Homeopathie is een bereidingsmethode van een in te nemen middel. Eerst maakt men een geconcentreerde oplossing of mengeling, die men vervolgens verdunt. Daarna wordt die verdunning een ritueel aantal keren op een voorwerp geklopt, vervolgens weer verdund, daarna weer geklopt, enzovoort. Homeopaten gebruiken alles wat ze maar kunnen vinden als grondstof. Aanvankelijk waren het vooral stoffen die wel degelijk een farmacologische werking hebben, zoals kinine, belladonna of slangengif. Tegenwoordig gebruiken ze ook inerte stoffen zonder enige werking, zoals oesterschelpen, houtskool, water dat in de maneschijn heeft gestaan of zelfs stukjes van de Berlijnse muur. Daar schrijven ze dan allerlei, meestal gefantaseerde, werkingen aan toe.1
Door dat sterk verdunnen en kloppen zou het homeopathische middel op wonderlijke wijze de tegengestelde werking van de oorspronkelijke stof verkrijgen. De oorspronkelijke symptomen van de stof zouden dus ook verdwijnen. Dat wordt steeds opnieuw beweerd, maar is nog nooit bewezen.
Er bestaat geen enkele manier om objectief vast te stellen of een afgewerkt product homeopathisch geworden is en dus onderscheidbaar van een gewone verdunning. Een ander dogma van de homeopathie is de bewering dat een ‘gepotentieerde’ (meerdere malen verdunde en geklopte) stof een sterker effect heeft dan een minder vaak verdunde en geklopte stof. Deze voor de homeopathie fundamenteel belangrijke claim is evenmin bewezen.
Samuel Hahnemann (1755-1843), de uitvinder van de homeopathie, beweerde dat een homeopathisch geneesmiddel een mens gezond maakt door het positief beïnvloeden van de ontregelde vis vitalis of ‘levenskracht’. Dit is een belangrijk begrip in de antieke en middeleeuwse geneeskunde, die geen kennis had over de echte oorzaken van ziekten en ze ging zoeken in goddelijke en bovennatuurlijke invloeden of bedenksels zoals miasma (‘slechte lucht’) en levenskracht.
Verdund vergif
Laten we de esoterische onzin even opzijschuiven en nagaan wat er echt gebeurde. Hahnemann gaf aanvankelijk een actief middel aan zijn gezonde proefkonijnen, ook aan zichzelf. Een vergif doet wat de naam zegt: het vergiftigt mensen en wekt een reeks onaangename symptomen op. In hoge dosissen is het effect sterker, en door het te verdunnen wordt het effect zwakker. De proefpersonen werden dus gewoon ziek door het middel. Daarna gaf hij hen meer en meer ‘gepotentieerd’ (dus meer verdund) gif, waardoor het effect verzwakte en zijn patiënten uiteindelijk beter werden. Hij dacht dat hij hen gezond maakte, maar eigenlijk stopte hij hen te vergiftigen.
Misschien werd Hahnemann zich hiervan bewust naarmate hij ouder werd, want hij begon zijn middeltjes steeds meer te verdunnen. Uiteindelijk verliet hij de verdunning in stappen van 1 op 100 en propageerde hij de zogenaamde LM-verdunningen (telkens 1 op 50.000). Als je een stof zo een paar keer verdunt, blijft er gegarandeerd niets meer van over. Hij merkte zelf op dat de aggravaties daarna zo goed als verdwenen waren.2
Hoe zit het vandaag met de ‘beginverergering’?
Als een normale arts merkt dat de symptomen van een ziekte verergeren na toediening van een middel, besluit hij dat het middel geen effect had. De andere mogelijkheid is dat de ziekte niet wezenlijk veranderde of zelfs beter werd, maar dat het middel de patiënt zieker maakte. Als het om een homeopathisch middel gaat, dat geen werkzame hoeveelheden bevat, dan wordt niet aan die andere mogelijkheid gedacht en veronderstellen we dat de verergering niets met het middel te maken heeft.
Een fundamentele vergissing bij bijna elke kritiek op de homeopathie is de veronderstelling dat al hun middelen sterk verdund zijn. De Duitse skepticus Aribert Deckers bewijst aan de hand van citaten uit de boeken van de Deutsche Homöopathie-Union dat homeopaten ook sterke vergiften zoals kwik en arseen toepassen in vrij hoge en mogelijks zelfs dodelijke concentraties.3
Die vergiftiging door het homeopathisch middel zelf verklaart veel van Hahnemanns gegoochel met de ‘beginverslechtering’. Om dit te begrijpen, moet je het basisdogma van Hahnemann en bij uitbreiding alle homeopaten kennen: de similia-regel die stelt dat het gelijkende door het gelijkende wordt genezen. Als de klant bepaalde symptomen vertoont, moet de homeopaat het ‘simillimum’ zoeken en voorschrijven. Dat is het middel dat in geconcentreerde vorm dezelfde symptomen veroorzaakt of ze zo dicht mogelijk benadert. Het ‘beeld’ (het effect op een gezond persoon) van het middel moet dus zo goed mogelijk overeenstemmen met het beeld van de zieke.4 Die beelden staan in de homeopathische bijbels, de Materia Medica en het Repertorium. Dat middel wordt dan meestal sterk verdund toegediend, maar niet altijd.
Het is belangrijk om te beklemtonen dat de homeopathie de diagnose en de wetenschappelijke oorzaken van ziekten niet erkent. Ze verklaren die door de gestoorde vis vitalis, de levenskracht, die zij weer in orde moeten brengen. “Elk ziek individu is anders”, beweren ze en fier stellen ze dat “ze geen ziekten behandelen maar wel zieke mensen”. De remedie moet telkens individueel bepaald worden aan de hand van een langdurend gesprek, waarbij zelfs de inhoud van dromen of culinaire voorkeuren als ‘eet graag pikante worst’ een rol spelen in het bepalen van de meest geschikte remedie. De ontkenning van de oorzaak van de ziekten verklaart trouwens ook waarom zoveel homeopaten vaccinaties afraden.
Altijd prijs!
Het is dus mogelijk dat iemand die met een bepaald middel werd vergiftigd net hetzelfde middel toegediend krijgt door de homeopaat. Als dat in een niet of weinig verdunde vorm gebeurt, kan de toestand nog verslechteren. Een homeopaat kan niet onderscheiden of deze symptomen door het oorspronkelijke probleem of door de homeopathische vergiftiging worden veroorzaakt.
Homeopaten beweren dat zo’n verslechtering een teken is dat het lichaam goed reageert op de behandeling, maar dat de behandeling nu moet aangepast worden. Als hij dan overschakelt naar een homeopathisch sterker middel (maar dus wetenschappelijk gezien minder sterk) door een hogere potentiëring te gebruiken, vermindert het effect van de vergiftiging. Als er nieuwe symptomen bij komen, dan moet naar een juister en sterker middel worden gezocht.
De paradox is dat als volgens de regels van de geneeskunde, scheikunde en fysica een middel zwakker wordt door verwatering, het volgens de homeopathische logica net sterker geworden is omdat het meer ‘gepotentieerd’ is!
Commercieel gezien is de uitvinding van de beginverergering een geniale vondst. Als de toestand van de klant na inname van een middel (spontaan) verbetert, wordt er niet over gerept. Als de toestand verslechtert, is ook dat een bewijs van de werking: de ‘diepe werking’ van het middel en de genezing zullen immers volgen. Altijd prijs! Als de zieke toch nog blijft verslechteren, moet er een juister middel worden gezocht, en dat vraagt meer tijd. Zou dat verklaren waarom zo weinig homeopaten te vinden zijn in een afdeling spoedzorgen?
Historisch gezien was de beginverslechtering niet zomaar een excuus voor een farmacologisch ineffectief middel. Het was ook een alibi voor het feit dat de patiënt wordt vergiftigd door een homeopathisch middel, iets waaraan vooral Hahnemann zich met zijn lage verdunningen schuldig heeft gemaakt.
Vandaag is het gevaar op vergiftiging veel kleiner, omdat Europese en nationale wetten verbieden om homeopathische middelen die nog enig merkbaar farmacologisch effect hebben in de handel te brengen. Zwakke verdunningen, dat wil zeggen giftige stoffen, mogen niet verkocht worden in de apotheek en zijn dus niet als fabrieksproduct beschikbaar voor zelfmedicatie door leken. Ze mogen ook geen enkele melding maken van enige ziekte of klacht, want er zit niets in dat werkt. Als de verdunning toch nog een merkbaar werkzame stof bevat, valt het product onder de regeling voor normale medicijnen. In dat geval moet er aan heel wat kwaliteitsnormen voldaan worden, moet het identificeerbaar zijn en is ook een goedgekeurde bijsluiter vereist. Die regel geldt echter niet als een artshomeopaat magistraal voorschrijft, dus bereidingen door de apotheker laat maken. Ik heb meermaals voorschriften gezien waarmee sterke werkzame middelen werden voorgeschreven door een homeopathisch arts, en dat werd toch ‘homeopathie’ genoemd.
Sommige homeopathische groepen zijn niet te spreken over die Europese regels en eisen dat meer geconcentreerde middelen, zelfs moedertinctuur, in de handel mogen gebracht worden als HMP (homeopathisch medisch product). Ze lobbyen er dus voor dat homeopathische middeltjes zouden vrijgesteld worden van de strenge regels voor kwaliteit, informatie en veiligheid van farmaceutische producten. Ook vandaag kunnen we lezen in de raadgevingen van de homeopaten aan hun klanten: “bij beginverergering, raadpleeg uw homeopaat, die de dosis (= sterkte, potentie) zal aanpassen”5
Homeopathie is een van de meest succesvolle vormen van boerenbedrog in de geschiedenis van de geneeskunde. Miljoenen mensen geloven erin en besteden er elk jaar miljarden euro’s aan. Ook deze gelovigen laten zich niet van de wijs brengen door ‘vervelende feiten’ die hun geloof tegenspreken. Dit artikel is geïnspireerd op het artikel “Homöopathie: Das Rätsel der “Erstverschlimmerung” gelöst”6