Ieder diertje z’n pleziertje, zou je misschien denken, ware het niet dat vele zogenaamde aanvullende of alternatieve behandelingen niet alleen onzinnig zijn, maar ook potentieel schadelijk voor het welzijn van deze dieren (én voor de portemonnee van hun eigenaars).
Holistische versus reguliere diergeneeskunde?
Dierenartsen die naast wetenschappelijk onderbouwde therapieën ook alternatieve therapieën aanbieden, tooien zich graag met de titel ‘holistische dierenarts’. Holistische diergeneeskunde wordt dan geplaatst tegenover wat men soms ‘reguliere’, ‘traditionele’ of ‘conventionele’ diergeneeskunde noemt. In tegenstelling tot andere dierenartsen zouden holistische dierenartsen bij de behandeling van hun patiënten meer aandacht hebben voor het individu ‘in zijn geheel’. Hiermee wil men aangeven dat een holistische dierenarts zich steeds een volledig beeld tracht te vormen van de patiënt, door naast een grondig fysiek onderzoek ook het gedrag, de medische geschiedenis en omgevingsfactoren zoals dieet en stress te onderzoeken.
Volgens de American Holistic Veterinary Medical Association zou holistische diergeneeskunde minimaal invasief zijn en de nadruk leggen op empathie, liefde en respect1. Ook suggereert men wel eens dat, waar andere dierenartsen vooral aandacht zouden besteden aan de bestrijding van de symptomen van een ziekte, een holistisch werkende arts zich eerder richt op de onderliggende oorzaak van de ziekte, door alle aspecten van het leven van het dier te onderzoeken en met elkaar in verband te brengen2. Alternatieve therapieën zoals homeopathie en acupunctuur beantwoorden volgens deze artsen beter aan de holistische visie op diergeneeskunde dan de meeste andere, in de praktijk gangbare therapieën en zouden daarom onmisbaar zijn in een holistische praktijk.
Deze tegenstelling tussen holistische en reguliere diergeneeskunde is echter grotendeels misleidend. Een holistische visie hoeft immers niet in strijd te zijn met een praktijk die zich beperkt tot wetenschappelijk onderbouwde therapieën. Idealiter is alle diergeneeskunde effectief, veilig, empirisch onderbouwd én holistisch, in die zin dat ze alle aspecten van de patiënt in de context van zijn omgeving in overweging neemt. Onder meer de American Veterinary Medical Association benadrukt daarom dat er slechts één vorm van diergeneeskunde bestaat en dat er slechts één standaard is om haar beoordelen:
Alle behandelingen en modaliteiten moeten beoordeeld worden op basis van dezelfde criteria en moeten aan dezelfde standaarden voldoen. Beschrijvende termen zoals holistisch, conventioneel, traditioneel, alternatief, geïntegreerd of complementair bevorderen de kwaliteit van de aangeboden zorg niet en verdienen geen bijzondere overweging bij de beoordeling van de veiligheid en effectiviteit van deze behandelingen.3
De termen holistisch, alternatief en complementair lijken, net als in de menselijke geneeskunde, vooral bedoeld om te verhullen dat deze therapieën een gebrek aan empirische ondersteuning vertonen en vaak zelfs pseudowetenschappelijk van aard zijn.
Homeopathie en het placebo-effect bij dieren
Een veelgebruikt maar bedrieglijk argument ten gunste van één van de meest populaire alternatieve therapieën, de homeopathie, is dat we het therapeutisch succes ervan niet exclusief kunnen toeschrijven aan het placebo-effect, aangezien dieren zich niet bewust zijn van de behandeling die ze krijgen. Dit brengt ons bij het complexe onderwerp van het placebo-effect bij dieren.4
Omdat de term ‘placebo-effect’ niet steeds op dezelfde manier wordt ingevuld, is enige terminologische verduidelijking hier van cruciaal belang. Doorgaans gebruikt men de term om een subjectieve indruk van verbetering te omschrijven: omdat de patiënt ervan uitgaat dat hij een effectieve behandeling krijgt, voelt hij of zij zich beter (los van al dan niet objectief vaststelbare fysieke verbetering). Aangezien dieren naar alle waarschijnlijkheid geen bewuste verwachtingen of specifieke overtuigingen bezitten over hun ziekte of behandeling, is het bestaan van dit placebo-effect erg onwaarschijnlijk. Niet verwonderlijk dus dat er weinig wetenschappelijk bewijs bestaat voor deze vorm van placebo-effect bij dieren.
Het placebo-effect kan men echter ook ruimer begrijpen. Elk fenomeen dat ten onrechte werkzaamheid suggereert na een niet-werkzame behandeling kan als placebo-effect begrepen worden. Klassieke conditionering, bijvoorbeeld, zou een redelijke verklaring kunnen bieden voor vermeende placebo-effecten bij dieren. Bij klassieke conditionering treedt er een bepaalde lichamelijke reflex op in reactie op een geconditioneerde stimulus, bijvoorbeeld het rinkelen van een bel, door de associatie met een ongeconditioneerde stimulus, bijvoorbeeld het aanbieden van voedsel. Studies met dieren, zoals de befaamde studie met de honden van Pavlov, onderschrijven een dergelijk model voor placebo-effecten bij dieren. Hoewel klassieke conditionering dus mogelijk een rol speelt bij eventuele vertekeningen van klinisch onderzoek met dieren, ontbreekt op dit moment elk bewijs dat we therapeutische effecten bij dieren op een betrouwbare manier kunnen opwekken via conditionering.5
Er bestaat echter een ander fenomeen dat aanleiding kan geven tot een vertekening van de resultaten. Bij het zogenoemde ‘placebo by proxy’-effect treedt een vertekening op als gevolg van de therapeutische verwachtingen bij de waarnemer. Een waarnemer die ervan overtuigd is dat een therapie werkzaam is, zal geneigd zijn om betere resultaten te rapporteren, onafhankelijk van de werkelijke toestand van de patiënt. Dat risico is vooral aanwezig bij de behandeling van klachten die moeilijk objectief meetbaar zijn, zoals pijn en misselijkheid. Bovendien zijn dieren niet in staat om dergelijke inschattingen tegen te spreken.
Daarenboven wordt dit effect vaak versterkt door de afname van stress en angst bij eigenaars die positieve verwachtingen koesteren over het effect van een behandeling. Hierdoor zal ook het dier zelf minder stress en angst vertonen. Uit onderzoek blijkt immers dat onze aandacht en houding ten opzichte van dieren een meetbare invloed hebben op hun welzijn en gedrag. De positieve reacties van het dier op de optimistischer houding van de eigenaar kunnen de illusie wekken dat de behandeling effectief werkzaam is, hoewel het dier in werkelijkheid medisch onbehandeld blijft.
Zoals wel vaker voorkomt bij alternatieve behandelingen, blijkt uit gericht onderzoek naar de effectieve werkzaamheid van homeopathie bij dieren dat het vermeende therapeutische succes hoofdzakelijk gebaseerd is op anekdotes. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, bestaan er geen kwalitatieve studies die aantonen dat homeopathie ook maar enigszins helpt bij dieren6. Studies die een positief effect weten vast te stellen, vertonen in de regel een gebrekkige controle op effecten van vertekening, waaronder het eerder vermelde ‘placebo by proxy’7. Deze effecten zijn echter geen reden om aan te nemen dat homeopathie helpt bij dieren. Anders dan mensen genieten zij hoogstwaarschijnlijk zelfs niet het voordeel zichzelf voor de gek te kunnen houden met valse verwachtingen over de behandeling.
Acupunctuur bij dieren
Historisch gezien werd acupunctuur in China nooit toegepast op dieren. Toch zijn met de toenemende populariteit van acupunctuur in het Westen ook voor hen acupunctuurpunten bedacht. Volgens de meeste beoefenaars volstond het eenvoudigweg een extrapolatie te maken van kaarten met acupunctuurpunten bij de mens. De logica daarachter is echter zeer twijfelachtig. Zo lijkt het gebruik van een ‘galblaasmeridiaan’ bij acupunctuur voor paarden nogal zinloos, aangezien paarden geen galblaas hebben. Daarnaast is er bij dieren, evenmin als bij mensen, ooit enig bewijs gevonden voor de centrale concepten uit de acupunctuur, zoals vitale lichaamsenergie (ook wel chi of qi genoemd), yin/yang, meridianen of specifieke acupunctuurpunten.
Het gebrek aan een theoretische onderbouwing sluit natuurlijk niet uit dat een behandeling met acupunctuurnaalden toch werkzaam zou zijn. Studies van hoge kwaliteit bij mensen tonen aan dat acupunctuur voor de meeste condities niet werkt. Er bestaat enig bewijs van werkzaamheid voor de behandeling van bepaalde vormen van pijn en misselijkheid, maar ook hier is het bewijsmateriaal niet eenduidig. Naarmate er in studies een sterkere controle wordt uitgevoerd op placebo-effecten, zal de werkzaamheid van een acupunctuurbehandeling wellicht ook bij deze condities niet of hoogstens marginaal beter blijken dan een placebobehandeling.8
De werkzaamheid van acupunctuur bij dieren is op dit moment veel moeilijker te beoordelen. In vergelijking met de menselijke geneeskunde is het aantal betrouwbare studies in de diergeneeskunde veel beperkter. Dit geldt a fortiori voor het onderzoek naar alternatieve therapieën. Er bestaan nauwelijks betrouwbare studies naar de effectiviteit van acupunctuur bij dieren. De weinige beschikbare studies zijn over het algemeen van een te lage kwaliteit om een betrouwbaar oordeel te kunnen vellen. Een recente systematische review concludeerde bijgevolg dat ‘er geen dwingend bewijs bestaat om acupunctuur af of aan te raden bij om het even welke conditie bij gedomesticeerde dieren’.9
Op basis van onderzoek naar acupunctuur bij mensen zou men eventueel kunnen vermoeden dat ook bij dieren enige werkzaamheid te verwachten valt bij bepaalde vormen van pijn en misselijkheid. De overtuigingen en verwachtingen van de patiënten zelf lijken echter een grote rol te spelen in de effectiviteit van de behandeling. Vandaar dat het te betwijfelen valt of acupunctuur bij dieren dezelfde effecten teweeg zou brengen. Anderzijds worden de resultaten van een behandeling wel steeds beïnvloed door de verwachtingen en ervaringen van de verzorgers. Zij evalueren de effectiviteit van de therapie en nemen de medische beslissingen voor het dier. Een objectieve inschatting van de werkelijke effecten van een acupunctuurbehandeling wordt hierdoor erg moeilijk.
Diëten op basis van rauw vlees10
In veel van onze interacties met huisdieren speelt voedsel een belangrijke rol. Honden, bijvoorbeeld, reageren doorgaans ontzettend enthousiast wanneer hun voedsel wordt aangeboden. Met het oog op voedsel zijn ze vaak tot (bijna) alles bereid. Beloning met voedsel is om die reden een veelgebruikte techniek bij het trainen van honden. Daarnaast is het geven van voedsel ook een uitdrukking van affectie en een teken van goede zorg voor ons geliefde huisdier.
Omwille van deze emotionele connotaties zijn eigenaars van huisdieren erg begaan met de keuze van geschikt voedsel. De industrie speelde hier handig op in en biedt vandaag een ruim gamma aan commerciële diëten aan. Bij de consument worden deze veelal gepromoot door middel van allerlei gezondheidsclaims. Dankzij de regulering in de sector en de controle door officiële instanties zoals de EFSA (in Europa) en de FDA (in de VS) zijn deze claims over het algemeen echter relatief goed onderbouwd.
Niettegenstaande deze wetenschappelijke onderbouwing heeft de sector af te rekenen met enkele hardnekkige vooroordelen, vaak gevoed door ‘holistisch’ werkende dierenartsen en anderen die alternatieve therapieën aanbieden. Zo zou de sector enkel begaan zijn met de eigen winstmarges (en niet met het welzijn van de dieren). Commercieel droog- of blikvoer zou door het specifieke verwerkingsproces aanleiding geven tot allerlei voedingstekorten, gevaarlijke ingrediënten bevatten (volgens sommigen zelfs restanten van honden en katten), enzovoort. Deze opvattingen missen iedere basis en worden meestal verspreid ten voordele van alternatieve diëten op basis van rauw vlees.
Diëten voor honden en katten op basis van rauw vlees zijn tegenwoordig populair in alternatieve kringen. De argumentatie ervoor vertrekt traditioneel vanuit de opvatting dat het dieet van het dier best zo nauw mogelijk aansluit bij het dieet van zijn evolutionaire voorouder. In het geval van honden is dit de wolf. Op de website van Carnibest, een bekende producent van diëten op basis van rauw vlees, verwoordt de holistische dierenarts Tannetje Koning het als volgt:
Goede voeding voor de hond lijkt zoveel mogelijk op wat een wolf (of wilde katachtige) in het wild eet. Dat is de voeding waar het hondenlichaam op ingesteld is. […] Goede voeding bestaat dus uit vlees, rauw vers vlees met botten (al dan niet gemalen) en een verse gepureerde groentemassa die overeenkomsten vertoont met de darminhoud van prooidieren.11
Commerciële voedingsproducten bevatten geen rauw vlees of botten en bevatten ook allerlei ingrediënten (zoals gekookt graan) die niet voorkomen in het dieet van de wolf. Bovendien leidt het verwerkingsproces van dergelijke producten, waarbij het voedsel wordt verhit, volgens tegenstanders tot een tekort aan noodzakelijke voedingsstoffen12. Het gevolg is, zo beweert men, dat honden die gevoed worden met commercieel droog- of blikvoer allerlei kwalen ontwikkelen, zoals allergieën, artritis, huid-, maag- en darmklachten en – hoe kan het anders – kanker.
Het evolutionaire argument ter verdediging van een dergelijk dieet klinkt in eerste instantie misschien aannemelijk, maar wetenschappelijk houdt het weinig steek13. Gedomesticeerde honden stammen inderdaad af van een voorouder van de wolf, maar die vertakking dateert uiteraard niet van gisteren. Op basis van het huidig onderzoek is het moeilijk een eenduidig antwoord te geven op de vraag wanneer deze vertakking precies plaatsvond. Er zijn echter overtuigende aanwijzingen dat de huidige lijn van honden het resultaat zijn van een domesticatieproces zo'n 15.000 jaar geleden.. In die lange periode waarin honden samenleefden met mensen en ons eten deelden, werden ze blootgesteld aan verschillende factoren die door selectiedruk allerlei anatomische en gedragsmatige veranderingen veroorzaakten. Door het intensief selectief fokken namen de veranderingen bovendien nog sterker toe. Geen van die wijzigingen garandeert een betere adaptatie aan het dieet van de wolf, wel integendeel.
Zelfs indien honden wat betreft hun dieet functioneel equivalent zouden zijn aan wolven, dan zou het evolutionair argument nog steeds falen. Wat natuurlijk is, is daarom immers nog niet optimaal. Ziekte, parasieten en slechte voeding zijn allemaal factoren die een belangrijke rol spelen in de sterfte onder wilde populaties. De gemiddelde levensverwachting van wolven in het wild is dan ook aanzienlijk lager dan die van wolven in gevangenschap. Ironisch genoeg blijkt zelfs dat wolven in gevangenschap langer en gezonder leven wanneer ze gevoed worden met commercieel hondenvoer!
Die laatste vaststelling gaat meteen ook in tegen de wijdverspreide opvatting dat commerciële voedingsproducten voor honden ongezond zijn. Commercieel hondenvoer moet voldoen aan strenge Europese standaarden die gebaseerd zijn op uitgebreid wetenschappelijk onderzoek. De sector staat onder controle van het Europees Voedselagentschap (EFSA) en formuleert ook op eigen initiatief, in samenwerking met wetenschappelijke experts, richtlijnen aan haar leden op basis van het meest recente wetenschappelijke onderzoek inzake gezonde voeding14 De kwaliteit van commerciële voedingswaren wordt zowel voor als na verwerking grondig getest door laboratoria. Voederproeven gaan voorts de verteerbaarheid van de producten na en onderzoeken of ze voldoen aan alle nutritionele behoeften van honden.
Huisbereide of commerciële diëten op basis van rauw vlees worden daarentegen zelden getest op de mate waarin ze voldoen aan de nutritionele behoeften van honden. Wanneer dat toch al eens gebeurde, bleken ze de vereiste normen doorgaans niet te halen of net te overschrijden. Bovendien wijzen verschillende studies uit dat diëten op basis van rauw vlees ernstige risico’s inhouden voor de gezondheid van zowel huisdier als eigenaar(s), door de mogelijke besmetting met pathogene stammen van E. Coli, Salmonella en andere ziekteverwekkers. De botten die dergelijke diëten bevatten, kunnen bovendien gebroken tanden of geperforeerde darmen veroorzaken. Daarnaast ontbreekt elk bewijs voor de talloze voordelen die voorstanders ons voorspiegelen. Aan anekdotes van tevreden klanten is evenwel geen gebrek.
Met aantoonbare risico’s, een gebrek aan bewijs voor de voordelen en een rammelende theoretische achtergrond is er geen reden om alternatieve diëten op basis van rauw vlees aan te raden. De American Veterinary Medical Association nam daarom onlangs een richtlijn aan die diëten op basis van rauw vlees voor honden (en katten) afraadt en waarschuwt voor de eraan verbonden risico’s.
Besluit
Het domein van de alternatieve diergeneeskunde is te uitgebreid voor een exhaustieve behandeling. Dit artikel beperkte zich tot een aantal van de meest populaire therapieën en opvattingen: homeopathie en het placebo-effect bij dieren, acupunctuur en alternatieve diëten op basis van rauw vlees. Talloze andere onbewezen en pseudowetenschappelijke theorieën en overtuigingen kwamen hier niet ter sprake, al verdienen ze stuk voor stuk een afzonderlijke behandeling. Voorbeelden zijn het verzet tegen vaccinatie bij dieren, alternatieve therapieën zoals chiropraxie, fytotherapie (veelal met Chinese kruiden), voedingssupplementen, Bachbloesemtherapie, aromatherapie en feromoontherapieën.
Naast onbetrouwbare anekdotische succesverhalen (vaak te verklaren als ‘placebo by proxy’) ontbreekt meestal elk bewijs van werkzaamheid voor deze behandelingen. Toch moet men zich hoeden voor al te voorbarige conclusies. In de diergeneeskunde is de hoeveelheid kwalitatief onderzoek naar alternatieve behandelingen in de regel te klein om echt betrouwbare conclusies te kunnen trekken. Louter op biologische grond zal de ene alternatieve behandeling echter (on)waarschijnlijker zijn dan de andere. Bovendien moet men ook de mogelijke risico’s die gepaard gaan met alternatieve behandelingen in rekening brengen.
Wie graag meer wil lezen over alternatieve diergeneeskunde raad ik tot slot de website www.skeptvet.com aan, alsook de artikels van de Amerikaanse skepticus en dierenarts Brennen McKenzie op www.sciencebasedmedicine.org. De uitgebreide informatie die u daar terugvindt is altijd toegankelijk geschreven, accuraat en prima gedocumenteerd en vormt een uitstekende bron voor de skeptische dierenliefhebber.
Met dank aan Prof. Frank Ödberg en Dr. Brennen McKenzie.
Voetnoten
- Zie www.ahvma.org/index.php?option=com_content&view=article&id=67&Itemid=132.
-
Zie bijvoorbeeld de uitleg over holistische (dier)geneeskunde op de website van de American Holistic Veterinary Association of op die van de Belgische holistische dierenarts Geert Adriaenssens.
-
Zie AVMA Alternative and Complementary Therapies Task Force (June 2001). ‘An Insight into the AVMA Guidelines for Complementary and Alternative Veterinary Medicine’. J. Am. Vet. Med. Assoc. 218 (11): 1729–30.
-
Zie McMillan, FD (1999). ’The Placebo Effect in Animals’. J Am Vet Med Assoc, 215(7), 992-9.
-
Zie www.ukskeptics.com/article.php?dir=articles&article=it_works_in_animals.php en www.skeptvet.com/index.php?p=1_10_Veterinary-Homeopathy. [nvdr: inmiddels niet meer onlne beschikbaar]
-
Merk op dat er nog een hele reeks andere factoren zijn die een rol kunnen spelen in de vertekening van de resultaten van een behandeling maar die hier onvermeld zijn gebleven: het natuurlijk verloop van een ziekte, het Hawthorne-effect (het effect van louter het feit dat een interventie plaatsvindt, los van de eigenlijke effecten van de interventie op zich), enzoverder.
-
Zie pp. 106-113 in Singh, S. & Ernst, E. (2009). Trick or treatment. Alternative medicine on trial. Londen: Corgi Books.
-
Zie Habacher, G., Pittler, M.H. & Ernst, E. (2006). ‘Effectiveness of acupuncture in veterinary medicine: A systematic review’. Journal of Veterinary Internal Medicine, 20 (3), 480-488.
-
De informatie in deze sectie is voor een groot deel gebaseerd op het uitstekende artikel ‘Raw meat and bone diets for dogs: it’s enough to make you BARF’ van Brennen McKenzie. U vindt het volledige artikel, samen met de nodige referenties, terug op www.sciencebasedmedicine.org.
-
Op de website van de Belgische holistische dierenarts Geert Adriaenssens vindt men een gelijkaardige argumentatie.
-
Daarnaast hoor je regelmatig dat rauw voedsel, in tegenstelling tot de steriele commerciële voeding, onvoldoende ‘levensenergie’ bevat (zie bijvoorbeeld opnieuw de website van Carnibest). Het concept ‘levensenergie’ heeft echter wetenschappelijk geen grond en is hooguit pseudowetenschappelijke prietpraat.
-
Merk overigens op dat honden ondanks hun taxonomische classificatie onder de carnivoren, en in tegenstelling tot wat vaak wordt verondersteld, geen obligate carnivoren zijn (zoals leeuwen), maar omnivoren of facultatieve carnivoren.