterschelpen, zeezout, zwavel, arsenicum, petroleum
Dit wordt dan meermaals verdund, in stappen, meestal in een verhouding van 1/10 of 1/100. Dat gebeurt in een vloeibaar oplosmiddel (alcohol of water) of met droog poeder (melksuiker = lactose), waarmee men dan verder verwrijvingen maakt. Na elke verdunning moet telkens hevig geschud worden om te “potentialiseren” of “dynamiseren”. De verdunningen gaan meestal veel verder dan het getal van Avogadro (een getal met 23 nullen), zodat er niets meer overblijft van de oorspronkelijke stof. In de homeopathie zijn getallen met honderden nullen geen uitzondering. Toch menen homeopaten dat het oplosmiddel een geheugen aan de stof behoudt en zelfs dat dit geheugen kan overgedragen worden aan suikerbolletjes, door de oplossing daarop te sprenkelen en dit te laten drogen.
Het verslag van de werkgroep homeopathische Pharmacopoeia is soms hilarisch. Ze slagen er zelfs niet in een consensus te bereiken over welk oplosmiddel te gebruiken om hun middelen te verdunnen, noch over welk deel van de plant te oogsten, noch over welk deel van de plant te gebruiken, noch over de samenstelling van hun suikerbolletjes, noch over duidelijke vertaling van hun potjeslatijn in exacte chemische terminologie. Het ene land gebruikte chloride, het andere chloraat. Ze willen dit nu diplomatisch oplossen door “de verschillende nationale homeopathische tradities allemaal te erkennen, want ze hebben toch alle bewezen dat ze werken”. Ook de definitie van wat nu een homeopathisch middel is, is schitterend: “een middel dat gemaakt werd volgens een homeopathische methode” (p. 18). En er zijn al 51 verschillende methodes gevonden, “alle gebaseerd op langdurige ervaring en traditie”. Er wordt ons ook nog eens aan herinnerd dat het moeilijk is om “conventionele statistische methodes” toe te passen op homeopathie (p. 27). Geen enkele verwijzing naar wat dan wel niet-conventionele statistiek zou zijn. Een ander pareltje van een uitspraak (p. 47) is dat “kwaliteit geen onafhankelijk streefdoel mag zijn” en dat dosering en effect “nog niet kunnen gemeten worden met de huidige (allopathische) parameters”, alsof dat een tekortkoming zou zijn van de normale wetenschap (die ze graag allopathie noemen). Ze vergeten te vermelden dat het met geen enkele methode lukt en dat er ook geen homeopathische analyse bestaat die dit kan, zelfs met pendelen lukt het niet.
Ook over de houdbaarheid wordt ernstig geschreven. Bij normale medicijnen moet de werkzaamheid regelmatig gemeten worden om na te gaan of ze met de tijd verandert, maar hoe doe je dat met iets wat al vanaf het begin geen enkele werkzaamheid heeft?
Elk normaal denkend mens zou nu concluderen dat er gewoon geen verschil is tussen gewoon water en homeopathisch water (of alcohol), maar de gelovigen blijven er magische eigenschappen aan toeschrijven, hoewel ze die op geen enkele manier kunnen aantonen.
Bewijs hoeft dus niet meer. Traditie volstaat. Zijn we weer op weg naar de Middeleeuwen?
We zijn verzeild in een kafkaiaanse toestand waarbij middelen verkocht worden als medicijn, terwijl niemand het onderscheid kan maken tussen dat middel en de drager (oplosmiddel, water, alcohol, suikerbolletje). Evenmin kan iemand het onderscheid maken tussen twee verschillende middelen. Dit lijkt ongeloofwaardig voor de 21ste eeuw, maar de geldprijzen van de skeptische verenigingen zijn ter beschikking van wie het onderscheid kan maken.
Dankzij de EU zijn we nu gerust dat de kleren van de keizer nog steeds onzichtbaar blijven. Dat ze wel van goede kwaliteit zullen zijn, dat is alvast een pak van het hart.
Wat er zou moeten gebeuren
Haal die middelen zonder inhoud noch werking uit de definitie van medicijn. Klasseer ze bij voeding of bij amusement en laat de regels van die categorieën ervoor gelden.
Het wordt hoog tijd dat de academies van wetenschappen van de EU-lidstaten gezamenlijk hun stem laten horen op het niveau van het Europees Parlement en dat ze aan deze volksverlakkerij een einde maken door die EU-richtlijnen te laten wijzigen of herroepen.
Wim Betz is emeritus diensthoofd van het centrum voor huisartsenopleiding aan de VUB. Hij is stichtend lid en voorzitter van SKEPP.